De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Hoofdvragen
Welke omstandigheden hebben geleid tot het uitbreken van een opstand in de Nederlanden?
Hoe verliep de Nederlandse Opstand tegen Filips II die uiteindelijk in 1588 leidde tot het uitroepen van een republiek?
Wat waren de politieke, economische, sociale en culturele oorzaken voor het ontstaan van de Nederlandse Gouden Eeuw en wat waren de gevolgen van die eeuw voor diezelfde gebieden?
- 14 De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
- 17 Het begin van staatsvorming en centralisatie.
- 21 De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
- 22 Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
- 24 De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse republiek.
- 25 Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
Klik op de video om alle leerteksten te beluisteren.
1. Begin van de opstand
- Kan aangeven dat de centralisatie van de Habsburgers leidde tot onvrede in de Nederlanden.
- Kan aangeven dat het instellen van Collaterale Raden in 1531 past bij het centralisatiebeleid van Karel V.
- Kan uitleggen dat het ontstane protestantisme en Luthers verschijning voor de Rijksdag in 1521 tot onrust leidde in het Habsburgse Rijk van Karel V.
- kan aangeven op welke manier de onvrede over de kettervervolging zich geleidelijk uitbreidde in de periode 1566-1568.
- kan aangeven op welke manier Willem van Oranje reageerde op de komst van de hertog van Alva naar de Nederlanden (1567).
- kan uitleggen dat de instelling van de Raad van Beroerten (1567) past bij de centralisatiepolitiek en bij de godsdienstpolitiek van Filips II.
- kan aangeven dat het jaar 1572 een omslagpunt betekende in de Opstand.
- kan een reden geven waarom het uitroepen van Willem van Oranje tot stadhouder door de Staten van Holland (1572) een opstandige daad was.
Luther, Calvijn en de Reformatie
Het centralisatiebeleid van Karel en Filips
Het begin van de Nederlandse Opstand
- Leerdoelen
-
- Kan aangeven dat de centralisatie van de Habsburgers leidde tot onvrede in de Nederlanden.
- Kan aangeven dat het instellen van Collaterale Raden in 1531 past bij het centralisatiebeleid van Karel V.
- Kan uitleggen dat het ontstane protestantisme en Luthers verschijning voor de Rijksdag in 1521 tot onrust leidde in het Habsburgse Rijk van Karel V.
- kan aangeven op welke manier de onvrede over de kettervervolging zich geleidelijk uitbreidde in de periode 1566-1568.
- kan aangeven op welke manier Willem van Oranje reageerde op de komst van de hertog van Alva naar de Nederlanden (1567).
- kan uitleggen dat de instelling van de Raad van Beroerten (1567) past bij de centralisatiepolitiek en bij de godsdienstpolitiek van Filips II.
- kan aangeven dat het jaar 1572 een omslagpunt betekende in de Opstand.
- kan een reden geven waarom het uitroepen van Willem van Oranje tot stadhouder door de Staten van Holland (1572) een opstandige daad was.
- Extra uitleg
-
Luther, Calvijn en de Reformatie
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.Het centralisatiebeleid van Karel en Filips
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.Het begin van de Nederlandse Opstand
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In de vijftiende en zestiende eeuw werd in de Nederlanden de positie van de stedelijke burgerijEen laag van de maatschappij die hun macht of status ontlenen aan hun vermogen, opleiding en werk. sterker door de opbloei van handel en nijverheid. Die positie werd alleen maar versterkt door privilegesEen privilege is een voorrecht dat een persoon of een groep mensen heeft wat ingaat tegen tegen de rechten waarop men normaal aanspraak kan maken. af te kopen bij een landsheer, waaronder stadsrechten waardoor burgers hun eigen belastingen mochten bepalen en innen. In ruil daarvoor kreeg de heer een deel van de belastingafdrachten of een eenmalige som geld. In de praktijk ging de burgerij steeds minder belasting afstaan aan de landsheer, oftewel de rechtmatige vorst van het gebied. De Habsburgse Karel V werd tijdens zijn leven landsheer van uiteindelijk alle 17 gewesten van de Nederlanden. Hij voerde een regeerbeleid om vanuit één centraal punt te regeren: een centralisatieHet streven van een persoon, land of organisatie om vanuit één centraal punt te besturen.beleid. Karels politieke, economische en religieuze beleid zouden centraal geregeld worden. Dit beleid bedreigde sommige van de stedelijke privileges die zijn onderdanen hadden verworven in ruil voor belastingafdrachten, waaronder de belastingprivileges. Karel besloot de bestaande privileges van de burgerij te negeren. Ook zij moesten belasting betalen. Daardoor liep de economische zelfstandigheid van de burgerij gevaar. Daarnaast besloot de Habsburgse vorst wetten in te voeren die geldend waren voor al zijn onderdanen. Bovendien scherpte hij zijn religieuze beleid aan.
