Tijdvak 6: Handel, macht en kennis in een eeuw van regenten en vorsten

Hoofdvragen

Waardoor ontstond de Gouden Eeuw voor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden?

Hoe verliep de strijd om de macht in de Republiek, Frankrijk en Engeland tijdens de zeventiende eeuw?

Waardoor ontstond de wetenschappelijke revolutie en welke invloeden hadden burgers en overheden op het wetenschappelijk onderzoek en de productie van kunst?

De Gouden Eeuw was een periode van ongekende voorspoed voor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Terwijl veel Europese landen worstelden met oorlogen en economische tegenslagen, groeide de Republiek uit tot een centrum van handel, nijverheid, innovatie en wetenschap. Hoe kon een relatief klein land, omringd door machtige buren en absolute vorsten, een dominante positie verwerven in de wereldhandel én een leidende rol spelen in de wetenschappelijke revolutie?

Het antwoord ligt in slimme handelsstrategieën, zoals de graanhandel met het Oostzeegebied, de opkomst van Amsterdam als stapelmarkt, en de oprichting van invloedrijke handelscompagnieën zoals de VOC en WIC. Tegelijkertijd stimuleerden een relatief vrije samenleving en goed onderwijs wetenschappelijke ontdekkingen, zoals die van Antoni van Leeuwenhoek en Christiaan Huygens.

De successen van de Republiek kwamen echter niet zonder uitdagingen. Omringd door absolute monarchieën zoals Frankrijk onder Lodewijk XIV, moest de Republiek vechten voor haar overleving en economische macht. Deze tekst neemt je mee door de economische, wetenschappelijke en politieke ontwikkelingen van de Gouden Eeuw. Van de graanhandel tot de wereldwijde handelsnetwerken, en van technologische innovaties tot internationale conflicten met absolutistische machten – het is een verhaal van ambitie, kennis en macht.

Kenmerkende aspecten
  • 23. Het streven van vorsten naar absolute macht.
  • 24. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
  • 25. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
  • 26. De wetenschappelijke revolutie.

Bron 1. In de periode 1641-1859 waren de Nederlanders de enigen die handel mochten drijven met Japan. Op het kunstmatig aangelegde eilandje Deshima of Dejima stichtte de VOC een handelspost.

1. Handelen in een eeuw van goud

  • Kunt uitleggen dat de graanhandel met het Oostzeegebied de basis vormde van een uitgebreid handelssysteem.
  • Kunt omschrijven waardoor Amsterdam steeds meer uitgroeide tot stapelmarkt.
  • Kunt de doelen en de werkwijze van de VOC en de WIC beschrijven en je kunt uitleggen welke rol deze handelscompagnieën speelden in de wereldhandel.
  • Kunt beschrijven hoe Frankrijk en Engeland reageerden op de economische voorspoed van de Republiek.
  • Kan uitleggen hoe een specialistische landbouw en nijverheid aan de economische voorspoed van de Republiek bijdroeg (verdiepingsstof).
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
Leerdoelen
  • Kunt uitleggen dat de graanhandel met het Oostzeegebied de basis vormde van een uitgebreid handelssysteem.
  • Kunt omschrijven waardoor Amsterdam steeds meer uitgroeide tot stapelmarkt.
  • Kunt de doelen en de werkwijze van de VOC en de WIC beschrijven en je kunt uitleggen welke rol deze handelscompagnieën speelden in de wereldhandel.
  • Kunt beschrijven hoe Frankrijk en Engeland reageerden op de economische voorspoed van de Republiek.
  • Kan uitleggen hoe een specialistische landbouw en nijverheid aan de economische voorspoed van de Republiek bijdroeg (verdiepingsstof).
Extra uitleg
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.

De zeventiende eeuw was een periode waarin de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een van de machtigste en meest welvarende landen ter wereld werd. Dit tijdperk, bekend als de Gouden Eeuw, werd gekenmerkt door bloeiende handel, innovatieve technologieën, en de oprichting van invloedrijke handelscompagnieën zoals de VOC en WIC. De Republiek bouwde haar economische succes op slimme handelsstrategieën, zoals de moedernegotie, en op een sterke positie als doorvoerhaven en stapelmarkt. Tegelijkertijd zorgde deze economische voorspoed voor rivaliteit met andere grootmachten zoals Engeland en Frankrijk, die hun eigen economie wilden beschermen en versterken.

 

De basis van de handel: graan uit het Oostzeegebied

Een belangrijke basis voor de economische groei van de Republiek was de graanhandel met het Oostzeegebied, ook wel de moedernegotieGraanhandel vanuit gebieden aan de Oostzee door Amsterdamse kooplieden. genoemd. Deze handel speelde een cruciale rol in de ontwikkeling van een internationaal handelsnetwerk. Tijdens de zeventiende eeuw produceerde de Republiek zelf steeds minder graan, terwijl de bevolking groeide en de vraag naar voedsel toenam. Om dit tekort op te vangen, importeerden Nederlandse handelaren graan uit Noord-Duitse gebieden en de Baltische landen.

Bron 2. Fluitschepen werden in verschillende scheepvaarten ingezet, ook in het noorden tijdens de walvisvangst.

