Collaterale Raden: Karels centralisatie
In 1506 erfde de jonge Karel V de heerschappij over de Nederlandse gewesten, waarmee hij de geschiedenisboeken zou ingaan als de machtigste heerser van Europa sinds Karel de Grote. Karel de V erfde op vroege leeftijd een uitgestrekt koninkrijk, waaronder de Nederlandse gewesten, Spanje en het Heilige Roomse Rijk. Het bestuur van zo’n groot rijk bracht uitdagingen met zich mee, gezien de diversiteit van Karels onderdanen in afkomst, cultuur en taal. Om zijn onderdanen te verbinden, verspreidde Karel het katholieke geloof door zijn hele rijk. Het geloof moest het rijk verenigen en een gevoel van saamhorigheid onder de inwoners bevorderen. Een andere verbindende factor moest de rijkspolitiek worden.
In de vroege middeleeuwen was het gebruikelijk dat adellijke heren politieke besluiten zelf namen of daar plaatsvervangers voor gebruikten, evenals het innen van belasting. Met een rijk dat zich uitstrekte van Azië, Afrika tot Amerika was het voor een vorst echter onmogelijk dit zelf te doen. Karel kon moeilijk zelf rondreizen om overal belasting te innen en zijn politiek beleid uit te voeren. In 1531 besloot hij daarom het bestuur in zijn rijk te reorganiseren. Hij benoemde plaatsvervangers in alle bestuurlijke gebieden, waar nog geen plaatsvervanger aanwezig was, met de titel landvoogd(es). Deze plaatsvervangers moesten namens Karel regeren. Daarnaast richtte hij in sommige gebieden bestuurlijke organen op, die Karel of zijn plaatsvervanger van bestuurlijke, politieke en economische informatie en advies moesten voorzien. Deze reorganisatie stelde Karel in staat vanuit één punt te regeren en maakte het rondreizen door zijn rijk grotendeels overbodig. Dit werd ook wel centralisatie genoemd.
De Nederlanden
In de Nederlanden creëerde Karel V drie regeringsraden die de Nederlandse landvoogd van advies moesten voorzien: de Raad van State, de Geheime Raad en de Raad van Financiën, gezamenlijk bekend als de Collaterale Raden. De Raad van State was de belangrijkste regeringsraad en bestond uit twaalf hoge edelen, bevoegd om buitenlandse zaken te regelen en namens de landvoogd oorlog te voeren.
De Geheime Raad fungeerde als een juridisch adviesorgaan met geleerden die verschillende vormen van recht hadden bestudeerd. Deze raad moest op het gebied van justitie en binnenlandse zaken de landvoogd adviseren of namens hem het bestuur op deze gebieden regelen.
De Raad van Financiën, bestaande uit drie hoge edelen bijgestaan door financiële deskundigen, had als taak de landvoogd financieel advies te geven of namens hem de overheidsfinanciën in het gebied van de vorst te regelen. In de praktijk bekeek deze raad de economische situatie in het gebied, waarna de edelen op basis daarvan het bedrag bepaalden dat door Karels regering zou worden geïnd als belasting.
Zaden van onrust
Deze Collaterale Raden veroorzaakten veel onrust in de Nederlandse gewesten halverwege de 16e eeuw. De adel was gewend geraakt aan het bepalen van het bestuur, en met de centralisatie van Karel V moesten zij veel macht inleveren. Bovendien leidde de nieuwe Raad van Financiën tot belastingheffing onder de stedelijke burgerij, wat verontwaardiging veroorzaakte. Veel burgers hadden belastingen afgekocht bij plaatselijke heren, waardoor ze waren vrijgesteld van belastinginning. Dit gold echter niet voor de belastingen van Karels centrale regering, die door de centrale overheid werden geïnd. Hierdoor voelden veel burgers zich verraden in hun rechten. Dit gevoel van verraad vormde uiteindelijk de basis voor de Nederlandse Opstand in 1568.
Literatuur
Blockmans, Wim. Karel V: keizer van een wereldrijk 1500-1588. Dordrecht: Omniboek, 2017.
Blom, Hans. Geschiedenis van de Nederlanden. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff, 2005.
Deursen, A. Th. van. Willem van Oranje: een biografisch portret. Amsterdam: Prometheus, 2016.