Tijdvak 10: Van splitsing tot eenwording, de wereld na 1945
Hoofdvragen
Waardoor kwamen na het einde van de Tweede Wereldoorlog twee machtsblokken tegenover elkaar te staan en welke gevolgen had dat voor de internationale verhoudingen?
Hoe heeft de dekolonisatie van Afrika en Azië de bevolking in Europa beïnvloed en in het bijzonder de ontzuilde samenleving van Nederland?
Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werd Berlijn één van de plekken waar twee machtsblokken – de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie – met elkaar in botsing kwamen. De Duitse stad werd het strijdtoneel tussen ideologieën. Maar niet alleen in Berlijn kwam het tot een conflict. Ook in Afrika, Azië en Zuid-Amerika werd de Koude Oorlog uitgevochten, zoals historici dit conflict gingen noemen. De oorlog wordt ‘koud’ genoemd, omdat er nooit een directe confrontatie plaatsvond tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie.
In de periode 1945-1991 werden de tegenstellingen tussen de Verenigde Staten (VS) en hun bondgenoten en de Sovjet-Unie (SU) en z’n bondgenoten alsmaar groter. Die tegenstellingen uitten zich in wederzijdse afkeer. De VS en de SU bewapenden zich tot de tanden. Beide wereldmachten beschikten over een wapenarsenaal waarmee de totale mensheid vernietigd kon worden. Vooral de kernwapens werden gevreesd. Mogelijk is het daardoor nooit tot een direct militair treffen gekomen tussen de twee en bleef de oorlog ‘koud’.
- 45. De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.
- 46. De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld.
- 47. De eenwording van Europa.
- 48. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.
- 49. De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.
Bron 1. In 1946 testen de Amerikanen een nieuwe atoombom in de Stille Oceaan. Omdat de atoombom in de periode vanaf 1945 het belangrijkste militaire en diplomatieke wapen was, wordt deze periode vaak ook het Atoomtijdperk genoemd.
1. De Koude Oorlog: een wereld in spanning
- Kent de politieke, economische en sociaal ideologische verschillen tussen het Westblok en het Oostblok.
- Kunt uitleggen hoe na 1945 de Oost-Europese landen satellietstaten van de Sovjet-Unie werden en dat dit een oorzaak van de Koude Oorlog was.
- Kunt met voorbeelden toelichten hoe verschillende gebeurtenissen in de periode 1947-1949 de spanningen tussen het Westblok en het Oostblok vergrootten.
- Kunt de Cubacrisis beschrijven en je kunt uitleggen dat de Cubacrisis een hoogtepunt in de Koude Oorlog was.
- Kunt aan de hand van concrete gebeurtenissen het proces van toenemende Europese samenwerking beschrijven.
- Kunt verklaren dat Gorbatsjov perestrojka en glasnost noodzakelijk vond om het voortbestaan van de Sovjet-Unie veilig te stellen en je kunt beschrijven wat de gevolgen daarvan waren voor het Oostblok en voor de Koude Oorlog.
- Kan aangeven dat de dekolonisatie van Vietnam moeilijk verliep door de spanningen van de Koude Oorlog (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kent de politieke, economische en sociaal ideologische verschillen tussen het Westblok en het Oostblok.
- Kunt uitleggen hoe na 1945 de Oost-Europese landen satellietstaten van de Sovjet-Unie werden en dat dit een oorzaak van de Koude Oorlog was.
- Kunt met voorbeelden toelichten hoe verschillende gebeurtenissen in de periode 1947-1949 de spanningen tussen het Westblok en het Oostblok vergrootten.
- Kunt de Cubacrisis beschrijven en je kunt uitleggen dat de Cubacrisis een hoogtepunt in de Koude Oorlog was.
- Kunt aan de hand van concrete gebeurtenissen het proces van toenemende Europese samenwerking beschrijven.
- Kunt verklaren dat Gorbatsjov perestrojka en glasnost noodzakelijk vond om het voortbestaan van de Sovjet-Unie veilig te stellen en je kunt beschrijven wat de gevolgen daarvan waren voor het Oostblok en voor de Koude Oorlog.