De term “moedernegotie” verwijst naar het feit dat deze handel de eerste grote internationale handelsactiviteit van de Republiek was. Het graan dat werd ingevoerd, voorzag niet alleen in de voedselbehoefte van de bevolking, maar ook in die van de snelgroeiende steden in Holland en Zeeland. Tegelijkertijd exporteerden Nederlandse boeren en handelaren zuivelproducten zoals boter en kaas, en vis, waaronder haring. Deze waren geliefd in het Oostzeegebied, waar voedsel vaak schaarser was.

 

Innovatie in de scheepvaart

De handel met het Oostzeegebied leidde tot een belangrijke technologische vooruitgang: de ontwikkeling van het fluitschip. Dit schip was speciaal ontworpen om minder tol te hoeven betalen bij de Sont, de smalle zeestraat tussen Denemarken en Zweden die toegang geeft tot de Oostzee. De Deense koning hief sinds 1429 tol op alle schepen die deze route gebruikten, waarbij het tolbedrag werd bepaald op basis van de oppervlakte van het scheepsdek.

Hollandse scheepsbouwers ontwierpen daarom het fluitschip met een smal dek, maar een grote laadruimte, zodat het veel goederen kon vervoeren terwijl het relatief weinig tol hoefde te betalen. Bovendien kon het fluitschip met minder bemanning varen dan andere schepen, wat de kosten verder verlaagde. Deze innovatie gaf Nederlandse handelaren een concurrentievoordeel op zee.

 

Amsterdam: het centrum van de Europese handel

Een belangrijk gevolg van de bloeiende graanhandel en de technologische innovaties in de scheepvaart was de opkomst van Amsterdam als de belangrijkste stapelmarktStad, meestal een haven, waar handelsgoederen worden opgeslagen in afwachting van tekorten en hogere prijzen elders. van Europa. Een stapelmarkt is een plek waar goederen uit de hele wereld worden verzameld, opgeslagen en verhandeld. Amsterdam profiteerde van de uitstekende ligging aan de Noordzee en haar toegang tot een netwerk van rivieren en kanalen, waardoor handel met het binnenland van Europa ook mogelijk was.

In Amsterdam werden producten uit verschillende delen van Europa en daarbuiten opgeslagen in pakhuizen. Voorbeelden van deze producten zijn graan uit het Oostzeegebied, wijn en olijfolie uit het Middellandse Zeegebied die opgehaald werden via de straatvaartHandel waarbij handelsschepen de Straat van Gibraltar passeren op weg naar landen rond de Middellandse Zee.. Maar ook gezouten haring uit de Noordzee werd in Amsterdam opgeslagen. Deze goederen werden later tegen hogere prijzen doorverkocht aan andere landen of regio’s waar de vraag groot was. Dit systeem stelde Amsterdam in staat om prijzen en handelsstromen te beheersen, wat haar positie als handelscentrum versterkte.

 

Handelskapitalisme en specialisatie

De handel bracht ook een nieuwe vorm van economie met zich mee: het handelskapitalismeHandel drijven met als doel winst te maken.. Hierbij investeerden handelaren grote sommen geld in schepen, pakhuizen en handelswaren om winst te maken. Amsterdam werd een plek waar investeerders samenwerkten om risico’s te delen en kapitaal te verzamelen voor grote handelsprojecten. Deze samenwerking leidde tot schaalvergroting en specialisatie in de economie.

Een voorbeeld hiervan is de textielproductie in steden zoals Leiden en Haarlem. In Leiden werd luxe wollen laken geproduceerd, terwijl Haarlem bekend stond om haar linnen stoffen. Ook in de Zaanstreek vond specialisatie plaats, met scheepswerven, zaagmolens en touwslagerijen die zich richtten op de scheepsbouw. Deze gespecialiseerde nijverheid droeg bij aan de economische kracht van de Republiek.

 

De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)

In 1602 werd de VOC opgericht, een handelscompagnieOnderneming van samenwerkende handelaren die investeringen, risico’s en winsten met elkaar delen. die een handelsmonopolieAfspraak om als enige te mogen handelen in een bepaald product, met een bepaald land, of in een bepaald gebied. kreeg op de handel met Azië. Dit monopolie betekende dat alleen de VOC handel mocht drijven in deze regio namens de Republiek. De VOC richtte zich vooral op de handel in specerijen, zoals peper, nootmuskaat en kaneel, die in Europa zeer gewild waren en voor gigantische bedragen konden worden verkocht. Maar het verdiende ook geld door in te spelen op vraag en aanbied in de overzeese regio’s. Zo verkochten ze opium uit India in

Het belangrijkste doel van de VOC was om winst te maken door exclusieve handelsrechten te verwerven in Azië. Dit werd vaak bereikt door verdragen te sluiten met lokale vorsten, maar soms ook met geweld. Een berucht voorbeeld is de strafexpeditie onder leiding van Jan Pieterszoon Coen in 1621 op de Banda-eilanden. Hier werden duizenden inwoners gedood of tot slaaf gemaakt omdat zij nootmuskaat aan andere Europese handelaren verkochten, wat tegen de afspraken met de VOC inging.

De VOC was niet alleen een handelsorganisatie, maar ook een machtige speler in de internationale politiek. Het kreeg namelijk oorlogsrecht van Staten-Generaal. Dat betekende dat zij forten mochten bouwen, het stichtte de stad Batavia (het huidige Jakarta) als handelscentrum, en onderhield een eigen leger. Deze combinatie van handels- en militaire macht maakte de VOC tot een dominante speler in de wereldhandel.

