De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Hoofdvragen
Welke omstandigheden hebben geleid tot het uitbreken van een opstand in de Nederlanden?
Hoe verliep de Nederlandse Opstand tegen Filips II die uiteindelijk in 1588 leidde tot het uitroepen van een republiek?
Wat waren de politieke, economische, sociale en culturele oorzaken voor het ontstaan van de Nederlandse Gouden Eeuw en wat waren de gevolgen van die eeuw voor diezelfde gebieden?
- 14 De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
- 17 Het begin van staatsvorming en centralisatie.
- 21 De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
- 22 Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
- 24 De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse republiek.
- 25 Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
Klik op de video om alle leerteksten te beluisteren.
1. Begin van de opstand
- Kan aangeven dat de centralisatie van de Habsburgers leidde tot onvrede in de Nederlanden.
- Kan aangeven dat het instellen van Collaterale Raden in 1531 past bij het centralisatiebeleid van Karel V.
- Kan uitleggen dat het ontstane protestantisme en Luthers verschijning voor de Rijksdag in 1521 tot onrust leidde in het Habsburgse Rijk van Karel V.
- kan aangeven op welke manier de onvrede over de kettervervolging zich geleidelijk uitbreidde in de periode 1566-1568.
- kan aangeven op welke manier Willem van Oranje reageerde op de komst van de hertog van Alva naar de Nederlanden (1567).
- kan uitleggen dat de instelling van de Raad van Beroerten (1567) past bij de centralisatiepolitiek en bij de godsdienstpolitiek van Filips II.
- kan aangeven dat het jaar 1572 een omslagpunt betekende in de Opstand.
- kan een reden geven waarom het uitroepen van Willem van Oranje tot stadhouder door de Staten van Holland (1572) een opstandige daad was.
Luther, Calvijn en de Reformatie
Het centralisatiebeleid van Karel en Filips
Het begin van de Nederlandse Opstand
- Leerdoelen
- Kan aangeven dat de centralisatie van de Habsburgers leidde tot onvrede in de Nederlanden.
- Kan aangeven dat het instellen van Collaterale Raden in 1531 past bij het centralisatiebeleid van Karel V.
- Kan uitleggen dat het ontstane protestantisme en Luthers verschijning voor de Rijksdag in 1521 tot onrust leidde in het Habsburgse Rijk van Karel V.
- kan aangeven op welke manier de onvrede over de kettervervolging zich geleidelijk uitbreidde in de periode 1566-1568.
- kan aangeven op welke manier Willem van Oranje reageerde op de komst van de hertog van Alva naar de Nederlanden (1567).
- kan uitleggen dat de instelling van de Raad van Beroerten (1567) past bij de centralisatiepolitiek en bij de godsdienstpolitiek van Filips II.
- kan aangeven dat het jaar 1572 een omslagpunt betekende in de Opstand.
- kan een reden geven waarom het uitroepen van Willem van Oranje tot stadhouder door de Staten van Holland (1572) een opstandige daad was.
- Extra uitleg
Luther, Calvijn en de Reformatie
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.Het centralisatiebeleid van Karel en Filips
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.Het begin van de Nederlandse Opstand
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In de vijftiende en zestiende eeuw werd in de Nederlanden de positie van de stedelijke burgerij sterker door de opbloei van handel en nijverheid. Die positie werd alleen maar versterkt door privileges af te kopen bij een landsheer, waaronder stadsrechten waardoor burgers hun eigen belastingen mochten bepalen en innen. In ruil daarvoor kreeg de heer een deel van de belastingafdrachten of een eenmalige som geld. In de praktijk ging de burgerij steeds minder belasting afstaan aan de landsheer, oftewel de rechtmatige vorst van het gebied. De Habsburgse Karel V werd tijdens zijn leven landsheer van uiteindelijk alle 17 gewesten van de Nederlanden. Hij voerde een regeerbeleid om vanuit één centraal punt te regeren: een centralisatiebeleid. Karels politieke, economische en religieuze beleid zouden centraal geregeld worden. Dit beleid bedreigde sommige van de stedelijke privileges die zijn onderdanen hadden verworven in ruil voor belastingafdrachten, waaronder de belastingprivileges. Karel besloot de bestaande privileges van de burgerij te negeren. Ook zij moesten belasting betalen. Daardoor liep de economische zelfstandigheid van de burgerij gevaar. Daarnaast besloot de Habsburgse vorst wetten in te voeren die geldend waren voor al zijn onderdanen. Bovendien scherpte hij zijn religieuze beleid aan.