Bekijk de digitale kaart om een overzicht te krijgen van de Nederlanden. Welke gebieden zouden een rol gaan spelen in de Opstand?
De Nederlandse Opstand – later omgedoopt tot Tachtigjarige Oorlog – begon als een meningsverschil over de manier waarop de overheid moest reageren op de aanhang voor het protestantismeEen grote stroming binnen het christendom als gevolg van de splitsing van de middeleeuwse katholieke kerk in West-Europa. Aanhangers van het protestantisme kwamen in ‘protest’ tegen niet-bijbelse praktijken van de katholieke kerk. onder een minderheid van de Nederlandse bevolking. Discussies over het geloof hadden in het begin van de 16e eeuw tot een scheuring binnen de rooms-katholieke kerk geleid. Maarten Luther verkondigde dat de machtsaanspraken en zelfgemaakte wetten en regels van de kerk onterecht waren. Alleen de bijbel was richtinggevend en moest daarom in de volkstaal worden verspreid. Die protestantse boodschap werd verspreid via de nieuwe media: pamflet en boek. De katholieke vorst Karel V verzette zich tegen deze protestantse boodschap. Karels rijk was immens groot. Het bestond uit volken met vele culturen en talen. De enige verbindende factor tussen deze volken was het katholieke geloof. Bovendien werd er vanuit de katholieke kerk verkondigd dat de koninklijke macht om te regeren direct afkomstig was van God. Zouden Karels onderdanen twijfelen aan het katholieke geloof, dan zouden ze ook kunnen twijfelen aan de Karels rechtmatige plaats op de troon. Maarten Luther zocht en vond steun voor zijn opvattingen bij Duitse vorsten. Het gevolg was dat in het hele Duitse gedeelte van Karels rijk opstanden uitbraken, vaak geleid door plaatselijke Duitse prinsen die een mogelijkheid zagen zich vrij te vechten en een eigen staat te stichten. Als reactie op Luthers protesten en de opstanden tegen zijn gezag, scherpte Karel zijn godsdienstige beleid aan: ketters en protestanten zouden streng vervolgd worden. Hierdoor kwam naast politieke en de economische zelfstandigheid, ook de religieuze zelfstandigheid van zijn onderdanen in gevaar. Ondanks Karels religieuze beleid werd in 1555 met behulp van de opstandige Duitse vorsten de afspraak ‘cuius regio eius religio’ afgedwongen in de Vrede van Augsburg: dat de vorst het geloof van zijn onderdanen voortaan bepaalde.
