De Grote Sprong Voorwaarts van Mao Zedong?
Na de communistische overname van China in 1949, begon de communistische leider Mao Zedong met een grootschalige hervorming van de Chinese economie. Het moest in rap tempo industrialiseren, net als de Sovjet-Unie had gedaan tijdens het bewind van Jozef Stalin.
Tot aan 1958 werd de landbouw onderhanden genomen, gevolgd door de industrie. Net als in de Sovjet-Unie, werd de productie in China uitgestippeld in vijfjarenplannen. Na het Eerste Vijfjarenplan achtte Mao de tijd rijp voor een nieuwe massacampagne, gericht op verdere economische ontwikkeling. In 1958 werd de Grote Sprong Voorwaarts bekendgemaakt.
De Grote Sprong Voorwaarts
In het Eerste Vijfjarenplan had de nadruk gelegen op het ontwikkelen van de Zware Industrie, zoals de productie van kolen en staal. Om die productie nog verder uit te breiden, wilde Mao de Chinese boeren het landbouwwerk laten combineren met industriële productie. Om dat doel te bereiken werden de kleine landbouwbedrijfjes samengevoegd tot grote gecollectiviseerde landbouwbedrijven: de volkscommunes. Op deze volkscommunes leefden duizenden Chinese boeren samen. De staat regelde dat er gratis kinderopvang kwam, zodat de ouders nog langere werkdagen konden maken. Gemiddeld werd er vijftien uur per dag gewerkt, bovenop de verplichte militaire training van de staat. Want het waren deze boeren die de communistische revolutie droegen, aldus Mao. Daarom was het van belang dat zij desnoods gewapend deze revolutie konden verspreiden. Naast de werkzaamheden in de landbouw, werden de boeren aangemoedigd om met kleine hoogovens in hun achtertuin een bijdrage te leveren aan de staalproductie van China. In die oventjes werden oude gebruiksvoorwerpen en aangeleverde ijzererts omgesmolten. Mao was ervan overtuigd dat China – met deze miljoenen boeren die hun bijdrage leverden – binnen vijftien jaar Engeland kon inhalen op industrieel gebied.
Een succes?
De Grote Sprong Voorwaarts was een groot succes in de ogen van Mao Zedong. Al aan het einde van 1958 werd de helft van het Chinese staal geproduceerd op de volkscommunes. Maar de nadruk lag op kwantiteit in plaats van kwaliteit. Het staal dat geproduceerd werd was van bedroevende kwaliteit. Hierdoor kelderde de buitenlandse vraag naar Chinees staal. Daarnaast nam de landbouwproductie af. In het Tweede Vijfjarenplan, onderdeel van de Grote Sprong Voorwaarts, werden onrealistische productiedoelen afgedwongen door de Chinese overheid. Maar ook de door de overheid voorgeschreven productiemethoden waren onverstandig; zo werden gewassen verplicht heel dicht naast elkaar ingezaaid. Zodoende had het gewas nauwelijks de ruimte om te groeien, met een lagere opbrengst tot gevolg. Daarnaast leidde dit inzaaien tot een uitputting van de landbouwgrond. Hierdoor nam de productie alsmaar af.
Maar volgens de partij was de landbouwproductie torenhoog! En daarom kon prima de helft worden geëxporteerd naar het buitenland. Het gevolg? Een grootschalige hongersnood. Tussen 1958-1962 stierven naar schatting dertig miljoen Chinezen. Boeren werden gedwongen wormen en ratten te eten. Ook waren verhalen van kannibalisme niet ongewoon. Toch bleef Mao krampachtig vasthouden aan zijn Grote Sprong Voorwaarts, ook al was de gehele economie ontwricht; samen met een enorme stijging van de criminaliteit als gevolg van die ontwrichting. Steeds meer Chinezen lieten hun ongenoegen weten. Maar Mao en de Communistische Partij duldden geen tegenspraak. Journalisten, wetenschappers en politici die kritiek uitten of andere productiemethoden voorstelden werden monddood gemaakt.
Het moet anders!
Sommige prominente leden van de Chinese Communistische Partij (CCP) zagen in dat de Grote Sprong Voorwaarts mislukt was. Die mislukking werd gezien als een persoonlijke nederlaag van Mao. Om de hongersnood en economische crisis zo snel en effectief mogelijk op te lossen, stelden zij een alternatief voor: de maoïstische ideologie werd tijdelijk minder streng toegepast. Maar andere leden van de partij bleven de ideologie boven de economie te stellen. De CCP was dus verdeeld. Die verdeeldheid leidde tot het terugtreden van Mao als president van Communistisch China. Hij bleef nog wel voorzitter van de CCP.
Deng Xiaoping en Liu Shaoqi – meer gematigde communisten – volgden Mao op en gingen vanaf 1962 een meer gematigd economisch beleid voeren. De boeren moesten zich volledig richten op de landbouwproductie. Daarnaast moesten zij gemotiveerd worden om meer te produceren dan er in China geconsumeerd werd. Boeren mochten daarom weer privébedrijfjes starten. De tijd van hoogoventjes in de achtertuin was voorbij!
Literatuur
Lescot, Patric. Het Rode Rijk, Breda: De Geus, 2000.