Bekijk de digitale kaart om een overzicht te krijgen van de Nederlanden. Welke gebieden zouden een rol gaan spelen in de Opstand?
De Nederlandse Opstand – later omgedoopt tot Tachtigjarige Oorlog – begon als een meningsverschil over de manier waarop de overheid moest reageren op de aanhang voor het protestantisme onder een minderheid van de Nederlandse bevolking. Discussies over het geloof hadden in het begin van de 16e eeuw tot een scheuring binnen de rooms-katholieke kerk geleid. Maarten Luther verkondigde dat de machtsaanspraken en zelfgemaakte wetten en regels van de kerk onterecht waren. Alleen de bijbel was richtinggevend en moest daarom in de volkstaal worden verspreid. Die protestantse boodschap werd verspreid via de nieuwe media: pamflet en boek. De katholieke vorst Karel V verzette zich tegen deze protestantse boodschap. Karels rijk was immens groot. Het bestond uit volken met vele culturen en talen. De enige verbindende factor tussen deze volken was het katholieke geloof. Bovendien werd er vanuit de katholieke kerk verkondigd dat de koninklijke macht om te regeren direct afkomstig was van God. Zouden Karels onderdanen twijfelen aan het katholieke geloof, dan zouden ze ook kunnen twijfelen aan de Karels rechtmatige plaats op de troon. Maarten Luther zocht en vond steun voor zijn opvattingen bij Duitse vorsten. Het gevolg was dat in het hele Duitse gedeelte van Karels rijk opstanden uitbraken, vaak geleid door plaatselijke Duitse prinsen die een mogelijkheid zagen zich vrij te vechten en een eigen staat te stichten. Als reactie op Luthers protesten en de opstanden tegen zijn gezag, scherpte Karel zijn godsdienstige beleid aan: ketters en protestanten zouden streng vervolgd worden. Hierdoor kwam naast politieke en de economische zelfstandigheid, ook de religieuze zelfstandigheid van zijn onderdanen in gevaar. Ondanks Karels religieuze beleid werd in 1555 met behulp van de opstandige Duitse vorsten de afspraak ‘cuius regio eius religio’ afgedwongen in de Vrede van Augsburg: dat de vorst het geloof van zijn onderdanen voortaan bepaalde.
In de Nederlanden kreeg een andere protestantse kerkhervormer, Johannes Calvijn, meer volgelingen dan Luther. Anders dan Luther vond Calvijn het goed dat zijn volgelingen zich zo nodig zonder toestemming van de overheid of een vorst organiseerden, om zo een eigen geloofsgemeenschap te vormen die zichzelf kon besturen. In de Nederlanden was dat van groot belang. De calvinistische geloofsovertuiging zou de legitimatie vormen voor de opstand tegen Karel V en later zijn zoon Filips II, want Karel V en Filips II vervolgden alle ketters streng. Bestaande privileges moesten daarvoor wijken. Veel Nederlanders twijfelden aan de zin van strenge vervolging en waren bezorgd over de aantasting van hun privileges en vrijheden. De adel diende in april 1566 een verzoek in om de ketterwetgeving te laten opheffen. Een tijdelijke opschorting van de ketterwetgeving leidde echter tot meer calvinistische activiteit, aangezien de calvinistische leer het samenkomen van haar volgelingen aanmoedigde zelfs zonder de goedkeuring van een vorst. De religieuze onvrede en de strenge vervolgingen leiden uiteindelijk tot de Beeldenstorm (1566). Filips II gaf de adel hiervan de schuld. Hij stuurde Alva, de hertog van Parma, om orde op zaken te stellen. Die stelde de Raad van Beroerten in, die hard optrad tegen de daders van de beeldenstorm en ook bij katholieken impopulair was. Duizenden edelen vluchtten naar het buitenland, waaronder Willem van Oranje. Oranje riep vanuit Duitse ballingschap op tot verzet, maar vond weinig weerklank, waardoor zijn eerste invasies tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) mislukten. Hij riep de hulp in van zeerovers en vrijbuiters: de watergeuzen. Oranje gaf de watergeuzen toestemming een guerrilla te voeren in de Nederlanden en op zee. Na verdere onrust in de Nederlanden, lukte het de watergeuzen in 1572 een opstand te ontketenen in Holland, Zeeland en een aantal steden elders in de Nederlanden. Een deel van de Statenvergadering van Holland riep Oranje uit tot stadhouder om uit naam van deze ‘opstandige gewesten’ de oorlog tegen Filips II voort te zetten.
