Revolutie van de vrijheid, gelijkheid, broederschap en terreur
In 1789 namen de burgers van Parijs het bastion de Bastille in. Deze inname betekende het begin van een revolutie die de Europese samenleving zou veranderen. Pas in 1799 kwam er een einde aan de revolutie en kwam de macht weer in handen van één persoon: Napoleon Bonaparte.
De revolutie kwam niet uit de lucht vallen. De oorzaak daarvoor lag besloten in de situatie van voor 1789. Het sociale, economische en politieke klimaat in Frankrijk was instabiel onder het ancien régime; de absolutistische regering. Frankrijk was een standensamenleving en ongelijkheid vierde hoogtij. De adel en de geestelijkheid hadden privileges die ervoor zorgden dat ze weinig hoefden bij te dragen aan de samenleving in de vorm van belasting betalen. De rest van de Franse bevolking, de derde stand, moest de Franse staat onderhouden door allerlei vormen van belasting te betalen. Het verschil met de eerste twee standen: de derde stand had weinig inspraak op het bestuur van Frankrijk. In 1789 werd dit verschil heel duidelijk toen de Franse staat failliet dreigde te gaan. Lodewijk XVI, de koning van Frankrijk, probeerde dit op te vangen door meer belastingen te heffen en het belastingstelsel te hervormen. Om deze maatregelen door te voeren had de koning de goedkeuring nodig van de Staten-Generaal, de vertegenwoordiging van de drie standen.
Hervorming
De derde stand wilde instemmen met de hervormingen als Lodewijk de positie van de derde stand zou verbeteren. Hij moest rijke burgers uit de derde stand meer politieke macht geven. De arme bevolking uit de derde stand wilde alleen maar een beter bestaan. De adel en de geestelijkheid wilden niet instemmen met de hervormingen van Lodewijk, aangezien dit betekende dat ook zij belasting moesten gaan betalen. Bovendien betekende grootschalige hervorming de aantasting van de politieke macht van de adel en de geestelijkheid. Toen het in 1789 aankwam op een stemming binnen de Staten-Generaal verloor de derde stand. Woedend over de kortzichtigheid van de eerste en tweede stand, stormden de afgevaardigden van de derde stand het gebouw uit.
Niet veel later richtte de derde stand een nieuwe vergadering op: de Nationale Vergadering. Deze vergadering had als doel het Franse politieke, sociale en economische systeem te hervormen op een manier dat ook de derde stand meer zeggenschap zou krijgen. Lodewijk leek open te staan voor deze nieuwe vergadering. Hij beloofde verbeteringen voor de derde stand en een betere stemprocedure. Toch kon de Franse koning niet veel uitrichten tegen de procedures van de Staten-Generaal. Hij verhoogde het aantal leden van de derde stand van 300 naar 600. Hierdoor kreeg de derde stand evenveel leden als de eerste en tweede stand gecombineerd. Het stemproces bleef echter hetzelfde. Er werd niet hoofdelijk gestemd, maar per stand. De derde stand stond door de stemming 2-1 achter bij elke beslissing. Door de tweede stemming besloot de Nationale Vergadering haar eigen vergadering op de kaatsbaan in Parijs door te zetten. Ze zwoeren niet uit elkaar te gaan voordat het land een grondwet zou hebben.
De vonk die het kruit liet ontvlammen
Lodewijk XVI was bang dat de opstandige actie van de derde stand in de Staten-Generaal voor verdere onrust zou zorgen in Parijs. Hij liet zijn leger naar Parijs toe marcheren. De Parijzenaren verkeerden in een staat van ongeloof. ‘Wat als Lodewijk het leger tegen zijn eigen onderdanen zou inzetten’? Om zichzelf te beschermen, besloten de burgers op te trekken naar de Bastille. Deze eeuwenoude gevangenis stond symbool voor de macht van de absolute vorst en zou bovendien grote hoeveelheden wapens herbergen. Op 14 juli 1789 werd de Bastille veroverd. Op brute wijze werd de gouverneur van de Bastille in stukken gescheurd. Met de wapens die buitgemaakt werden, bewapenden de Parijzenaren zich en vormden een leger: de Nationale Garde.