- Kan aangeven dat de dekolonisatie van Vietnam moeilijk verliep door de spanningen van de Koude Oorlog (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
In 1945 kwam er een einde aan de Tweede Wereldoorlog. Duitsland werd verslagen door de geallieerden: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie. Tijdens de oorlog hadden deze landen nog samengewerkt, maar na de overwinning ontstond er steeds meer wantrouwen tussen hen. De Verenigde Staten waren een kapitalistisch land, de Sovjet-Unie een communistisch land. Hun ideeën over economie, politiek en vrijheid verschilden sterk. Deze spanningen groeiden uit tot de Koude Oorlog: een periode van vijandschap tussen Oost en West, zonder directe gevechten, maar met veel dreiging en een wapenwedloop.

Bron 2. Kaart van Europa tijdens de Koude Oorlog. Landen in het blauw horen bij het Westblok en landen in het rood bij het Oostblok.
De Sovjet-Unie stond onder leiding van Jozef Stalin. Het was een communistisch land, met een sterk bestuur dat alles bepaalde: de economie, de politiek en zelfs het dagelijks leven van mensen. In het Westen, vooral in de Verenigde Staten, was het juist anders. Daar geloofde men in democratie, vrijheid van meningsuiting en een economie waarin bedrijven hun eigen keuzes konden maken. Deze grote verschillen in denken en besturen zorgden voor wantrouwen. Ze vormden het begin van de Koude Oorlog: een periode vol politieke spanning, wapenwedlopen en conflicten op andere plekken in de wereld, zoals in Korea en Vietnam.
Satellietstaten en het IJzeren Gordijn: de verdeling van Europa
Na de Tweede Wereldoorlog breidde de Sovjet-Unie haar invloedssfeerEen gebied waar een bepaald land veel invloed heeft op de politiek, economie en cultuur, zonder dat het officieel de baas is in dat gebied. uit over Oost-Europa. Ondanks de belofte van democratische verkiezingen op de conferentie van Jalta in 1945, installeerde Stalin communistische regeringen in deze landen die loyaal waren aan Moskou. Zo ook in het deel van Duitsland dat door de Sovjet-Unie werd bezet, nadat nazi-Duitsland zich had overgegeven. Deze landen in het oosten van Europa werden satellietstatenEen land dat officieel onafhankelijk is, maar in werkelijkheid sterk wordt gecontroleerd door een ander, machtiger land. van de Sovjet-Unie en vormden samen het Oostblok.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de scheiding tussen Oost en West steeds duidelijker. De voormalige Britse premier Winston Churchill noemde dit in 1946 het “IJzeren Gordijn”. Daarmee bedoelde hij de grens door Europa die het kapitalistische Westen en het communistische Oosten van elkaar scheidde. Aan Oost-Europese kant lagen de satellietstaten van de Sovjet-Unie. In deze landen hadden communistische partijen de macht, vaak onder toezicht van Moskou.
Nergens was de scheiding zo zichtbaar als in Duitsland. Dat land werd na 1945 in vier delen verdeeld. De Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk bestuurden het westen; de Sovjet-Unie kreeg het oosten. In 1949 werden de drie westelijke zones samengevoegd tot één land: de Bondsrepubliek Duitsland (BRD). Als reactie stichtte de Sovjet-Unie in hun zone de Duitse Democratische Republiek (DDR). Ook de hoofdstad Berlijn werd verdeeld. Omdat steeds meer Oost-Duitsers naar het westen vluchtten, liet de DDR in 1961 een muur bouwen: de Berlijnse Muur. Die werd het bekendste symbool van de Koude Oorlog.
De spanningen tussen het Westblok (de VS en hun bondgenoten) en het Oostblok (de Sovjet-Unie en haar bondgenoten) namen snel toe. In 1947 presenteerde de Amerikaanse president Harry Truman de Trumandoctrine. Dat was een belofte: de VS zouden elk land helpen dat zich bedreigd voelde door het communisme, met geld, wapens of steun.