2. De Opstand leidt tot het ontstaan van de Republiek, 1572-1588
- Kent het standpunt van Willem van Oranje over de aanpak van godsdienstige tegenstellingen in de Nederlanden in het begin van de opstand
- kan uitleggen waarom Willem van Oranje niet voor een religieuze maar voor een nationale invalshoek koos in de opstand.
- Kan aangeven tegen wie de opstand in het begin was gericht volgens de propaganda van de Oranjepartij.
- kan de plundering van Antwerpen (1576) door huurlingenlegers van Filips II in verband brengen met de Pacificatie van Gent (1576).
- kan uitleggen dat de Pacificatie van Gent een succes was voor Willem van Oranje.
- Kan een oorzaak noemen voor het uiteenvallen van de Pacificatie van Gent.
- Kan aangeven wat wordt bedoeld met de Unie van Utrecht (1579)
- Kan aangeven dat de opstellers van het Plakkaat van Verlatinge (1581) uitgingen van een contracttheorie.
- Kan aangeven welk gevolg de mislukte zoektocht naar een nieuwe landsheer had voor de staatsvorm die in 1588 ontstond.
- Kan beredeneren dat er meerdere jaren zijn die als beginpunt van een Nederlandse staat kunnen worden gezien: 1579, 1581,1588 en 1648.
- Kan het militaire succes van de Republiek in de oorlog tegen Filips II in de periode 1588-1598 verklaren.
Het verloop van de Nederlandse Opstand
- Leerdoelen
- Kent het standpunt van Willem van Oranje over de aanpak van godsdienstige tegenstellingen in de Nederlanden in het begin van de opstand
- kan uitleggen waarom Willem van Oranje niet voor een religieuze maar voor een nationale invalshoek koos in de opstand.
- Kan aangeven tegen wie de opstand in het begin was gericht volgens de propaganda van de Oranjepartij.
- kan de plundering van Antwerpen (1576) door huurlingenlegers van Filips II in verband brengen met de Pacificatie van Gent (1576).
- kan uitleggen dat de Pacificatie van Gent een succes was voor Willem van Oranje.
- Kan een oorzaak noemen voor het uiteenvallen van de Pacificatie van Gent.
- Kan aangeven wat wordt bedoeld met de Unie van Utrecht (1579)
- Kan aangeven dat de opstellers van het Plakkaat van Verlatinge (1581) uitgingen van een contracttheorie.
- Kan aangeven welk gevolg de mislukte zoektocht naar een nieuwe landsheer had voor de staatsvorm die in 1588 ontstond.
- Kan beredeneren dat er meerdere jaren zijn die als beginpunt van een Nederlandse staat kunnen worden gezien: 1579, 1581,1588 en 1648.
- Kan het militaire succes van de Republiek in de oorlog tegen Filips II in de periode 1588-1598 verklaren.
- Extra uitleg
Het verloop van de Nederlandse Opstand
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.