In de Nederlanden kreeg een andere protestantse kerkhervormer, Johannes Calvijn, meer volgelingen dan Luther. Anders dan Luther vond Calvijn het goed dat zijn volgelingen zich zo nodig zonder toestemming van de overheid of een vorst organiseerden, om zo een eigen geloofsgemeenschap te vormen die zichzelf kon besturen. In de Nederlanden was dat van groot belang. De calvinistische geloofsovertuiging zou de legitimatie vormen voor de opstand tegen Karel V en later zijn zoon Filips II, want Karel V en Filips II vervolgden alle ketters streng. Bestaande privileges moesten daarvoor wijken. Veel Nederlanders twijfelden aan de zin van strenge vervolging en waren bezorgd over de aantasting van hun privileges en vrijheden. De adel diende in april 1566 een verzoek in om de ketterwetgeving te laten opheffen. Een tijdelijke opschorting van de ketterwetgeving leidde echter tot meer calvinistischeHet religieuze gedachtegoed van kerkhervormer Johannes Calvijn (1509-1564). Deze stroming behoort tot het protestantisme. Het fundamentele verschil met Maarten Luther, was dat Calvijn verkondigde dat gelovigen zichzelf mochten besturen zonder de goedkeuring van hun leenheer of vorst. activiteit, aangezien de calvinistische leer het samenkomen van haar volgelingen aanmoedigde zelfs zonder de goedkeuring van een vorst. De religieuze onvrede en de strenge vervolgingen leiden uiteindelijk tot de Beeldenstorm (1566). Filips II gaf de adel hiervan de schuld. Hij stuurde Alva, de hertog van Parma, om orde op zaken te stellen. Die stelde de Raad van BeroertenEen bijzondere rechtbank die door de Hertog van Alva werd ingesteld, namens Filips II, om de daders van de Beeldenstorm en opstandige protestanten te vervolgen. in, die hard optrad tegen de daders van de beeldenstorm en ook bij katholieken impopulair was. Duizenden edelen vluchtten naar het buitenland, waaronder Willem van Oranje. Oranje riep vanuit Duitse ballingschap op tot verzet, maar vond weinig weerklank, waardoor zijn eerste invasies tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) mislukten. Hij riep de hulp in van zeerovers en vrijbuiters: de watergeuzen. Oranje gaf de watergeuzen toestemming een guerrillaHet voeren van oorlog tegen een grotere legermacht met als doel deze te ondermijnen. Bij deze manier van oorlogsvoering worden open confrontaties gemeden. te voeren in de Nederlanden en op zee. Na verdere onrust in de Nederlanden, lukte het de watergeuzen in 1572 een opstand te ontketenen in Holland, Zeeland en een aantal steden elders in de Nederlanden. Een deel van de StatenvergaderingEen vergadering van afgevaardigden van de gewesten Holland en Friesland. Zij spraken over de organisatie van de opstand. Toen er meer gewesten zich begonnen aan te sluiten bij de opstand, veranderde de vergadering in de Staten-Generaal. van Holland riep Oranje uit tot stadhouderTot aan de Opstand de titel voor de plaatsvervanger van de koning. Later de titel voor de belangrijkste functionaris van de Republiek, die leiding gaf aan de legers van de Republiek en tevens veel zeggenschap had in het militaire beleid van het land. om uit naam van deze ‘opstandige gewesten’ de oorlog tegen Filips II voort te zetten.
2. De Opstand leidt tot het ontstaan van de Republiek, 1572-1588
- Kent het standpunt van Willem van Oranje over de aanpak van godsdienstige tegenstellingen in de Nederlanden in het begin van de opstand
- kan uitleggen waarom Willem van Oranje niet voor een religieuze maar voor een nationale invalshoek koos in de opstand.
- Kan aangeven tegen wie de opstand in het begin was gericht volgens de propaganda van de Oranjepartij.
- kan de plundering van Antwerpen (1576) door huurlingenlegers van Filips II in verband brengen met de Pacificatie van Gent (1576).
- kan uitleggen dat de Pacificatie van Gent een succes was voor Willem van Oranje.
- Kan een oorzaak noemen voor het uiteenvallen van de Pacificatie van Gent.
- Kan aangeven wat wordt bedoeld met de Unie van Utrecht (1579)
- Kan aangeven dat de opstellers van het Plakkaat van Verlatinge (1581) uitgingen van een contracttheorie.
- Kan aangeven welk gevolg de mislukte zoektocht naar een nieuwe landsheer had voor de staatsvorm die in 1588 ontstond.
- Kan beredeneren dat er meerdere jaren zijn die als beginpunt van een Nederlandse staat kunnen worden gezien: 1579, 1581,1588 en 1648.
- Kan het militaire succes van de Republiek in de oorlog tegen Filips II in de periode 1588-1598 verklaren.
Het verloop van de Nederlandse Opstand
- Leerdoelen
-
- Kent het standpunt van Willem van Oranje over de aanpak van godsdienstige tegenstellingen in de Nederlanden in het begin van de opstand
- kan uitleggen waarom Willem van Oranje niet voor een religieuze maar voor een nationale invalshoek koos in de opstand.