Een jaar later volgde het Marshallplan. De VS boden economische hulp aan Europese landen die zwaar geleden hadden onder de oorlog. Het doel was om de economie weer op gang te brengen én het communisme minder aantrekkelijk te maken. De Sovjet-Unie verbood haar bondgenoten om dit geld aan te nemen.
In 1949 richtten de VS en hun bondgenoten de NAVO op: een militair bondgenootschap dat samen zou optreden als één van hen werd aangevallen. In 1955 volgde het Warschaupact, waarin de Sovjet-Unie hetzelfde deed met haar Oost-Europese bondgenoten. Beide kanten vertrouwden elkaar niet meer en begonnen aan een wapenwedloop, waarbij ze steeds krachtigere wapens ontwikkelden — zelfs kernwapens.
Communisme in Azië
In 1949 veranderde de wereld op een manier die de spanningen in de Koude Oorlog verder zou vergroten. In China wonnen de communisten onder leiding van Mao Zedong de burgeroorlog. Op 1 oktober riep Mao de Volksrepubliek China uit. Het land kreeg een bestuur zoals dat in de Sovjet-Unie bestond: de overheid bepaalde alles, ook in de economie. Boerderijen en fabrieken werden van de staat, en de overheid besloot wat er geproduceerd werd. Voor de Verenigde Staten was dit een grote schok. Tot dan toe dachten ze vooral aan communisme als een Europees probleem, met de Sovjet-Unie als grootste tegenstander. Maar nu was er een tweede communistisch land bijgekomen: China, met een enorm leger en miljoenen inwoners. De angst dat het communisme zich zou verspreiden, werd hierdoor groter.
In 1950 sloten de Sovjet-Unie en China een verdrag: ze beloofden elkaar te steunen. Dat betekende dat het communisme niet meer alleen door Moskou werd geleid. China werd een tweede machtige speler in het Oostblok. Nog datzelfde jaar brak de Koreaanse Oorlog uit. Noord-Korea, gesteund door China en de Sovjet-Unie, viel Zuid-Korea binnen. De Verenigde Staten wilden dat voorkomen en stuurden meteen troepen om Zuid-Korea te helpen. Toen China zich ook in de strijd mengde en Amerikaanse soldaten terugdreef, werd duidelijk hoe gevaarlijk de situatie was. De Koude Oorlog was niet langer alleen een strijd van ideeën. Er werden nu ook echt oorlogen gevoerd.

Bron 3. In Praag liepen de vreedzame demonstraties uit op rellen nadat de Russische tanks werden ingezet. Deze opstand in Praag (1968) werd uiteindelijke hardhandig neergeslagen.
Opstanden in Oost-Europa
In het Oostblok groeide de onvrede. Steeds meer mensen waren het niet eens met het communistische bestuur en het gebrek aan vrijheid. In 1956 brak er in Hongarije een opstand uit tegen de invloed van de Sovjet-Unie. Onder leiding van premier Imre Nagy eisten de Hongaren meer vrijheid van meningsuiting en politieke hervormingen. Ze wilden minder bemoeienis uit Moskou. De Sovjet-Unie reageerde hard: tanks reden de hoofdstad binnen, duizenden mensen kwamen om en Nagy werd geëxecuteerd. De boodschap was duidelijk: de Sovjet-Unie stond geen afwijking van het communistische pad toe.
In 1968 gebeurde iets soortgelijks in Tsjecho-Slowakije. Daar probeerde de nieuwe leider, Alexander Dubček, het communisme vriendelijker te maken. Hij noemde dit ‘socialisme met een menselijk gezicht’. Zo voerde hij meer persvrijheid en politieke hervormingen in. Maar de Sovjet-Unie zag deze veranderingen als een gevaar. In datzelfde jaar kondigde Sovjetleider Leonid Brezjnev de Breznjewdoctrine af. Daarin stond dat als één communistisch land werd bedreigd, dit als een bedreiging voor alle communistische landen werd gezien. Met die redenering vielen troepen van het Warschaupact in augustus 1968 Tsjecho-Slowakije binnen. De hervormingen van Dubček werden teruggedraaid. De inval liet opnieuw zien: alleen de Sovjet-Unie bepaalde wat er in het Oostblok gebeurde.