Bron 5. [klik voor meer informatie] – Willem van Oranje, één van de twaalf edelen in de Raad van State. Deze raad, tezamen met de Geheime raad en de Raad van Financiën, vormden de Collaterale Raden van Karel V waarmee hij de Nederlanden bestuurde als onderdeel van zijn centralisatie politiek.
Oranje voerde een effectieve propagandaoorlog. Omdat hij een zo breed mogelijk draagvlak wilde voor de Opstand, koos hij niet voor een religieuze, maar voor een nationale invalshoek. Hij riep ‘Nederlanders’ op hun ‘vaderland’ te beschermen tegen ‘vreemde’ Spanjaarden, maar de koning zelf bleef aanvankelijk buiten schot. Willem van Oranje was de vertrouweling geweest van Filips’ vader Karel V. Door die vriendschap met Karel V had Willem moeite met openlijk kwaad te spreken over Karels zoon Filips.
De huurlingenlegers van Filips II werden slecht betaald en er braken steeds meer muiterijen uit. De muitende soldaten trokken al plunderend door de gewesten. Daarom sloten de tot dan toe aan Filips II loyale gewesten – die grotendeels katholiek waren – zich aan bij de Opstand, in 1576 bij de Pacificatie van Gent, op voorwaarde dat het katholicisme bij hen werd gehandhaafd. Dat bleek niet te lukken en radicale calvinisten namen in veel plaatsen – vaak gepaard met bloedige vervolgingen van de katholieken – in Brabant en Vlaanderen de macht over. Katholieken werden daardoor afgeschrikt en waren bereid vrede te sluiten met de koning. De Opstand viel in 1579 uiteen en de overgebleven opstandige steden en gewesten sloten zich aaneen in de Unie van Utrecht Unie van Utrecht, om een front te blijven vormen tegen Filips II. Twee jaar later werd Filips II officieel afgezworen. De Staten-Generaal van de opstandige gewesten beredeneerde deze revolutionaire daad door de koning te vergelijken met een slechte herder die zijn schaapjes (het volk) had verwaarloosd. Filips II had zich immers niet gehouden aan de vrijheden en voorrechten van de gewesten. Dat had hij wel beloofd toen hij de kroon overnam van zijn vader Karel V.
De opstandige gewesten kregen het moeilijk. Oranje werd in 1584 vermoord, in 1585 viel Antwerpen weer in Spaanse handen en de zoektocht naar een staatshoofd die Filips II zou kunnen vervangen en de vrijheden van de Nederlanden wel intact zou laten, leverde niets op. Engelse militaire en economische steun gaf de opstandige gewesten de kans zich te herstellen en vanaf 1588 een levensvatbare Republiek te gaan vormen. In de jaren daarop slaagde de Republiek erin terrein terug te winnen, vooral omdat Filips II op te veel fronten tegelijk oorlog voerde. Hij kreeg te maken met problemen in de Spaanse koloniën in Zuid-Amerika, nieuwe opstanden in zijn Duitse gebieden, Engeland als vijand en de Ottomanen die een militaire campagne hadden opgezet tegen de Katholieke Filips. De soevereiniteit van de Republiek werd in 1596 door Engeland en Frankrijk erkend maar pas in 1648, met de Vrede van Münster, werd de internationale erkenning algemeen.
3. Het ontstaan van de Gouden Eeuw in de Republiek, 1588-1648
- Kan uitleggen dat het ontbreken van een feodale traditie en de moedernegotie bijdroegen aan de commercialisering van de landbouw in Holland en Zeeland met als gevolg de bloei van nijverheid en handel.
- Kan aangeven dat de Val van Antwerpen (1585) bijdroeg aan de economische bloei van Holland en Zeeland.
- Kan verantwoordelijkheden van de Staten-Generaal, Gewestelijke Staten, de raadpensionaris en de stadhouder noemen en aangeven dat zij vaak samenwerkten, maar elkaar ook beconcurreerden.
- Kan aangeven dat de Republiek in staatkundig en religieus opzicht een bijzondere plaats innam in Europa.
