Cognitieve ontwikkeling van pubers: succeservaringen in het onderwijs
Adolescentie is de overgangsfase tussen kind zijn en volwassenheid. Het is tevens een periode van ontwikkeling en aanpassing aan de maatschappij, waarbij aspiraties en lange termijn doelen worden opgesteld. Jongeren, ook wel pubers genoemd, zijn bezig te ontdekken wat het betekent om binnen een sociale structuur te functioneren en binnen deze structuur voort te bewegen.
Van kind naar volwassene
De transitie fase van puber naar volwassene gaat gepaard met sociale en hormonale schommelingen, die vaak weer gepaard gaan met gedragsveranderingen. Het is voor pubers lastig om lange termijn doelen te stellen. Het hersengedeelte dat verantwoordelijk is voor die doelstellingen is bij pubers nog niet ontwikkeld genoeg. Tijdens de adolescentieperiode ontwikkelen de hersenen van een puber zich in een gestaag tempo, dat bepalend is voor de mate waarin hij meer cognitieve controle krijgt over zijn brein. In het kort betekent dit dat hij lange termijn doelen kan opstellen en naar deze doelen toe kan gaan werken. Het behalen van een doel gaat gepaard met het gevoel van succes. Zo’n succeservaring heeft als functie lange termijn doelen en planningen van relevantie te voorzien. Een puber zal haalbare doelen, waar hij al eerder een succeservaring mee behaald heeft, van een hogere prioriteit voorzien dan een doel waarvan hij het uiteindelijke resultaat niet van kan inschatten.[1]
Het gevoel van succeservaring neemt af naarmate de puber richting volwassenheid gaat. Bij volwassenen is deze succeservaringen nauwelijks nog meetbaar, wanneer de hersenen via een MRI zouden worden geanalyseerd.[2] Succeservaringen en de prikkels die de hersenen hierdoor ontvangen staan aan de basis van de cognitieve ontwikkeling van een puber.
Lange tijd is het al duidelijk dat tijdens de adolescente periode, pubers steeds meer cognitieve controle verkrijgen over hun hersenen. Ze kunnen hun eigen denkproces beheersen en benoemen. Deze cognitieve controle vormt de drijfveer van de hersenen om steeds meer vaardigheden eigen te maken, wanneer deze drijfveer wordt geprikkeld door succeservaringen binnen het ontwikkelingsproces. Cognitieve controle is dan zowel de katalysator van de ontwikkeling, als het doel van de ontwikkeling. Pubers kunnen dan uiteindelijk deze nieuwe vaardigheden in verschillende sociale contexten toepassen.[3]
Recent onderzoek door E. Crone heeft aangetoond dat verschillende leeftijdsfases binnen de adolescentieperiode, verschillende niveaus kennen van cognitieve controle.[4] Een meisje in de leeftijdscategorie van 7-13 kent minder cognitieve controle over haar gedachtegang dan een meisje van 17-19. Dit betekent dat complexere taken waar meer cognitieve controle voor nodig is zoals relativeren, analyseren en reflecteren beter weggelegd is voor de laatstgenoemde leeftijdscategorie.[5]
Cognitieve niveaus binnen het onderwijs
Wat hebben docenten in het onderwijs aan dit perspectief dat zich richt op de ontwikkeling van een puber? De docent kan rekening houden met de fundamentele beginselen van adolescente fase van een leerling. In deze fase worden vaardigheden ontwikkeld, die het pubers mogelijk maken sociaal onafhankelijk te functioneren van hun ouders of andere autoriteitsfiguren. Om deze vaardigheden eigen te maken, zullen leerlingen de grenzen opzoeken van het sociale milieu. Ongewenst gedrag ten opzichte van autoriteitsfiguren is te verklaren als een succeservaring binnen deze zoektocht naar sociale onafhankelijk.
Leerlingen vormen een hecht sociaal milieu met elkaar en willen succes ervaren binnen dit milieu. Slechte keuzes die gestimuleerd worden door dit milieu, aan de hand van succeservaringen te prikkelen, zijn een verklaring voor irrationeel gedrag van leerlingen en ongewenst gedrag binnen het klaslokaal.
Uit het onderzoek van Crone blijkt dan ook dat normen, waarden, moreel en vaardigheden grotendeels gevormd worden door sociale verhoudingen die gestimuleerd werden door succeservaringen binnen de cognitieve ontwikkeling. Een docent kan hierop inspelen door succeservaringen te creëren binnen het sociale milieu van een leerling. Kies er eerder voor om gewenst gedrag te belonen, in plaats van ongewenst gedrag te corrigeren. De beloning zal ervaren worden als succes. De succeservaring prikkelt de hersenen om zich verder te ontwikkelen in het gebied waar succes behaald is.
Didactisch gezien kan een docent ook rekening houden met de verschillende stadia van cognitieve ontwikkeling. Beperk je tot de werkvormen die het juiste cognitieve niveau van de leerlingen hebben of binnen de zone van naaste ontwikkeling vallen. Wanneer leerlingen succes ervaren aan de hand van een opdracht, stimuleert dit de ontwikkeling. Wanneer leerlingen het idee krijgen dat de stap te groot is, de zone van naaste ontwikkeling onbereikbaar is, zullen zij zonder correctie van de docent niet streven naar verdere ontwikkeling van vaardigheden gerelateerd aan de werkvorm omdat de motivatie ontbreekt.
Noten
[1] Eveline A. Crone en Ronald E. Dahl, ‘Understanding adolescence as a period of social-affective engagement and goal flexibility’, Nature reviews Neuroscience13 (2012), 636.
[2] Ibidem, 641.
[3] Ibidem, 638-639.
[4] Ibidem, 640.
[5] Huub Nelis en Yvonne van Sark, Puber brein binnenstebuiten (Utrecht/Antwerpen: Kosmos Uitgevers, 2009), 70-81.
Literatuur
Crone, Eveline A., en Dahl, Ronald E. ‘Understanding adolescence as a period of social-affective engagement and goal flexibility’. In Nature reviews Neuroscience 13 (2012): 636-650.
Dam, G. ten, en Vermunt, J. ‘De leerling’. In: Onderwijskunde: een kennisbasis voor professionals. (red.) N. Verloop, 151-180. Groningen: Wolters-Noordhoff. 2003.
Nelis, Huub en Sark, Yvonne van. Puber brein binnenstebuiten. Utrecht/Antwerpen: Kosmos Uitgevers, 2009.
Westenberg, P. M. De Psychologische Volwassenwording: rede uitgesproken door Prof. dr. P. M. Westenberg. Leiden: Universiteit Leiden, 2002.