- Kan aangeven tegen wie de opstand in het begin was gericht volgens de propaganda van de Oranjepartij.
- kan de plundering van Antwerpen (1576) door huurlingenlegers van Filips II in verband brengen met de Pacificatie van Gent (1576).
- kan uitleggen dat de Pacificatie van Gent een succes was voor Willem van Oranje.
- Kan een oorzaak noemen voor het uiteenvallen van de Pacificatie van Gent.
- Kan aangeven wat wordt bedoeld met de Unie van Utrecht (1579)
- Kan aangeven dat de opstellers van het Plakkaat van Verlatinge (1581) uitgingen van een contracttheorie.
- Kan aangeven welk gevolg de mislukte zoektocht naar een nieuwe landsheer had voor de staatsvorm die in 1588 ontstond.
- Kan beredeneren dat er meerdere jaren zijn die als beginpunt van een Nederlandse staat kunnen worden gezien: 1579, 1581,1588 en 1648.
- Kan het militaire succes van de Republiek in de oorlog tegen Filips II in de periode 1588-1598 verklaren.
- Extra uitleg
-
Het verloop van de Nederlandse Opstand
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.

Bron 5. [klik voor meer informatie] – Willem van Oranje, één van de twaalf edelen in de Raad van State. Deze raad, tezamen met de Geheime raad en de Raad van Financiën, vormden de Collaterale Raden van Karel V waarmee hij de Nederlanden bestuurde als onderdeel van zijn centralisatie politiek.
Oranje voerde een effectieve propagandaoorlog. Omdat hij een zo breed mogelijk draagvlak wilde voor de Opstand, koos hij niet voor een religieuze maar voor een nationale invalshoek. Hij riep ‘Nederlanders’ op hun ‘vaderland’ te beschermen tegen ‘vreemde’ Spanjaarden. Omdat Willem van Oranje de vertrouweling was geweest van Filips’ vader, Karel V, had hij moeite met openlijk kwaad te spreken over Karels zoon Filips. Daardoor richtte zijn propaganda zich meer tegen de Spaanse troepen dan tegen de koning zelf.
De huurlingenlegers van Filips II werden slecht betaald, waardoor er steeds meer muiterijen uitbraken. De muitende soldaten trokken plunderend door de gewesten. Hierdoor sloten de tot dan toe aan Filips II loyale gewesten – grotendeels katholiek – zich in 1576 bij de Opstand aan tijdens de Pacificatie van Gent, op voorwaarde dat het katholicisme bij hen werd gehandhaafd. Toen dit niet lukte, omdat radicale calvinisten in veel plaatsen – vaak gepaard met bloedige vervolgingen van katholieken – in Brabant en Vlaanderen de macht overnamen, voelden katholieken zich bedreigd. Daardoor waren zij bereid vrede te sluiten met de koning. Als gevolg daarvan viel de Opstand in 1579 uiteen en sloten de overgebleven opstandige steden en gewesten zich aaneen in de Unie van UtrechtIn 1579 getekende overeenkomst tussen een aantal Noord-Nederlandse gewesten, waarin werd overeengekomen dat zij zich zouden inzetten om Filips II (Spanje) tegen te houden en terug te dringen. Tevens werd besloten op gebied van defensie, belastingen en godsdienst samen te werken. om toch een front te blijven vormen tegen Filips II. Twee jaar later werd Filips II officieel afgezworen. De Staten-Generaal van de opstandige gewesten beredeneerde deze revolutionaire daad door de koning te vergelijken met een slechte herder die zijn schaapjes (het volk) had verwaarloosd. Filips II had zich immers niet gehouden aan de vrijheden en voorrechten van de gewesten, beloften die hij wel had gedaan toen hij de kroon overnam van zijn vader Karel V.
