De Russische samenleving in de 19e en 20e eeuw
Rusland aan het begin van de twintigste eeuw werd van bovenaf geregeerd. Bovenaan stond de oppermachtige tsaar. Hij regeerde Rusland bijna als een absoluut vorst; en een vader die leidinggaf aan zijn gezin. Behalve paleizen bezat de tsarenfamilie (de Romanovs) ook aandelen, kapitaal en grote lappen grond. In zijn regeren werd de tsaar geholpen door de Russisch-Orthodoxe Kerk en de Russische adel. Die twee groepen hoefden geen belasting te betalen. Om de macht van de adel en de tsaar te legitimeren, verkondigde de Russisch-Orthodoxe Kerk dat God de tsaar en de adel boven de gewone mensen had gesteld. Verzet tegen hen was dus een doodzonde. Deed je dat wel? Dan brandde je in de hel. Daarnaast werden mensen met een afwijkende mening of opstandige houding werden in de gaten gehouden door de geheime politie en genadeloos aangepakt, gemarteld of verbannen naar Siberië.
De Russische samenleving in de negentiende en begin twintigste eeuw
De Russische maatschappij bestond uit een aantal groepen en was tot aan de Eerste Wereldoorlog grotendeels afhankelijk van de landbouw:
De Russische adel was zeer conservatief. Nieuwe moderne ideeën uit Frankrijk of Engeland werden niet overgenomen; bang dat die ideeën konden leiden tot minder macht.
In de steden woonde de bourgeoisie, bestaande uit winkeliers en ambachtslieden met een eigen werkplaats. Regeringsambtenaren samen met intellectuelen en schrijvers behoorden ook aan die groep toe. Intellectuelen en schrijvers lieten zich graag inspireren door ideeën uit het westen. Doordat Rusland pas laat begon met industrialiseren waren er maar weinig fabrieksarbeiders, in tegenstelling tot de grote steden in de rest van Europa.
De meeste Russen waren boer en zelfs tot 1861 lijfeigene. Deze boeren behoorden een Russische edelman toe. Die mocht hen verkopen of als inzet gebruiken bij het gokken. Deze boeren woonden in kleine dorpsgemeenschappen. In deze gemeenschappen overlegden de familiehoofden over belangrijke zaken: wie de herendiensten moest verrichten voor de edelman, hoe landbouwgrond werd verdeeld en welk aandeel van de oogst iedere boer kreeg na de afdracht aan de adellijke heer. Als een lijfeigene zonder toestemming van de edelman het gebied verliet, dan mocht hij deze lijfeigene opjagen en gruwelijk ter dood veroordelen.
Structurele problemen in de landbouw
Maar de Russische landbouw bracht weinig op en was gevoelig voor misoogsten. Dat lag aan het landklimaat – met zijn ijskoude winters en hete zomers – maar ook aan de adel. Zij weigerden over te gaan op mechanisatie. Dat was volgens hen ook niet nodig: ‘er waren toch genoeg lijfeigenen’.
Ondanks dat tsaar Alexander II in 1861 de lijfeigenschap ophief – niet omdat hij betrokken was met het lot van de lijfeigenen, maar juist om de landbouw te mechaniseren – veranderde de situatie voor de boeren nauwelijks. Zij bleven even arm. Daarom blies een groep ontevreden boeren tsaar Alexander II op met koets en al. Ook zijn opvolger Alexander III was niet succesvol. Hij liet te veel voedsel exporteren naar het buitenland. Daardoor ontstonden in heel Rusland hongersnoden. Het zouden diezelfde hongersnoden zijn – versterkt door de Eerste Wereldoorlog – die uiteindelijk leidden tot de grote communistische omwenteling van 1917.