De wereld op de rand van een kernoorlog
De Cubacrisis van 1962 was een van de spannendste momenten in de Koude Oorlog. De Sovjet-Unie, onder leiding van Nikita Chroesjtsjov, plaatste kernraketten op het eiland Cuba. Dat ligt vlak bij de kust van de Verenigde Staten. De communistische leiders van Cuba wilden zo voorkomen dat de VS opnieuw zouden proberen hun regering omver te werpen. De raketten waren bedoeld als afschrikmiddel.
De Amerikaanse president John F. Kennedy reageerde direct. Hij kondigde een zeeblokkade van Cuba af: Amerikaanse schepen hielden alle Sovjet-boten tegen die nog raketten wilden aanleveren. Kennedy eiste dat de raketten zouden worden weggehaald. De spanning liep hoog op. Een kernoorlog leek heel dichtbij. Na dagen vol dreiging gaf Chroesjtsjov toe. De Sovjet-Unie haalde de raketten weg. In ruil daarvoor beloofden de Verenigde Staten Cuba met rust te laten, én later ook hun eigen kernraketten in Turkije te verwijderen. De Cubacrisis was een keerpunt in de Koude Oorlog. Beide supermachten beseften hoe gevaarlijk het conflict was geworden. Er kwam een korte periode van ontspanning, waarin de VS en de Sovjet-Unie afspraken maakten om kernoorlog te voorkomen.
Te midden van de Koude Oorlogspanningen zochten West-Europese landen naar manieren om samen te werken. Het Marshallplan had hen al aangemoedigd om hun economieën te integreren. In 1951 richtten zes landen, waaronder Frankrijk, West-Duitsland, Italië en de Benelux, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op. Dit was het begin van een proces van Europese eenwording, dat later zou leiden tot de Europese Unie (EU).
De Europese samenwerking breidde zich in de loop der jaren uit. In 1957 werd de Europese Economische Gemeenschap (EEG) opgericht, die de economische samenwerking tussen de lidstaten bevorderde. De samenwerking breidde zich daarna verder uit. In 1985 tekenden enkele landen het Schengenakkoord. Daardoor konden mensen vrij reizen tussen deze landen, zonder grenscontroles. Ook kwamen er afspraken over vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal. In 2002 werd in veel Europese landen een gezamenlijke munt ingevoerd: de euro.
Langzaam groeide de EEG uit tot een politieke unie: de Europese Unie (EU). De EU kreeg steeds meer invloed, bijvoorbeeld op het gebied van landbouw, milieu en migratie. Sommige mensen vonden dat goed, omdat landen daardoor beter konden samenwerken. Maar anderen waren kritisch: zij vonden dat de nationale regeringen te veel macht kwijtraakten aan Brussel. Toch is de EU belangrijk geweest voor vrede en samenwerking in Europa. Sinds de oprichting van de Europese samenwerking is er geen oorlog meer geweest tussen de lidstaten.
Gorbatsjov, perestrojka en glasnost
In de jaren tachtig had de Sovjet-Unie grote economische problemen. De planeconomie werkte niet goed. Er waren tekorten aan producten, winkels waren leeg en de levensstandaard was laag; en de belastingen werd opgeslurpt door de kostbare wapenwedloop. Michail Gorbatsjov, leider sinds 1985, wilde dit veranderen. Hij voerde twee belangrijke hervormingen in:
- Perestrojka betekent herstructurering. Gorbatsjov wilde de economie moderniseren. Kleine bedrijven en boeren kregen meer vrijheid om zelf te bepalen wat ze produceerden en verkochten. Dat was bijzonder, want in het communisme bepaalde de overheid alles. Gorbatsjov hoopte dat dit de economie beter zou laten draaien en dat mensen beter zouden gaan leven. Maar het ging niet zoals gepland. Binnen de communistische partij was er veel weerstand. De overgang naar een vrijere economie verliep rommelig. Er ontstonden tekorten en chaos en veel mensen raakten gefrustreerd.