De opstandige gewesten kregen het daarna moeilijk. De moord op Willem van Oranje in 1584 leidde tot onzekerheid en in 1585 viel Antwerpen weer in Spaanse handen. Doordat de zoektocht naar een staatshoofd dat Filips II kon vervangen en tegelijk de vrijheden van de Nederlanden kon waarborgen niets opleverde, kwamen de gewesten in een crisis. Engelse militaire en economische steun gaf de opstandige gewesten echter de kans zich te herstellen en vanaf 1588 een levensvatbare Republiek te vormen. In de jaren daarop slaagde de Republiek erin terrein terug te winnen, vooral omdat Filips II op te veel fronten tegelijk oorlog voerde. Hij kreeg namelijk te maken met problemen in de Spaanse koloniën in Zuid-Amerika, nieuwe opstanden in zijn Duitse gebieden, Engeland als vijand en de Ottomanen die een militaire campagne hadden opgezet tegen de katholieke Filips. Door deze internationale spanningen raakte Spanje uitgeput, waardoor de soevereiniteitHet recht om zelf te besturen zonder dat er verantwoording verschuldigd is aan een ander bestuurlijk orgaan (vorst, land of organisatie). van de Republiek in 1596 door Engeland en Frankrijk werd erkend. Toch duurde het nog tot 1648, met de Vrede van Münster, voordat de internationale erkenning algemeen werd.
3. Het ontstaan van de Gouden Eeuw in de Republiek, 1588-1648
- Kan uitleggen dat het ontbreken van een feodale traditie en de moedernegotie bijdroegen aan de commercialisering van de landbouw in Holland en Zeeland met als gevolg de bloei van nijverheid en handel.
- Kan aangeven dat de Val van Antwerpen (1585) bijdroeg aan de economische bloei van Holland en Zeeland.
- Kan verantwoordelijkheden van de Staten-Generaal, Gewestelijke Staten, de raadpensionaris en de stadhouder noemen en aangeven dat zij vaak samenwerkten, maar elkaar ook beconcurreerden.
- Kan aangeven dat de Republiek in staatkundig en religieus opzicht een bijzondere plaats innam in Europa.
- Kan een militaire- en een economische reden noemen van de Staten Generaal om het monopolie op de handel met Azië aan de VOC te geven.
- Kan een reden noemen waarom stadsbestuurders buitenlandse kooplieden goede faciliteiten boden.
- Kan aangeven dat de economische bloei bijdroeg aan de bloei van de schilderkunst en van uitgeverijen in de Republiek.
- Kan een godsdienstige en een economische reden van migranten noemen om zich in de Republiek te vestigen.
- Kan aangeven dat het verplaatsen van het VOC-handelscentrum van Amsterdam naar Batavia door J.P. Coen past bij het ontstaan van een wereldeconomie.
- Kan uitleggen waardoor er een einde kwam aan de periode van economische bloei tegen het einde van de zeventiende eeuw.
Het bestuur van de Republiek
- Leerdoelen
-
- Kan uitleggen dat het ontbreken van een feodale traditie en de moedernegotie bijdroegen aan de commercialisering van de landbouw in Holland en Zeeland met als gevolg de bloei van nijverheid en handel.
- Kan aangeven dat de Val van Antwerpen (1585) bijdroeg aan de economische bloei van Holland en Zeeland.
- Kan verantwoordelijkheden van de Staten-Generaal, Gewestelijke Staten, de raadpensionaris en de stadhouder noemen en aangeven dat zij vaak samenwerkten, maar elkaar ook beconcurreerden.
- Kan aangeven dat de Republiek in staatkundig en religieus opzicht een bijzondere plaats innam in Europa.
- Kan een militaire- en een economische reden noemen van de Staten Generaal om het monopolie op de handel met Azië aan de VOC te geven.
- Kan een reden noemen waarom stadsbestuurders buitenlandse kooplieden goede faciliteiten boden.
- Kan aangeven dat de economische bloei bijdroeg aan de bloei van de schilderkunst en van uitgeverijen in de Republiek.
- Kan een godsdienstige en een economische reden van migranten noemen om zich in de Republiek te vestigen.
- Kan aangeven dat het verplaatsen van het VOC-handelscentrum van Amsterdam naar Batavia door J.P. Coen past bij het ontstaan van een wereldeconomie.
