Achilleshiel: beginnende docenten en onderwijskwaliteit
Docenten zijn voorvechters van goede leerresultaten. Elke dag weer staan ze in de startblokken om zoveel mogelijk leerpotentie uit leerlingen te halen. Dit valt alleen te behalen als de kwaliteit van het onderwijzen ook wordt verbeterd. Docenten moeten een basiskennis hebben van leervaardigheden en vaardigheden an sich. Er is basiskennis nodig van vaardigheden die voorbij de vaardigheden van een specifiek vak gaan. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor de effectiviteit van doorgewinterde docenten die het beste weten te halen uit leerlingen, ten opzichte van beginnende docenten. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van beginnende docenten. Hoe ontwikkelen beginnende docenten zich in het begin? Met welke domeinen moeten beginnende docenten rekening houden. Hoe kunnen zij piekmomenten ervaren binnen het onderwijzen en deze uiteindelijk voortzetten? Bovendien is het lastig te verklaren waar onderlinge verschillen vandaan komen bij beginnende docenten.
Onderwijskwaliteit
Onderwijskwaliteit is niet alleen afhankelijk van de effectiviteit van de gehanteerde onderwijsmethode. Het leerklimaat, de thuissituatie en groepsvorming binnen de klas hebben allemaal een uitwerking op de leerresultaten van een leerling. Vanuit hedendaags onderwijsperspectief worden dan ook deze indicatoren meegenomen in het leerproces van een leerling. Een docent moet deze indicatoren ook meenemen wil hij een effectieve onderwijsmethode hanteren.
Onderwijskwaliteit en effectiviteit zijn te meten. Er zijn zes domeinen waarin gemeten kan worden of een docent kwalitatief onderwijs verzorgd. Deze domeinen behelzen een veilig en stimulerend leerklimaat, effectieve klassenmanagement, duidelijke instructies, leerlingen weten te activeren, leerdifferentiatie en het aanleren van verschillende leerstrategieën.
Een veilig en stimulerend leerklimaat is essentieel voor goede leerresultaten en goed onderwijs. Dit klimaat stimuleert het zelfvertrouwen van leerlingen. Leerlingen moeten dan ook wederzijds respect tonen naar elkaar, maar ook naar de docent.
Klassenmanagement heeft te maken met structuur. Structuur binnen de lessen. Een docent moet ervoor zorgen dat een les verloopt volgens een duidelijk tijdpad en dit ook communiceren naar de leerlingen. Hierdoor weten de leerlingen waar ze aan toe zijn. Structuur heeft ook te maken met effectief omgaan met ordeverstoringen. De docent moet consequent hierin zijn. Leerlingen krijgen dan structuur binnen hun verwachtingspatroon van de les. Als leerling A de regels overtreedt weet hij dat er consequentie B aan vastzit. In het verlengde hiervan kan het geven van duidelijke instructies worden genoemd. Dit valt samen met de structuur van een les en het verwachtingspatroon van een leerling. Een leerling moet weten hoe hij een opdracht uitvoert. Een instructie moet dan ook zo dichtgetimmerd zitten, dat er geen twijfel meer mag bestaan bij leerlingen over wat zij moeten doen.
Het activeren van leerlingen is net zo belangrijk. Ze moeten gemotiveerd raken om met leerstof bezig te gaan. De docent moet de stof op een manier brengen dat hij leerlingen aanzet tot leren, hierbij kan gedacht worden aan een planner. Deze geeft structuur aan de lesstof en motiveert leerlingen, ook bij afwezigheid van de docent, om met de leerstof bezig te gaan. Leerlingen moeten echter wel het belang inzien van de leerstof. Het is de taak van de docent om de relevantie van de stof te tonen aan de leerlingen, om zo de leerlingen te activeren tot leren.
Leerling differentiatie is nog wel het lastigste aspect aan kwalitatief goed onderwijs verzorgen. Ten eerste moet de docent de individuele kwaliteiten en zwaktes van verschillende leerlingen kunnen herkennen. Vervolgens moet hij, binnen een beperkte tijdsplanning, zijn uitleg en lesstof aanpassen aan de kwaliteiten en zwaktes van deze leerlingen. Het doel is het maximaliseren van de leerpotentie, om zo tot een beter leerresultaat te komen.
Als laatste is het aanleren van leerstrategieën niet het minst belangrijkste aspect aan kwalitatief onderwijs verzorgen. Je zou kunnen stellen dat deze leerstrategieën de basis vormen tot goede leerresultaten. Docenten reiken methodes en vaardigheden aan, zodat leerlingen op verschillende cognitieve niveaus de stof eigen kunnen maken.
De ontwikkeling van een docent
Leerlingen ontwikkelingen zich elke dag, zo ook docenten. Leraren ontwikkelen zicht ook gedurende de jaren dat ze voor de klas staan. Er zijn drie verschillende ontwikkelingsrichtingen: toename, stabilisatie en neergang van de onderwijskwaliteit.
Onderzoek vanuit de Verenigde Staten heeft aangetoond dat de drie ontwikkelingsrichtingen samenhangen met het opdoen van kwantitatieve ervaring binnen het onderwijs, maar ook kwalitatieve ervaring; hierbij kan gedacht worden aan cursussen en verdiepingstrajecten.
Docenten kunnen blind worden voor hun eigen ontwikkelingsproces, wanneer zij langer dan drie jaar voor de klas staan. Observatie-instrumenten vanuit het perspectief van leerlingen kunnen helderheid verschaffen in de zichtbaarheid van het ontwikkelingsproces van een docent. Hoe ervaren leerlingen de lesmethode van een docent, het leerklimaat en de persoonlijke aandacht die een docent geeft aan de leerlingen?
Literatuur
Maulana, R., Helms-Lorenz, M. en Grift, W. van de, ‘A longitudinal study of induction on the acceleration of growth in teaching quality of beginning teachers through the eyes of their students’, in: Teaching and Teacher Education 51 (2015) 225-245.