- Glasnost betekent openheid. Mensen mochten meer zeggen en schrijven wat ze vonden, ook als ze kritiek hadden op de regering. Gorbatsjov dacht dat dit zou helpen om het communistische systeem te verbeteren. Hij wilde meer ideeën van burgers horen.
Gorbatsjov geloofde dat meer transparantie en inspraak van de bevolking zouden helpen om de structurele problemen van de Sovjet-Unie aan te pakken en zo het systeem efficiënter en eerlijker te maken. Deze hervormingen hadden echter onbedoelde gevolgen. De economische problemen verergerden en de toegenomen vrijheid van meningsuiting leidde tot een golf van protesten en nationalistische bewegingen in de Sovjet-Unie en Oost-Europa.
De val van de Berlijnse Muur
Gorbatsjovs hervormingen hadden een domino-effect in Oost-Europa. De toegenomen vrijheid en openheid door glasnost zorgden ervoor dat de bevolking in veel Oostbloklanden hun onvrede openlijk durfde te uiten. In 1989 vonden er vrije verkiezingen plaats in Polen, waarbij de communisten werden verslagen. Dit vormde een precedent voor andere Oost-Europese landen.
In Oost-Duitsland groeide de druk op het communistische regime, vooral nadat Hongarije zijn grens met Oostenrijk had geopend. Hierdoor konden duizenden Oost-Duitsers via Hongarije naar het Westen vluchten. De druk op de communistische DDR-regering nam toe; en op 9 november 1989 werd de Berlijnse Muur geopend. Dit was een symbolisch moment dat het einde van de Koude Oorlog inluidde.
Na de val van de Berlijnse Muur stortten de communistische regimes in Oost-Europa één voor één in. In Tsjecho-Slowakije vond de ‘Fluwelen Revolutie’ plaats, waarbij het communistische bewind zonder geweld werd afgezet. In Roemenië verliep de overgang minder vreedzaam: dictator Nicolae Ceaușescu werd na gewelddadige opstanden afgezet en geëxecuteerd.
In 1991 viel de Sovjet-Unie zelf uiteen in vijftien onafhankelijke staten, nadat verschillende Sovjetrepublieken hun onafhankelijkheid uitriepen. Dit markeerde het definitieve einde van de Koude Oorlog. Het Warschaupact werd ontbonden en veel voormalige Oostbloklanden oriënteerden zich op het Westen. In de daaropvolgende jaren sloten zij zich aan bij de NAVO en de EU, waarmee de geopolitieke verhoudingen in Europa ingrijpend veranderden.
Verdiepingsstof: De invloed van de Koude Oorlog op dekolonisatie van Vietnam
De dekolonisatie van Vietnam verliep uiterst moeizaam door de spanningen van de Koude Oorlog. Na de Tweede Wereldoorlog wilde Vietnam, dat een Franse kolonie was geweest, onafhankelijk worden. De communistische leider Ho Chi Minh riep in 1945 de Democratische Republiek Vietnam uit. Frankrijk weigerde echter deze onafhankelijkheid te erkennen, wat leidde tot de Eerste Indochinese Oorlog (1946-1954).
Deze oorlog kreeg opnieuw een mondiale dimensie doordat de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie betrokken raakten. De VS steunden de Fransen omdat zij wilden voorkomen dat Vietnam onder communistische invloed zou komen, terwijl de Sovjet-Unie en China Ho Chi Minh en zijn communistische strijders steunden. Na de Franse nederlaag bij Dien Bien Phu in 1954 werd Vietnam opgedeeld in een communistisch Noord-Vietnam en een kapitalistisch Zuid-Vietnam.