Door de wapens op te nemen wisten de revolutionairen enkele veranderingen door te voeren. Eén verandering die doorgevoerd werd, was het aannemen van de rechten van de mens. In zeventien artikelen werd uiteengezet hoe de nieuwe Franse staat voor zijn burger moest gaan zorgen. Tezamen met een nieuw geschreven grondwet kwamen de idealen van de Franse revolutie gelijk te staan aan de rechten van de mens: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Lodewijk XVI
Lodewijk werd na de bestorming van de Bastille ‘vriendelijk’ verzocht door de Parijzenaren om zijn intrek te nemen in de stad, in plaats van zijn grote paleis op het landgoed van Versailles. Kort na de terugkeer naar Parijs probeerde de koninklijke familie te vluchten. Door de Franse bevolking werd dit gezien als verraad. De Fransen zagen hun band met de koning als een sociaal contract, afgeleid van het contrat social bedacht door de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau. De macht van de Franse koning kwam dan ook van het volk. Hij mocht alleen regeren met de goedkeuring van het volk. Deze goedkeuring werd alleen verleend als de koning zich voor het welzijn van het volk zou inzetten.
De vluchtende koning werd onderschept en teruggebracht naar Parijs. Lodewijk werd gedwongen de nieuwe grondwet te accepteren die eerder was opgesteld door de Nationale Vergadering. Hij had immers zijn positie ten opzichte van het Franse volk verloochend en daarmee ook zijn onderhandelingspositie bij de totstandkoming van de nieuwe grondwet. In de grondwet moest de bestuurlijke macht gesplitst worden in verschillende machten. Het nieuwe bestuur zou ingericht worden op basis van Montesquieu’s scheiding van de machten, Trias politica. De koning kreeg in 1791 de uitvoerende macht toegewezen. De macht om wetten te bepalen en recht te spreken kwamen in handen van andere bestuurlijke organen.
Om de kracht te tonen van de nieuwe Franse revolutionaire staat wilde de regering het liefst een oorlog beginnen. ‘Om zo het gevaarlijke non-revolutionaire volk ver weg van Parijs te houden en de terugkeer van het koninklijke gezag een halt toe te roepen’. De oorlogszuchtige neigingen van het nieuwe Franse bestuur, tezamen met de angst voor revoluties in eigen land, bewogen Pruisen en Oostenrijk om in actie te komen tegen Frankrijk.
Toen de Pruisisch-Oostenrijkse coalitie Parijs naderde, kregen de revolutionairen het benauwd. De burgers uit Parijs gaven de schuld aan de Franse Koning, die sinds zijn vlucht gevangen zat in de Tuilerieën, een kasteel in Parijs. Lodewijk XVI werd uit het kasteel gesleept en kreeg de hoogste straf voor zijn ‘non-revolutionaire’ houding: de doodstraf. Op 21 januari belandde Lodewijk XVI onder de guillotine. Even later belandde ook zijn vrouw eronder.
Radicalisering van de revolutie
De dood van Lodewijk betekende het begin van het schrikbewind van zijn beulen. Robespierre kwam aan de macht door de zittende leden van de Nationale Vergadering, de Girondijnen, te laten arresteren. ‘Ze waren de revolutie niet goedgezind’. Robespierre en zijn aanhangers lieten alle vrijheden opschorten. Vijanden van de revolutie werden naar de guillotine gebracht. De bevolking van Frankrijk leefde in angst, angst om ook onder de guillotine te eindigen.
Robespierre pakte corrupte politici aan. Elke vorm van corruptie betekende dat je eindigde onder de guillotine. Robespierre’s ijver betekende ook zijn ondergang. De overgebleven gematigde politici binnen de Nationale Vergadering besloten Robespierre aan te pakken, omdat ook zij vreesden voor hun leven. Samen met zijn aanhangers werd Robespierre gearresteerd en dezelfde dag nog terechtgesteld.
Met de dood van Robespierre kwam de macht te liggen bij het Directoire, een raad van hoge bestuursambtenaren die samen met een tweekamerstelsel Frankrijk regeerden vanaf 1795. Deze raad was zwak en werd gekozen omdat er behoefte was aan politieke sturing in een periode van nederlagen tegen de legers van Pruisen en Oostenrijk. Het Directoire was sterk afhankelijk van het leger om te regeren, omdat het van alle kanten werd bedreigd door vijandelijke groeperingen. Daardoor kwam de echte macht te liggen bij het Franse leger, de Nationale Garde. Eén van haar officieren was immens populair. Hij wist op te klimmen tot de hoogste rangen van de revolutionaire beweging door militaire successen te boeken tegen de vijanden van Frankrijk. Daaropvolgend pleegde hij in 1799 een staatsgreep. Zijn naam was: Napoleon Bonaparte.
Literatuur:
Doyle, William. The French Revolution: A Very Short Introduction. Oxford: Oxford University Press, 2001.
Hanson, Paul R. Historical Dictionary of the French Revolution. Oxford: Scarecrow Press Inc., 2004.
Scurr, Ruth. Fatale Zuiverheid: Robespierre en de Franse Revolutie. Antwerpen: De Bezige Bij. 2006.