- Kan uitleggen waardoor er een einde kwam aan de periode van economische bloei tegen het einde van de zeventiende eeuw.
- Extra uitleg
-
Het bestuur van de Republiek
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.

Bron 10. Door val van Antwerpen (1585) als gevolg van de de afsluiting van de Schelde, vluchten veel handelaren en ambachtslieden naar Amsterdam waaronder veel Joden. Zij namen hun handel met zich mee. Hierdoor ontstond een grote Joodse gemeenschap in Amsterdam.
De Opstand viel in de Noordelijke Nederlanden samen met een periode van economische groei. De graanhandel met het gebied rondom de Oostzee, beter bekend als de moedernegotieDe handel met de landen rond de Oostzee die door kooplieden van de Nederlanden werd gedreven. Deze handel was de grootste inkomstenbron van welvaart in de late middeleeuwen., legde hiervoor de basis. Omdat er in de Nederlanden geen sterke feodaleIs het leenstelsel dat van de val van het West-Romeinse rijk (476) tot de Franse Revolutie (1789) in Europa bestond. De leenheer gaf gebieden in leen aan zijn leenmannen en kreeg in ruil hiervoor trouw, militaire steun en belastinginkomsten. Feodale verhoudingen geven aan hoe de leenheer, leenmannen en ondergeschikten met elkaar omgingen. traditie bestond, konden boeren zich sneller specialiserenHet toeleggen op de productie van één specifiek product. Hierdoor gaan bedrijven zich richten op de productie van één product in plaats van verschillende producten te produceren. Het gevolg is lagere kosten en meer kwaliteit. Wanneer er wordt gesproken over arbeidsspecialisatie, dan ontstaan er specialistische beroepen zoals bakkers, timmerlieden of handelaren. en hun landbouwproducten gaan verkopen op een commerciële markt. Omdat boeren niet alleen meer produceerden voor eigen gebruik, maar ook voor de handel, profiteerden ook nijverheid, scheepsbouw en handel. De economische groei maakte het mogelijk dat de opstandelingen tijdens de oorlogsjaren economische oorlogsvoering konden inzetten, zoals de afsluiting van de rivier de Schelde. Deze maatregel leidde niet alleen tot de ondergang van Antwerpen als handelsstad, maar ook tot de instroom van tienduizenden immigranten uit de Zuidelijke Nederlanden. Daardoor kregen Hollandse en Zeeuwse steden een economische stimulans, omdat deze migranten hun kennis en handelsnetwerken meenamen.
De Republiek was een unie van zeven zelfstandige gewesten. Wetgeving, rechtspraak en belastingheffing vielen onder de gewestelijke verantwoordelijkheden. De gewesten hadden elk hun eigen Statenvergadering, waarin meestal zowel de belangrijkste steden als de adel waren vertegenwoordigd. Zo’n vergadering stond bekend als de Gewestelijke Staten. In principe waren alle gewesten gelijk aan elkaar, maar in de praktijk waren Holland en Zeeland het machtigst, juist doordat zij economisch het sterkst waren. Omdat deze gewesten de grootste bijdrage leverden aan de oorlogskas, konden zij in de Staten-Generaal meer invloed uitoefenen. Vooral in Holland en Zeeland hadden de vertegenwoordigers van steden veel macht. Deze steden werden bestuurd door de regentenRegenten waren de bestuurders van de Nederlandse steden in de 17e en 18e eeuw., die zitting namen in zowel de Gewestelijke Staten als de Staten-GeneraalAfgevaardigden van de gewesten van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Ze vormden een vergadering waarin vertegenwoordigers zaten van alle gewesten. Deze vergadering was een politiek bestuur die ging over de buitenlandse politiek en de oorlogsvoering van de Republiek.. De Staten-Generaal waren verantwoordelijk voor het militair en buitenlands beleid. Omdat beslissingen alleen met draagvlak in alle gewesten genomen konden worden, was er veel onderhandeling nodig. De landsadvocaat (na 1621 raadpensionarisRaadpensionaris was de titel van de eerste ambtenaar van de Staten-Generaal uit het gewest Holland en het gewest Zeeland. Hij werd gekozen uit de groep belangrijkste regenten en stippelde vaak het beleid uit van de Republiek. genoemd) van Holland speelde daarbij een leidende rol. Tegelijkertijd kozen de Staten van de gewesten een stadhouder, die als opperbevelhebber van het Staatse leger optrad. De voortdurende oorlog maakte die functie cruciaal, waardoor spanningen over macht en invloed tussen stadhouder en raadpensionaris steeds groter werden.