Bron 3. Een opperkoopman van de VOC, met zijn vrouw en een tot slaafgemaakte bediende. Mogelijk op de achtergrond de scheepswerf van Batavia, het huidige Jakarta in Indonesië.
De West-Indische Compagnie (WIC)

Naast de VOC werd in 1621 de WIC opgericht. De WIC richtte zich op de handel met West-Afrika en Amerika. Een belangrijk aspect van deze handel was de trans-Atlantische slavenhandel, waarbij tot slaaf gemaakte Afrikanen naar Amerika werden vervoerd. Hier werden zij verkocht aan plantage-eigenaren. De opbrengsten werden gebruikt om goederen zoals suiker, tabak en rum naar Europa te exporteren.

De WIC was niet alleen een handelsorganisatie, maar ook actief betrokken bij zeeroverij. De kapiteins van de WIC kregen kaperbrieven van de Staten-Generaal, wat betekende dat zij toestemming hadden om vijandelijke schepen te kapen. Het beroemdste succes van de WIC was de verovering van de Spaanse zilvervloot in 1628 door Piet Hein. Deze vloot vervoerde grote hoeveelheden goud en zilver vanuit Midden-Amerika naar Spanje. De buit stelde de Republiek in staat om haar oorlog tegen Spanje te financieren.

 

Wereldhandel en de driehoekshandel

De activiteiten van de VOC en WIC maakten de Republiek tot een belangrijk knooppunt in de wereldhandel. De VOC importeerde specerijen, zijde, en porselein uit Azië en verkocht deze in Europa. De WIC verbond Afrika, Amerika en Europa via de zogenaamde driehoekshandel.

Deze wereldwijde handelsnetwerken leidden tot een vroege vorm van globalisering. Producten en mensen werden over lange afstanden vervoerd, wat niet alleen economische voordelen bracht aangezien in deze wereldeconomieEen economisch systeem waarin goederen uit verschillende delen van de wereld worden verhandeld. het mogelijk maakte om producten uit de hele wereld te verkrijgen. Maar het bracht ook grote sociale en ethische vraagstukken met zich meebracht, zoals ‘is slavernij te legitimeren’ en ‘is het Europa toegestaan de inheemse inwoners van een overzees gebied uit te buiten’? De gevolgen van de beslissingen van toen, zijn vandaag de dag nog heel merkbaar.

 

Rivaliteit met Engeland en Frankrijk

De economische dominantie van de Republiek riep weerstand op bij andere Europese grootmachten. Engeland en Frankrijk zagen de Republiek als een concurrent en namen maatregelen om hun eigen economie te beschermen.

Bron 4. Een grafiek met het aantal geïmporteerde tot slaaf gemaakten uit Afrika.

In Engeland werden in 1651 de Navigatiewetten ingevoerd, die bepaalden dat goederen naar Engeland alleen mochten worden vervoerd door Engelse schepen of door schepen van het land van herkomst. Deze wetten waren bedoeld om de Engelse scheepvaart en handel te bevorderen en de Republiek te benadelen. Dit leidde tot de Engels-Nederlandse Oorlogen, waarin beide landen vochten om de controle over de wereldhandel.

Frankrijk koos een andere strategie. Onder Lodewijk XIV werden protectionistische maatregelen genomen, zoals hoge invoertarieven op buitenlandse producten, om de eigen economie te beschermen. Tegelijkertijd voerde Frankrijk oorlog tegen de Republiek om haar handelspositie te verzwakken. Een voorbeeld hiervan is de Hollandse Oorlog (1672-1678), waarin Frankrijk samen met andere landen de Republiek aanviel.

 

Een Gouden Eeuw?

De economische voorspoed van de Republiek in de Gouden Eeuw was gebaseerd op een combinatie van slimme handelsstrategieën, technologische innovatie, en krachtige handelscompagnieën zoals de VOC en WIC. Amsterdam groeide uit tot het centrum van de Europese handel, terwijl de wereldwijde activiteiten van de VOC en WIC de Republiek een belangrijke rol gaven in de wereldeconomie.

Deze economische groei ging echter gepaard met conflicten. Grootmachten zoals Engeland en Frankrijk reageerden met handelsbeperkingen en militaire aanvallen om hun eigen belangen te beschermen. Daarnaast profiteerde niet iedereen van de economische voorspoed van de Gouden Eeuw: voor veel armen verbeterde de situatie niet en het aantal tot slaafgemaakten steeg rap in deze periode. Toch blijft de Gouden Eeuw een unieke periode in de geschiedenis, waarin de Republiek een klein maar machtig land was met invloed over de hele wereld.

Verdiepingsstof: Commerciële landbouw en manufactuur

Bron 5. Op dit schilderij van Isaac van Swanenburg zijn mannen en vrouwen bezig met het wassen en bleken van het geproduceerde laken. De Nederlandse stoffen waren van zulke goede kwaliteit, dat ze over de hele wereld verkocht werden.