Deze verdeling leidde uiteindelijk tot de Vietnamoorlog (1955-1975), waarbij de VS militair ingreep om de opmars van het communisme te stoppen. De oorlog werd een van de grootste conflicten tijdens de Koude Oorlog en eindigde pas in 1975 met de overwinning van Noord-Vietnam. Dit conflict toonde hoe de Koude Oorlog een lokale strijd kon uitvergroten tot een wereldwijde crisis met ingrijpende gevolgen voor miljoenen mensen.
2. Een multiculturele samenleving: van dekolonisatie tot migratie?
- Kent de algemene oorzaken van dekolonisatie noemen.
- Kunt beschrijven hoe de dekolonisatie van Brits-Indië verliep en wat de rol van Gandhi daarbij was.
- Kunt met voorbeelden beschrijven hoe het dekolonisatieproces in Afrika verliep.
- Kunt uitleggen welke gevolgen de dekolonisatie van Nederlands- Indië had voor de politieke, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen in Nederland.
- Kunt het verband aangeven tussen de economische ontwikkelingen in de jaren zestig en zeventig, het ontstaan van de verzorgingsstaat en de veranderende bevolkingssamenstelling in Nederland.
- Kunt uitleggen waarom de multiculturele samenleving in Nederland onder druk kwam te staan en dat dit leidde tot polarisatie.
- kunt met voorbeelden de maatschappelijke effecten beschrijven van ontkerkelijking en individualisering.
- Kunt de dekolonisatie van Nederlands-Indië beschrijven en de rol van de Verenigde Staten in de beëindiging van deze oorlog verklaren (verdiepingsstof).
Welvaart en sociaal-culturele veranderingsprocessen
Pluriforme en multiculturele samenleving
- Leerdoelen
-
- Kent de algemene oorzaken van dekolonisatie noemen.
- Kunt beschrijven hoe de dekolonisatie van Brits-Indië verliep en wat de rol van Gandhi daarbij was.
- Kunt met voorbeelden beschrijven hoe het dekolonisatieproces in Afrika verliep.
- Kunt uitleggen welke gevolgen de dekolonisatie van Nederlands- Indië had voor de politieke, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen in Nederland.
- Kunt het verband aangeven tussen de economische ontwikkelingen in de jaren zestig en zeventig, het ontstaan van de verzorgingsstaat en de veranderende bevolkingssamenstelling in Nederland.
- Kunt uitleggen waarom de multiculturele samenleving in Nederland onder druk kwam te staan en dat dit leidde tot polarisatie.
- kunt met voorbeelden de maatschappelijke effecten beschrijven van ontkerkelijking en individualisering.
- Kunt de dekolonisatie van Nederlands-Indië beschrijven en de rol van de Verenigde Staten in de beëindiging van deze oorlog verklaren (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
Welvaart en sociaal-culturele veranderingsprocessen
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.Pluriforme en multiculturele samenleving
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In de drie decennia na de Tweede Wereldoorlog werd een groot deel van Azië en Afrika onafhankelijk. In deze tekst leer je waarom dekolonisatieHet proces waarbij landen die eerst door een ander land werden bestuurd, zelfstandig worden. plaatsvond, hoe dit proces verliep in Brits-Indië, Nederlands-Indië en Afrika en wat de gevolgen waren voor Nederland, dat steeds meer een multiculturele en pluriforme samenlevingEen samenleving waarin mensen veel verschillende ideeën, meningen en levenswijzen hebben. werd.
Oorzaken van dekolonisatie
Na de Tweede Wereldoorlog raakten veel Europese koloniale rijken ernstig verzwakt. In Azië en Afrika leidde dit tot het begin van een grootschalig proces van dekolonisatie, waarbij koloniën zich losmaakten van hun Europese moederland. Dit proces had verschillende oorzaken die met elkaar samenhingen.
- Eén belangrijke oorzaak was de opkomst van het nationalisme. Inwoners van koloniën kregen steeds meer besef van hun eigen identiteit en wilden niet langer bestuurd worden door Europeanen. Deze ontwikkeling werd deels veroorzaakt door de koloniale machthebbers zelf: zij hadden onderwijs, communicatie en infrastructuur ingevoerd, waardoor ideeën over vrijheid en zelfbestuur zich sneller konden verspreiden. In gebieden als India, Indonesië en Afrika ontstonden bewegingen die streefden naar onafhankelijkheid en zeggenschap over hun eigen land.