- Kan een militaire- en een economische reden noemen van de Staten Generaal om het monopolie op de handel met Azië aan de VOC te geven.
- Kan een reden noemen waarom stadsbestuurders buitenlandse kooplieden goede faciliteiten boden.
- Kan aangeven dat de economische bloei bijdroeg aan de bloei van de schilderkunst en van uitgeverijen in de Republiek.
- Kan een godsdienstige en een economische reden van migranten noemen om zich in de Republiek te vestigen.
- Kan aangeven dat het verplaatsen van het VOC-handelscentrum van Amsterdam naar Batavia door J.P. Coen past bij het ontstaan van een wereldeconomie.
- Kan uitleggen waardoor er een einde kwam aan de periode van economische bloei tegen het einde van de zeventiende eeuw.
Het bestuur van de Republiek
- Leerdoelen
- Kan uitleggen dat het ontbreken van een feodale traditie en de moedernegotie bijdroegen aan de commercialisering van de landbouw in Holland en Zeeland met als gevolg de bloei van nijverheid en handel.
- Kan aangeven dat de Val van Antwerpen (1585) bijdroeg aan de economische bloei van Holland en Zeeland.
- Kan verantwoordelijkheden van de Staten-Generaal, Gewestelijke Staten, de raadpensionaris en de stadhouder noemen en aangeven dat zij vaak samenwerkten, maar elkaar ook beconcurreerden.
- Kan aangeven dat de Republiek in staatkundig en religieus opzicht een bijzondere plaats innam in Europa.
- Kan een militaire- en een economische reden noemen van de Staten Generaal om het monopolie op de handel met Azië aan de VOC te geven.
- Kan een reden noemen waarom stadsbestuurders buitenlandse kooplieden goede faciliteiten boden.
- Kan aangeven dat de economische bloei bijdroeg aan de bloei van de schilderkunst en van uitgeverijen in de Republiek.
- Kan een godsdienstige en een economische reden van migranten noemen om zich in de Republiek te vestigen.
- Kan aangeven dat het verplaatsen van het VOC-handelscentrum van Amsterdam naar Batavia door J.P. Coen past bij het ontstaan van een wereldeconomie.
- Kan uitleggen waardoor er een einde kwam aan de periode van economische bloei tegen het einde van de zeventiende eeuw.
- Extra uitleg
Het bestuur van de Republiek
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.

Bron 10. Door val van Antwerpen (1585) als gevolg van de de afsluiting van de Schelde, vluchten veel handelaren en ambachtslieden naar Amsterdam waaronder veel Joden. Zij namen hun handel met zich mee. Hierdoor ontstond een grote Joodse gemeenschap in Amsterdam.
De Opstand viel in de Noordelijke Nederlanden samen met een periode van economische groei. De graanhandel met het gebied rondom de Oostzee, beter bekend als de moedernegotie, maar ook het ontbreken van een feodale traditie maakten dat in de Nederlanden boeren eerder gingen specialiseren en toelegden op commercialisering van de landbouw. Nederlandse boeren gingen immers niet alleen produceren om in hun eigen levensonderhoud te voorzien of die van de plaatselijke edelman, maar ook om goederen te verkopen. Bovendien was een gedeelte van de boeren in de Nederlanden vrij. Zij hoefden niet te luisteren naar een adellijke heer. Daardoor konden ze zelf bepalen wat ze verbouwden en de manier waarop. Van die specialisatie profiteerden ook de nijverheid, scheepsbouw en handel. Tijdens de oorlogsjaren werd er door de opstandelingen gebruik gemaakt van economische oorlogsvoering. De afsluiting van de rivier de Schelde was zo’n economische maatregel. De afsluiting van de Schelde en de daarmee gepaard gaande instroom van tienduizenden immigranten uit de Zuidelijke Nederlanden gaf Hollandse en Zeeuwse steden een economische stimulans, aangezien deze migranten ook de Antwerpse handel met zich mee trokken.