Naast de handel speelde ook de ontwikkeling van de landbouw en de nijverheid een belangrijke rol in de economische voorspoed van de Republiek. In tegenstelling tot veel andere Europese landen, waar het merendeel van de bevolking in de landbouw werkzaam bleef, was de Republiek al vroeg gericht op commerciële landbouwLandbouw die zuivelproducten en grondstoffen voor de nijverheid produceert. en gespecialiseerde nijverheid.

Door de inklinking van veengronden en de stijgende grondwaterspiegel in de late Middeleeuwen werd akkerbouw in veel kustgebieden van de Republiek lastig. Hierdoor schakelden boeren over van graanteelt naar veeteelt. Ze specialiseerden zich in de productie van zuivel, zoals boter en kaas, die ze verkochten op stedelijke markten en exporteerden naar andere landen.

Naast veeteelt richtten boeren zich op gewassen die dienden als grondstoffen voor de nijverheid. Voorbeelden zijn vlas, gebruikt voor linnen, en meekrap, een plant die rode kleurstof leverde. Dit type commerciële landbouw droeg bij aan de ontwikkeling van gespecialiseerde productieprocessen in de steden.

In de steden ontwikkelde zich een bloeiende nijverheid die nauw verbonden was met de commerciële landbouw. Een goed voorbeeld is de textielproductie in Leiden, waar laken werd gemaakt, en in Haarlem, dat bekend stond om zijn linnen stoffen. Aanvankelijk werden textiel en andere producten op kleine schaal thuis geproduceerd door boeren en ambachtslieden.

In de zeventiende eeuw groeide deze kleinschalige productie uit tot grotere manufacturenEen manufactuur is een nijverheidsbedrijf waarbij wordt gewerkt met eenvoudige apparaten die met spierkracht worden aangedreven. . In manufacturen werkten arme wevers en spinners in loondienst aan spinmachines en weefgetouwen, eigendom van rijke ondernemers. Deze drapeniers controleerden het hele productieproces, van het spinnen van garens tot het afwerken van stoffen.

De commerciële landbouw en manufacturen versterkten de economie van de Republiek. Ze zorgden niet alleen voor voedsel en producten die nodig waren voor de handel, maar ook voor werkgelegenheid en verdere specialisatie. Deze ontwikkeling maakte de Republiek tot een economische pionier in Europa.

2. Macht en politiek in de Gouden Eeuw: regenten en autocraten

  • Kunt uitleggen hoe het streven naar het behoud van de eigen rechten de staatsinrichting van de Republiek heeft beïnvloed.
  • Kunt uitleggen waarom en hoe de stadhouders probeerden hun macht te vergroten.
  • Kunt beschrijven waarom de Franse koning streefde naar een absolutisme en hoe hij van Frankrijk een absolute monarchie maakte aan de hand van 4 kenmerken.
  • Kunt beschrijven hoe in Engeland de strijd om de bestuursmacht tussen koning en parlement verliep.
  • Kunt overeenkomsten en verschillen noemen tussen de staatsinrichtingen van de Republiek, Frankrijk en Engeland.
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
Leerdoelen
  • Kunt uitleggen hoe het streven naar het behoud van de eigen rechten de staatsinrichting van de Republiek heeft beïnvloed.
  • Kunt uitleggen waarom en hoe de stadhouders probeerden hun macht te vergroten.
  • Kunt beschrijven waarom de Franse koning streefde naar een absolutisme en hoe hij van Frankrijk een absolute monarchie maakte aan de hand van 4 kenmerken.
  • Kunt beschrijven hoe in Engeland de strijd om de bestuursmacht tussen koning en parlement verliep.
  • Kunt overeenkomsten en verschillen noemen tussen de staatsinrichtingen van de Republiek, Frankrijk en Engeland.
Extra uitleg
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.

Van de 16e tot de 18e eeuw vond in Europa een belangrijke verschuiving plaats in hoe landen bestuurd werden. Vorsten, parlementen en andere groepen streden om macht en invloed. In deze tijd ontwikkelden de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Frankrijk en Engeland elk unieke bestuursvormen.

 

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden: een vreemd experiment

In 1588, midden in de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje, koos de Republiek voor een uitzonderlijke staatsvorm door geen nieuwe landsheer te zoeken. Terwijl de meeste Europese landen een koning of keizer als leider hadden, werd de Republiek een losse samenwerking van zeven onafhankelijke gewesten. Deze gewesten werden verenigd door de Unie van Utrecht en hadden zich losgemaakt van de Spaanse koning Filips II, die hun rechten wilde beperken.

In de Republiek lag de macht bij twee bestuurslagen:

  • Elk gewest regelde zijn eigen zaken, zoals rechtspraak, belasting en godsdienst via de Gewestelijke Staten. Zo kon de situatie in het gewest zo worden aangepast, dat het tegemoetkwam aan de wensen van haar inwoners. Dit noemden we particularisme: het belang van het eigen gewest stond voorop.
  • In de Staten-Generaal kwamen vertegenwoordigers van de gewesten samen om gezamenlijke zaken te regelen, zoals defensie en buitenlandse politiek.

Een voorbeeld van de bijzondere samenwerking was de financiering van de oorlog tegen Spanje. Handelaren, die profiteerden van vrede en veiligheid, betaalden belasting waarmee oorlogsvloten werden uitgerust. Hierdoor groeide de Republiek uit tot een van de machtigste handelsnaties van Europa.

