De lange weg naar Worms: kerkhervormer Maarten Luther en het protestantisme
Aan het einde van de vijftiende eeuw maakte Europa een culturele, wetenschappelijke en mentaliteitsverandering mee. Wetenschappelijke en filosofische ideeën uit de oudheid werden aangehaald om natuurlijke verschijnselen te verklaren. Daar bleef het niet alleen bij. Deze teksten uit de oudheid werden verder door ontwikkeld en toegepast. De wetenschap begon centraal te staan in de manier waarop er naar de wereld werd gekeken. Het gevolg was dat ook vanuit dit nieuw verworven perspectief naar de kerk werd gekeken. Via een aantal literatuurstudies werd de bijbel vertaald. Binnen het protestantisme zouden deze vertaalde bijbels centraal staan, aangezien gelovigen zelf de bijbel moesten kunnen lezen om achter het ‘ware’ geloof te komen. Dat was tot dan toe onmogelijk geweest aangezien de bijbel in de ‘geleerde taal’ was geschreven: het Latijn.
Onvrede
Aan het begin van de zestiende eeuw was er veel onvrede over het optreden van de kerk. Latijnse bijbelstudies hadden duidelijk gemaakt dat de organisatie van de kerk, een aantal van de heilige handelingen, heiligenverering en de zelfverrijking van de kerk in de vorm van de aflatenhandel; nergens in de bijbel goed werden gekeurd of terug waren te vinden. Maarten Luther uitte deze onvrede in een aantal stellingen over het geloof in 1517. Deze stellingen moesten de misstanden van de kerk aankaarten en het kerkelijk gezag in Rome aansporen veranderingen door te voeren. Luthers protest had niet het gewenst effect. De kerk wilde geen gehoor geven aan zijn smeekbede. Maarten Luther richtte zich daarom tot de verschillende vorsten in het Heilige Roomse rijk (HRR), die onder het gezag van de Duitse keizer Karel V stonden, om het geloof te veranderen.
De vorsten in het HRR hadden al tijden met lede ogen gekeken naar de zelfverrijking van de katholieke Kerk. Dit was echter niet de voornaamste reden om in opstand te komen tegen het pauselijk gezag. De keizer van het HRR kreeg de macht om over de Duitse vorstendommen te regeren van de Paus, die het uit de naam van God schonk. Door achter Luthers visie op het geloof te gaan staan en daardoor te erkennen dat het katholieke geloof niet het ware geloof was, hoefden de Duitse vorsten ook niet bang te zijn voor religieuze gevolgen wanneer ze in opstand kwamen tegen hun keizer. Een opstand vanuit de protestantse geloofsovertuiging zou ook betekenen dat ze geen politieke verantwoording meer hoefden af te leggen aan de katholieke keizer en in de praktijk weer onafhankelijk konden regeren. Kiezen voor Luthers visie op het geloof, oftewel het protestantisme, was dus heel praktisch voor deze Duitse vorsten.

Bijbels werden tijdens de renaissance in de 16e eeuw vertaald naar verschillende volkstalen. Een van die volkstalen was het Duits.
Veranderend geloof
De katholieke Kerk reageerde niet op de door Luther verwachte manier. In plaats van veranderingen door te voeren binnen de katholieke Kerk, werd Luther door de Paus geëxcommuniceerd in 1521. Hierdoor maakte hij officieel geen deel meer uit van de katholieke Kerk. De keizer van het Heilige Roomse rijk wilde de chaos in zijn rijk zo snel mogelijk beteugelen. Hij wilde dat Maarten Luther voor de Rijksdag in Worms zou verschijnen om zichzelf, zijn opstandige ideeën en zijn visie op het geloof nader toe te lichten. Luther zou de kans geboden worden om achter zijn ideeën te blijven staan of ze naast zich neer te leggen om weer tot de katholieke Kerk toe gelaten te worden.
Maarten Luther wilde hier mee instemmen, mits hij een vrijgeleide zou krijgen. Het was in de 16e eeuw niet ongebruikelijk om ketters onder een vredesbanier te lokken en dan hardhandig te doen laten bekeren of te straffen voor hun alternatieve geloof. Op het gezag van de keizer werd aan Luther beloofd dat hem niets zou overkomen op weg naar Worms.
Tijdens de zitting van de Rijksdag werd Luther gevraagd naar zijn opvattingen over het geloof en zijn werken die hij daarover geschreven had. Tevens werd hem de vraag voorgelegd of hij bereid was deze ‘ketterse beweringen’ te erkennen als leugens. Luther antwoordde:
‘Tenzij ik overtuigd zal worden door de getuigenissen van de bijbel of door logische redenatie, ben ik gebonden door de bijbel die ik geciteerd heb en door het woord van God […], daardoor kan ik niet, noch is het juist tegenover God en mijn geweten, om mijn geschriften te herroepen. Zo waarlijk helpe mij God. Amen.
De Rijksdag verklaarde Luther een ketter en moest over zijn lot beslissen. Nog voordat er een officiële uitspraak was gedaan, vluchtte Luther naar Wittenberg.
Nasleep
Keizer Karel V verklaarde na de zitting van de Rijksdag, met het Edict van Worms, Maarten Luther vogelvrij. Het was nu de taak van elke inwoner van het Heilige Roomse Rijk om Luther te straffen voor zijn ketterse praktijken en zijn geschriften te verbranden. Het Edict zou echter grotere gevolgen hebben. Omdat Karel V zich achter de paus schaarde zonder concessies te doen, was de religieuze en politieke scheuring van Karels rijk een feit. Vorsten die eerst onderdanen waren geweest van Karel, konden door de protestantse visie op het geloof in opstand komen zonder ‘Gods woede op de hals te halen’. De Nederlandse opstand van 1568-1648 is daar maar een voorbeeld van.
Ondanks dat de katholieke Kerk niet wilde veranderen, zag ze in dat verandering noodzakelijk was om haar wereldlijke macht te behouden. Een teruglopend aantal katholieke gelovigen betekende immers het teruglopen van de politieke macht en invloed van de katholieke Kerk in de wereld.
Literatuur
Leppin, Volker. Maarten Luther biografie van een hervormer: denker, monnik, rebel. Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 2017.
Plumb, J.H. The Penguin book of the Renaissance. New York: Penguin Books, 1964.