De Republiek was een unie van zeven zelfstandige gewesten. Wetgeving, rechtspraak en belastingheffing vielen onder de gewestelijke verantwoordelijkheden. De gewesten hadden elk hun eigen Statenvergadering, waarin meestal zowel de belangrijkste steden als de adel waren vertegenwoordigd. Zo’n vergadering stond bekend als de Gewestelijke Staten. In principe waren alle gewesten gelijk aan elkaar, maar in de praktijk waren Holland en Zeeland het machtigst. Vooral in de gewesten Holland en Zeeland hadden de vertegenwoordigers van steden veel macht. Deze steden werden bestuurd door de regenten, die zitting namen in zowel de Gewestelijke Staten als de Staten-Generaal. De Staten-Genraal waren verantwoordelijk voor het militair en buitenlands beleid. Ondanks het overwicht van Holland – die deze ontleende zijn economische rol – konden beslissingen alleen genomen worden met draagvlak in alle gewesten, waardoor er veel onderhandeld moest worden. De landsadvocaat (na 1621 de raadpensionaris genoemd) van de (Gewestelijke) Staten van Holland speelde bij die onderhandelingen een leidende rol. De Staten van de gewesten kozen een stadhouder die opperbevelhebber van het Staatse leger was en sommige stadsbestuurders benoemde.
Lange tijd bleef de oorlog tegen Spanje en daarmee het overleg over militair en buitenlands beleid de belangrijkste gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gewesten. In de loop van de tijd werden de gezamenlijke verantwoordelijkheden wat uitgebreid. De Staten-Generaal gaven de in 1602 opgerichte VOC een monopolie op de handel met Azië. De Staten-Generaal moesten de VOC blijven controleren of het de staatsbelangen wel bleef behartigen. Ook en voerden de Staten-Generaal het beheer over de Generaliteitslanden.
Tijdens het Twaalfjarig Bestand nam de religieuze en politieke verdeeldheid in de Republiek toe. Katholieken werden minder getolereerd. Desondanks bleef de Republiek de meest tolerante staat op het gebied van godsdienst. Niet-calvinisten mochten hun geloof blijven uitoefenen, als zij dat maar niet in het openbaar deden. De raadpensionaris en de stadhouder begonnen zich echter steeds minder tolerant te gedragen ten opzichte van elkaar. Zij maakten ruzie over wie de politieke macht had in de Republiek. Dit zorgde voor verdeeldheid onder de inwoners van de Republiek. Welke kant moesten zij kiezen: de kant van de raadpensionaris (staatsgezind) of die van de stadhouder (prinsgezind)?
De handelsbelangen van de regenten en de noodzaak inkomsten te hebben voor de oorlogsinspanningen wogen zwaar mee in het beleid van de Republiek. De economie groeide en in die groeiende economie waren migranten nodig die arbeid konden verrichten of handelsbelangen met zich mee konden brengen. Stadsbestuurders gaven daarom buitenlandse kooplieden goede faciliteiten, waaronder relatief vergaande religieuze vrijheden. Ondanks dat de officiële staatsgodsdienst het calvinisme was, werden andere geloven gedoogd. Omdat de welvaart relatief groot was, ontstond in de commerciële economie van de Republiek een markt voor luxegoederen; naast drukwerk werden er miljoenen schilderijen gemaakt, die bij gewone mensen thuis hingen.
Het einde van de Gouden Eeuw volgde tegen het einde van de zeventiende eeuw toen de positie van de Republiek in toenemende mate werd bedreigd door de opkomst van Engeland en Frankrijk. Deze twee landen wisten door snellere schepen op economisch gebied beter te concurreren met de handelaren van de Republiek.
Literatuur
Geschiedenis Havo/Vwo, Syllabus Centraal examen 2017, Domein A en B van het Examenprogramma.
Blom, Hans. Geschiedenis van de Nederlanden. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff, 2005.
Palmer, R. R., Colton, J., en Kramer, Loyd. A History of the Modern World. Boston: Mc Graw Hill, 2007.