 

De rol van de stadhouders

Hoewel de Republiek geen vorst had, speelden de stadhoudersDe stadhouder was voorheen plaatsvervanger van de landsheer, in de zeventiende eeuw de bevelhebber van het Staatse leger. een belangrijke rol. Oorspronkelijk waren stadhouders plaatsvervangers van de landsheer, maar na de oprichting van de Republiek kregen zij een nieuwe functie als militaire leiders. De stadhouders waren leden van het huis Oranje-Nassau en hadden zowel politieke als militaire invloed. Zo mochten zij in sommige steden bestuurders benoemen, wat hen indirect macht gaf in de Gewestelijke Staten en de Staten-Generaal. Tegelijkertijd streefden zij vaak naar meer macht, wat hen regelmatig in conflict bracht met de regentenEen regent is een rijke burger met bestuursfunctie(s)., de bestuurders uit rijke handelsfamilies.

Bron 6. Samen met Maurits van Oranje, werd Frederik Hendrik van Oranje benoemd tot stadhouder. Beide heren voerden militaire veranderingen door waardoor de Republiek succesvoller was in de strijd tegen Spanje.

Een bekend voorbeeld van machtsconflicten in de Republiek is de botsing tussen stadhouder Maurits van Oranje en Johan van Oldenbarnevelt, raadspensionarisHoge ambtenaar in het gewest Holland die grote invloed had in de Staten-Generaal. van Holland. Tijdens de Twaalfjarige Wapenstilstand, die in 1609 begon, liepen de spanningen in de Republiek zo hoog op dat het land uiteindelijk in twee kampen uiteenviel.

  • De OranjegezindenVoorstanders van een sterke machtspositie voor de stadhouder. wilden de oorlog tegen Spanje voortzetten. Zij vonden dat een sterk leger onder leiding van de Prins van Oranje noodzakelijk was om de onafhankelijkheid te behouden. Omdat de oorlog veel macht en aanzien gaf aan de stadhouder, groeide zijn invloed.
  • De staatsgezindenVoorstanders van een sterke machtspositie voor de Staten-Generaal en de Gewestelijke Staten. dachten daar anders over. Zij zagen dat de oorlog enorme kosten met zich meebracht en dat de handel juist beter zou floreren in tijden van vrede. Daarom pleitten zij voor een gematigd godsdienstbeleid: interne godsdiensttwisten konden immers de handel schaden.

Door deze tegengestelde belangen liep de spanning op. Van Oldenbarnevelt, leider van de staatsgezinden, probeerde de macht van de stadhouder te beperken. Omdat hij Hollandse steden toestemming gaf om eigen huursoldaten in te huren om de rust te bewaren, voelde Maurits zich direct bedreigd. Hij vond dat Van Oldenbarnevelt zijn gezag ondermijnde. Dit conflict leidde ertoe dat Maurits in 1619 Van Oldenbarnevelt liet arresteren. De raadspensionaris werd beschuldigd van landverraad en uiteindelijk geëxecuteerd. Door deze gebeurtenis werd duidelijk dat de stadhouder, ondanks de federale structuur van de Republiek, in tijden van crisis de macht naar zich toe kon trekken.

Toen in 1648 de Vrede van Münster werd gesloten en de oorlog met Spanje eindigde, leek de noodzaak van een sterke militaire leider verdwenen. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd nu erkend als soevereinHoogste macht. Een soevereine staat is onafhankelijk en bepaalt zelf de wetten en regels in het land. Een soeverein is een persoon die de hoogste macht heeft. staat. De vrede had als gevolg dat de gewesten besloten geen nieuwe stadhouder aan te stellen toen Willem II in 1650 overleed. In een tijd van rust en handel leek een dure legeraanvoerder overbodig.

Maar de vrede bleek tijdelijk. Tijdens het Rampjaar van 1672 viel een coalitie van Frankrijk, Engeland en bondgenoten de Republiek aan. In datzelfde jaar werd het land aangevallen vanaf drie kanten: door Frankrijk, Engeland en de bisdommen Münster en Keulen. Deze gelijktijdige aanvallen zorgden ervoor dat de Republiek in korte tijd bijna volledig werd overlopen; vandaar de naam ‘Rampjaar’. Deze aanval veroorzaakte paniek en leidde tot de roep om sterk leiderschap. Daarom werd Willem III benoemd tot stadhouder. Door gebieden onder water te zetten wist hij Holland te redden. Zijn daad redde niet alleen de Republiek, maar herstelde ook het vertrouwen in de Oranjes. De aanval op de Republiek had dus tot gevolg dat de macht van de stadhouder opnieuw werd versterkt en het belang van een centrale leider groter werd dan ooit.

 

Frankrijk, een absolute monarchie

In tegenstelling tot de Republiek, waar macht verdeeld was, centraliseerde Frankrijk de macht onder koning Lodewijk XIV. Zijn heerschappij staat bekend als een voorbeeld van absolutismeStaatsvorm waarbij de koning of keizer alle macht in handen heeft., waarin de koning alle macht in handen had. Lodewijk wilde als absoluut vorst regeren omdat hij geloofde dat orde, eenheid en macht alleen mogelijk waren als alle beslissingen uit één hand kwamen: die van de koning zelf. De historische context waarin hij opgroeide, speelde daarbij een grote rol. Tijdens zijn jeugd had Frankrijk te maken met de Fronde, een reeks opstanden van edelen en parlementen tegen het koninklijk gezag. Deze burgeroorlog liet bij Lodewijk een diep wantrouwen achter tegenover de adel en de verdeeldheid in het bestuur. Hij was vastbesloten om dit nooit meer te laten gebeuren en wilde daarom een sterke, centrale macht opbouwen waarin de koning boven alles stond.