- De Tweede Wereldoorlog zelf speelde ook een grote rol. Koloniale machten zoals Nederland, Groot-Brittannië en Frankrijk werden militair vernederd door Japan, dat in korte tijd grote delen van Azië veroverde en zich voordeed als bevrijder van de Aziatische volkeren. Hierdoor werd voor de lokale bevolking zichtbaar dat Europese heerschappij niet onaantastbaar was. Veel mensen kregen het vertrouwen dat zij ook zélf hun land konden besturen.
- Daarnaast oefenden de nieuwe supermachten, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, druk uit op het proces van dekolonisatie. De VS, zelf ooit een kolonie, steunden onafhankelijkheid om te voorkomen dat nieuwe landen zich zouden aansluiten bij het communistische kamp. De Sovjet-Unie veroordeelde het kolonialisme als een vorm van kapitalistische uitbuiting en steunde anti-koloniale bewegingen als onderdeel van haar wereldwijde strijd tegen het Westen tijdens de Koude Oorlog.
- Ten slotte speelde ook de economie een belangrijke rol. Na de oorlog moesten Europese landen zich richten op de wederopbouw van hun eigen samenleving. Het behouden van koloniën werd steeds duurder, terwijl de opbrengsten vaak tegenvielen. De oorlogen die ontstonden tegen onafhankelijkheidsbewegingen, zoals in Indonesië en Algerije, kostten veel geld en mensenlevens. In het geval van Nederland leidde dit ertoe dat de VS dreigden de Marshallhulp stop te zetten als Nederland de strijd in Indonesië niet zou beëindigen. Onder die druk trok Nederland zich uiteindelijk terug.
De combinatie van deze factoren – nationalisme, oorlogservaringen, druk van supermachten en economische lasten – zorgde ervoor dat het koloniale tijdperk in hoog tempo ten einde kwam.
Dekolonisatie van Brits-Indië

Bron 8. De zoutmars van Ghandi, waarbij hij koos om de situatie in zijn land duidelijk te maken door geweldloos verzet toe te passen, nadat zijn voorgangers neer waren geslagen omdat ze juist wel geweld gebruikten.
Brits-Indië was een belangrijke kolonie van Groot-Brittannië. Al vanaf de jaren 1920 leidde Mahatma Gandhi een geweldloos verzet tegen de Britse overheersing. Zijn beroemdste actie was de zoutmars van 1930, waarin hij met duizenden volgelingen honderden kilometers liep om zelf zout te winnen als protest tegen een Britse belasting hierop die vooral Indiërs trof. Ondanks geweldloos verzet reageerden de Britten met harde maatregelen en arrestaties.
Een groot probleem in Brits-Indië was de spanning tussen hindoes en moslims. Toen Groot-Brittannië na de oorlog bereid was de kolonie op te geven, leidden deze spanningen tot bloedige gevechten. Dit resulteerde in 1947 in de opdeling van Brits-Indië in India, dat Hindoestaans zou worden, en Pakistan, dat de Islam als staatsreligie zou hanteren. Miljoenen mensen trokken van het ene land naar het andere, vaak met gewelddadige conflicten als gevolg. Gandhi werd in 1948 vermoord door een extremistische hindoe die vond dat hij te veel toegevingen aan de moslims had gedaan.
Dekolonisatie in Afrika
In de jaren zestig werden ook veel Afrikaanse landen onafhankelijk, mede door de veranderende houding van de Europese koloniale machten en de groeiende roep om zelfbestuur binnen de Afrikaanse samenlevingen. De Britse premier Harold Macmillan erkende in 1960 in zijn beroemde ‘Wind of Change’-toespraak dat de roep om onafhankelijkheid niet meer genegeerd kon worden. Dit betekende een verschuiving in de Britse koloniale politiek, waarbij Groot-Brittannië ervoor koos om zijn Afrikaanse koloniën via vreedzame onderhandelingen richting onafhankelijkheid te leiden. Dit gebeurde bijvoorbeeld in Ghana (1957) en Nigeria (1960), waar een geleidelijke overgang werd bewerkstelligd zonder grootschalig geweld.