Omdat de oorlog tegen Spanje een gezamenlijke inspanning vereiste, werden de gezamenlijke verantwoordelijkheden in de loop van de tijd uitgebreid. In 1602 gaven de Staten-Generaal de VOCVerenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) was een handelsonderneming in de 17e en 18e eeuw die de monopolie had om handel, oorlog en verbonden te sluiten in Azië. De VOC wordt ook wel als de eerste multinational beschouwd. een monopolie op de handel met Azië. Dit besluit hing samen met de noodzaak Spanje ook buiten Europa te bestrijden en tegelijk de handelsbelangen van de Republiek te beschermen. De Staten-Generaal hielden toezicht om ervoor te zorgen dat de VOC staatsbelangen diende. Toch ging de VOC soms over de schreef: zo liet gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen in 1621 vrijwel de hele bevolking van de Banda-eilanden uitmoorden of verdrijven om het nootmuskaatmonopolie veilig te stellen. Dit wordt gezien als een genocide. Daarnaast voerden de Staten-Generaal het beheer over de GeneraliteitslandenGebieden in de Zuidelijke Nederlanden die onder het directe bestuur stonden van de Staten-Generaal., die tijdens de oorlog op Spanje waren veroverd.
Tijdens het Twaalfjarig Bestand namen de religieuze en politieke spanningen toe. Katholieken werden minder getolereerd, maar vergeleken met andere landen bleef de Republiek de meest tolerante staat op het gebied van godsdienst. Niet-calvinisten mochten hun geloof blijven uitoefenen, zolang dat niet in het openbaar gebeurde. De tijdelijke rust maakte dat interne tegenstellingen zichtbaarder werden: de raadpensionaris en de stadhouder kregen ruzie over wie de meeste macht moest hebben in de Republiek. Dit conflict dwong inwoners te kiezen: steunden ze de staatsgezinde raadpensionaris of de prinsgezinde stadhouder? De verdeeldheid verzwakte de politieke eenheid en beïnvloedde het beleid van de Republiek.
De handelsbelangen van de regenten en de noodzaak inkomsten te hebben voor de oorlogsinspanningen wogen zwaar mee in het beleid. Omdat de economie groeide, waren er arbeidskrachten nodig, en migranten vervulden die rol. Tegelijkertijd bracht de aanwezigheid van buitenlandse kooplieden extra handelscontacten en kapitaal met zich mee. Om hen aan te trekken, gaven stadsbestuurders goede faciliteiten, waaronder relatief vergaande religieuze vrijheden. De combinatie van welvaart en tolerantie leidde ertoe dat de Republiek aantrekkelijk werd voor zowel migranten als investeerders. Omdat de bevolking meer te besteden had, ontstond er een markt voor luxegoederen. Naast drukwerk werden er miljoenen schilderijen geproduceerd, die zelfs in huizen van gewone burgers hingen.
Het einde van de Gouden Eeuw volgde tegen het einde van de zeventiende eeuw, toen de positie van de Republiek werd ondermijnd door de opkomst van Engeland en Frankrijk. Omdat deze landen beschikten over snellere schepen en grotere rijken met meer grondstoffen en afzetmarkten, konden zij de handelaren van de Republiek steeds beter beconcurreren. Hierdoor verloor de Republiek haar economische voorsprong en nam haar macht in Europa geleidelijk af.
Literatuur
Geschiedenis Havo/Vwo, Syllabus Centraal examen 2017, Domein A en B van het Examenprogramma.
Blom, Hans. Geschiedenis van de Nederlanden. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff, 2005.
Palmer, R. R., Colton, J., en Kramer, Loyd. A History of the Modern World. Boston: Mc Graw Hill, 2007.