De basis van dit absolutisme was het idee van het droit divinLetterlijk: het goddelijk recht. De vorst heeft het recht om te regeren van God gekregen en is daarom alleen aan Hem verantwoording schuldig.: de koning regeerde volgens de katholieke leer bij de gratie van God en hoefde aan niemand verantwoording af te leggen. Dit idee werd door Lodewijks leermeester, bisschop Bossuet, sterk benadrukt.

Lodewijk XIV versterkte zijn macht door:

  • De Staten-Generaal, een vergadering van de adel, geestelijkheid en burgers, niet meer bijeen te roepen.
  • Het bouwen van het paleis van Versailles, waar de adel onder zijn directe controle stond. Hier organiseerde hij een weelderig hofleven om de edelen bezig te houden en politiek onschadelijk te maken.
  • Het beëindigen van het Edict van Nantes in 1685. Dit besluit maakte een einde aan de godsdienstvrijheid van de hugenoten (Franse protestanten); een vrijheid die in dit edict was vastgelegd door Lodewijks voorgangers. De hugenoten moesten katholiek worden of vluchten.
  • De kosten van de staat financieren via het mercantilismeEconomisch systeem waarbij de overheid de eigen economie versterkt door export te bevorderen en import te beperken.. Via dit systeem hoopte Lodewijk dat de economie van de Republiek gebroken kon worden, aangezien dit land afhankelijk was van de export van producten.

Een van de doelen van Lodewijk XIV was het vergroten van de Franse macht en invloed in Europa. Hij voerde oorlogen tegen onder andere de Republiek, zoals tijdens het Rampjaar. Deze oorlogen vergrootten zijn territorium, maar legden een zware druk op de Franse bevolking door hoge belastingen en economische uitputting. Op de lange termijn raakte Frankrijk hierdoor financieel verzwakt: de staatskas raakte leeg, boeren verarmden en ontevredenheid onder het volk nam toe. Door deze economische en sociale problemen raakte Frankrijk steeds verder in de problemen. Het land had weinig geld meer, terwijl de bevolking armer werd en steeds meer ontevreden raakte over Lodewijks opvolgers.

Bron 7. Lodewijk XIV van Frankrijk wist als een absoluut vorst te regeren. Hij zette de adel buitenspel en maakte gebruik van ambtenaren in het landsbestuur en professionele militairen in het leger. Hierdoor wist Lodewijk zijn macht in Frankrijk uit te breiden, maar ook elders in de wereld.
Bron 8. Karel I van Engeland slaagde er niet in om van een absolute monarchie te maken. Het parlement zegde het vertrouwen in hem op. Dit leidde tot zijn arrestatie, executie en een Engelse republiek onder leiding van Oliver Cromwell.
Bron 9. De Nederlandse stadhouder Willem III werd uitgenodigd door het Engelse parlement om samen met zijn vrouw de Engelse koning Jacobus II te vervangen. De keus viel op Willem, niet alleen omdat hij getrouwd was met de dochter van Jacobus, maar ook omdat Willem protestants was, in tegenstelling tot de katholieke Jacobus.
De Engelse strijd tussen koning en parlement

Engeland volgde een heel andere koers dan Frankrijk. Hier vond een langdurige machtsstrijd plaats tussen de koning en het parlement. Aan het begin van de 17e eeuw probeerden koningen als Jacobus I en Karel I meer macht naar zich toe te trekken, vaak door belastingen te heffen zonder toestemming van het parlement. Dit leidde tot een open conflict: de Engelse Burgeroorlog (1642-1651). Deze oorlog werd uitgevochten tussen de royalisten, die de koning steunden, en de parlementariërs, die meer macht voor het parlement eisten. De oorlog eindigde met de executie van Karel I en de oprichting van een republiek onder leiding van Oliver Cromwell. Hoewel de monarchie in 1660 werd hersteld, bleef de strijd om macht doorgaan. In 1688 vond de Glorious Revolution plaats, een belangrijke ommekeer in de Engelse geschiedenis. Koning Jacobus II, een katholiek die de macht van de monarchie wilde vergroten, werd afgezet. Willem III van Oranje, stadhouder van de Republiek, werd samen met zijn vrouw Maria Stuart, de dochter van Jacobus II, uitgenodigd om de Engelse troon over te nemen. Willem ondertekende de Bill of Rights (1689), waarin de macht van de koning werd beperkt en het parlement een centrale rol kreeg. Hiermee legde Engeland de basis voor een constitutionele monarchie.

 

Overeenkomsten en verschillen in staatsinrichtingen

Hoewel de Republiek, Frankrijk en Engeland elk hun eigen politieke systemen ontwikkelden, zijn er belangrijke overeenkomsten en verschillen te vinden. In alle drie de landen waren conflicten over macht een belangrijke drijfveer voor politieke veranderingen. Religie speelde daarnaast een centrale rol in deze machtsstrijden. In Frankrijk was dit de strijd tussen katholicisme en protestantisme, in Engeland tussen katholieken en protestanten en in de Republiek tussen gematigde en orthodoxe calvinisten.

Toch zijn de verschillen groot. In Frankrijk was de macht volledig gecentraliseerd in de handen van de koning, terwijl in de Republiek en Engeland macht meer verdeeld was. De Republiek kende geen vorst, maar een systeem van gedeelde macht tussen de gewesten en de Staten-Generaal. Engeland evolueerde naar een systeem waarin koning en parlement samenwerkten. In Frankrijk werd religieuze tolerantie ondergeschikt gemaakt aan het katholicisme, terwijl de Republiek relatief tolerant was voor andere geloofsgroepen.

3. De Wetenschappelijke Revolutie

  • Kunt uitleggen dat de wetenschappelijke revolutie een voortzetting was van de kritische manier van denken van het humanisme.
  • Kunt met voorbeelden duidelijk maken hoe de wetenschappelijke kennis werd uitgebreid.
  • Kunt beschrijven hoe burgers en overheid wetenschappelijk onderzoek bevorderden.
  • Kent de overeenkomsten en verschillen tussen de aard en de functie van de beeldende kunst in de Republiek en die in Frankrijk.
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
Leerdoelen
  • Kunt uitleggen dat de wetenschappelijke revolutie een voortzetting was van de kritische manier van denken van het humanisme.
  • Kunt met voorbeelden duidelijk maken hoe de wetenschappelijke kennis werd uitgebreid.
  • Kunt beschrijven hoe burgers en overheid wetenschappelijk onderzoek bevorderden.
  • Kent de overeenkomsten en verschillen tussen de aard en de functie van de beeldende kunst in de Republiek en die in Frankrijk.
Extra uitleg
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.

De zeventiende eeuw markeerde een periode van grote veranderingen in het denken en onderzoeken: de wetenschappelijke revolutieDoor nauwkeurig te observeren en te experimenteren wordt er zo veel nieuwe kennis vergaard dat de kijk op de wereld grondig wordt veranderd.. Deze revolutie bouwde voort op het kritische denken van het humanisme in de Renaissance, waarbij mensen hun wereldbeeld en kennis over de natuur wilden verbeteren door logica, observatie en debat.

Humanisten zoals Erasmus en Leonardo da Vinci legden de nadruk op zelfstandig denken en onderzoek. In deze traditie ontwikkelde Nicolaus Copernicus in de zestiende eeuw zijn revolutionaire theorie dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt van ons zonnestelsel is. Hoewel hij zijn ideeën niet volledig kon bewijzen, was zijn werk de inspiratie voor latere wetenschappers zoals Galileo Galilei. Galilei gebruikte een telescoop om aan te tonen dat Copernicus gelijk had, wat hem zowel bewonderaars als tegenstanders opleverde. De Kerk, die lange tijd vasthield aan het idee dat Jeruzalem het middelpunt van de schepping was, accepteerde deze nieuwe ideeën na lange tijd slechts met moeite.

De wetenschappelijke revolutie veranderde niet alleen het denken over de kosmos, maar ook over de natuur en het leven op aarde. Wetenschappers in de Republiek en daarbuiten vertrouwden op een combinatie van observatie, experimenten en redeneren om de wereld om hen heen te begrijpen. Deze benadering leidde tot vele nieuwe inzichten en ontdekkingen in de natuurwetenschappen.

 

De uitbreiding van wetenschappelijke kennis

Tijdens de wetenschappelijke revolutie kwamen er nieuwe technologieën en methoden die het onderzoek aanzienlijk vooruithielpen. Een goed voorbeeld is de ontwikkeling van de telescoop en de microscoop. Galileo Galilei gebruikte een telescoop om de maan, sterren en planeten te bestuderen. De natuurkundige Christiaan Huygens bouwde op dit soort onderzoek voort. Hij ontdekte niet alleen de ringen van Saturnus met zijn zelfgebouwde telescoop, maar vond ook het slingeruurwerk uit, dat nauwkeurige tijdmetingen mogelijk maakte. Dit was van groot belang voor navigatie op zee.

Bron 10. Door te observeren, de banen van de planeten te berekenen en modellen van het heelal te maken, kwam men er achter dat niet alleen de aarde maar juist de zon het middelpunt was van het heelal. Daarnaast kon bewezen worden dat de banen van de planeten niet rond waren, maar juist ellipsvormig.

Bron 11. Op dit schilderij van Rembrandt is goed de nieuwste ontwikkeling binnen de wetenschap te zien. Er wordt door de studenten van dokter Nicolaes Tulp geobserveerd, terwijl Tulp aan het experimenteren is.

Antoni van Leeuwenhoek ontdekte met zijn microscoop een geheel nieuwe wereld. Hij zag bacteriën en rode bloedlichaampjes, dingen die nooit eerder door mensen waren waargenomen. Zijn nauwkeurige beschrijvingen werden gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Philosophical Transactions, waardoor zijn werk internationaal bekend werd. In de Republiek kon ook Jan Swammerdam, een student uit Leiden, onderzoek doen op het terrein van de biologie. Hij onderzocht insecten en ontdekte hoe deze van gedaante konden veranderen. Hij legde daarmee de basis voor het begrip van metamorfose.

Praktische wetenschap was in deze tijd net zo belangrijk als theoretische ontdekkingen. Simon Stevin, een wiskundige en ingenieur, werkte aan de drooglegging van polders zoals de Beemster en hielp bij de bouw van vestingen. Zijn werk diende niet alleen militaire doeleinden, maar zorgde ook voor economische groei. Zo combineerden veel wetenschappers theoretische kennis met praktische toepassingen.

 

De rol van burgers en overheden

De vooruitgang in de wetenschap was niet mogelijk geweest zonder de steun van burgers en overheden. In de Republiek der Nederlanden investeerden rijke burgers vaak in projecten die zowel wetenschappelijk als economisch aantrekkelijk waren. De drooglegging van polders was hier een goed voorbeeld van: het leverde nieuwe landbouwgrond op én was een veilige belegging voor handelswinsten.

Overheden speelden ook een actieve rol. In Frankrijk richtte koning Lodewijk XIV de Académie Royale des Sciences op, waar wetenschappers aangemoedigd werden om nieuwe ontdekkingen te doen. Lodewijk XIV zag wetenschap als een manier om de macht en grootsheid van Frankrijk te benadrukken. In de Republiek was de samenwerking tussen wetenschap en overheid meer gericht op praktische doeleinden, zoals de verbetering van militaire strategieën. Zo werkte Simon Stevin samen met het leger van stadhouder Maurits om de vestingbouw te optimaliseren.

 

Kunst, de spiegel van de samenleving

Tegelijk met de wetenschappelijke revolutie bloeide ook de kunst in Europa. In Frankrijk en de Republiek der Nederlanden vervulde kunst echter verschillende functies, afhankelijk van de samenleving waarin zij werd gemaakt.

In Frankrijk stond kunst in dienst van de koning en zijn hof. Koning Lodewijk XIV, de Zonnekoning, gebruikte kunst om zijn macht en status te benadrukken. Zijn paleis in Versailles, rijk versierd met marmer, bladgoud en schilderijen, symboliseerde de grootsheid van zijn heerschappij. Kunstenaars, architecten en componisten werden ingehuurd om de koning te verheerlijken. Zelfs in dansvoorstellingen, zoals het beroemde ‘Ballet van de Nacht’, trad Lodewijk XIV zelf op als de opgaande zon. Hiermee benadrukte hij dat alles in Frankrijk om hem draaide, zoals het heelal om de zon.

Bron 11. De Nachtwacht is meer dan alleen een schilderij; het is een venster op de burgercultuur van de Gouden Eeuw. Rembrandt heeft in dit meesterwerk niet zozeer een groep individuen afgebeeld, maar een hele gemeenschap. De schuttersgilden, waartoe de afgebeelde mannen behoorden, waren een belangrijk onderdeel van het stadsleven en symboliseerden de zelfbewuste burgerij van Amsterdam.
Bron 12. In de hofcultuur van Lodewijk XIV was alles gericht op de verheerlijking van de monarch. Door zichzelf af te beelden als een behendige balletdanser, toonde de koning niet alleen zijn fysieke kracht, maar ook zijn artistieke talent. Dit versterkte zijn imago als een ideale heerser.

In de Republiek was de rol van kunst heel anders. Hier draaide het niet om een koning, maar om de burgerij. Rijke burgers gaven opdrachten aan schilders zoals Rembrandt van Rijn, Johannes Vermeer en Jan Steen. Hun schilderijen weerspiegelden het dagelijkse leven, stadsgezichten en landschappen. Schilders waren echte ondernemers: ze moesten inspelen op de smaak van hun klanten. Zo werden genres als stillevens, groepsportretten en winterlandschappen enorm populair.

Een treffend voorbeeld van de invloed van de markt op kunst is het werk van Rembrandt. Hoewel hij bekend staat om zijn portretten, paste hij zijn stijl vaak aan om aan de wensen van zijn opdrachtgevers te voldoen. Dit illustreert het verschil met Frankrijk, waar kunst veel meer door de elite werd gedomineerd.

Hoewel de kunst in Frankrijk en de Republiek anders werd ingezet, waren er ook overeenkomsten. In beide regio’s stond vakmanschap centraal, en kunstenaars zochten naar nieuwe manieren om emoties en realismeManier van afbeelden die een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid is. uit te drukken. Zowel in de schilderijen van Rembrandt als in de ontwerpen van het paleis van Versailles zien we de technische en artistieke hoogstandjes van deze tijd.

Het grootste verschil lag echter in de functie van kunst. In Frankrijk diende kunst voornamelijk om de macht en status van de koning te benadrukken. Er was dan ook sprake van een hofcultuurHet culturele leven aan het hof van een vorst.. In de Republiek daarentegen was kunst een weerspiegeling van de burgerlijke trots en onafhankelijkheid, dit kenmerkt zich in de burgercultuurHet culturele leven van burgers.. Kunstenaars zoals Vermeer en Frans Hals legden het alledaagse leven vast, terwijl Franse kunstenaars meer gericht waren op het verheerlijken van de monarchie. Door de samenwerking van wetenschap, kunst en maatschappelijke steun werd deze periode een keerpunt in de geschiedenis, waarin zowel het verstand als de creativiteit centraal stonden.