In tegenstelling tot de Britse aanpak, verliep de Franse dekolonisatie minder soepel. Hoewel sommige gebieden, zoals Senegal en Ivoorkust, betrekkelijk vreedzaam onafhankelijk werden, escaleerde het conflict in Algerije tot een langdurige en bloedige onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962). Frankrijk beschouwde Algerije als een integraal onderdeel van het moederland, waardoor het niet zomaar werd opgegeven. De strijd tussen het Front de Libération Nationale (FLN), de Algerijnse onafhankelijkheidsbeweging, en het Franse leger ging gepaard met ernstige wreedheden, waaronder martelingen, terreuraanslagen en massamoorden aan beide kanten. Pas in 1962, na zware internationale druk en een groeiende onwil binnen Frankrijk zelf om de oorlog voort te zetten, kreeg Algerije uiteindelijk zijn onafhankelijkheid.
Ook in andere Afrikaanse landen verliep de dekolonisatie soms met gewapend verzet. In Kenia leidde de Mau Mau-opstand (1952-1960) tegen de Britse overheersing tot gewelddadige confrontaties tussen Keniaanse nationalisten en het koloniale bewind. De opstand resulteerde uiteindelijk in Kenia’s onafhankelijkheid in 1963, maar had duizenden slachtoffers geëist.
Veel Afrikaanse landen kregen na hun onafhankelijkheid te maken met grote uitdagingen, zoals interne etnische spanningen, zwakke economieën en politieke instabiliteit. In sommige gevallen leidden deze problemen tot militaire dictaturen of langdurige burgeroorlogen, zoals in Congo, waar de onafhankelijkheid in 1960 werd gevolgd door een periode van chaos en gewelddadige machtsstrijden. De dekolonisatie van Afrika had dus niet alleen positieve gevolgen in de vorm van nationale soevereiniteit, maar bracht ook complexe problemen met zich mee die in veel landen nog lang voelbaar zouden blijven.
Politieke, economische en sociaal-culturele veranderingen in Nederland
Na de Tweede Wereldoorlog stond Nederland voor een immense uitdaging: de wederopbouw van een door oorlog verwoest land. Dankzij de Marshallhulp en een sterke industriële groei beleefde Nederland in de jaren vijftig en zestig een ongekende economische bloeiperiode. De lonen stegen, de werkgelegenheid nam toe en de levensstandaard verbeterde aanzienlijk. Deze welvaartsgroei leidde tot de opbouw van de verzorgingsstaatEen land waarin de overheid zorgt voor de basisbehoeften van haar burgers, zoals onderwijs, gezondheidszorg en uitkeringen., waarbij de overheid steeds meer verantwoordelijkheden op zich nam om burgers te ondersteunen. Belangrijke wetten zoals de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Bijstandswet garandeerden een bestaansminimum, ‘van de wieg tot het graf’.

Bron 12. Nozems verstoren twee minuten stilte op 4 mei 1962. De politie grijpt in. Deze jongerenbeweging, geïnspireerd door de kleding, haardracht en muziek van Elvis Presley, keerden zich tegen de oude normen en waarden.
Met de toenemende welvaart veranderde ook de Nederlandse samenleving ingrijpend. De ontzuilingHet proces waarbij mensen zich minder laten leiden door hun geloof of politieke overtuiging bij het kiezen van bijvoorbeeld een school, een sportclub of een krant., waarvan al tijdens de Tweede Wereldoorlog sprake was, zette door: waar mensen voorheen vooral binnen hun eigen zuil (protestants, katholiek, socialistisch of liberaal) leefden, begon dit systeem vanaf de jaren zestig af te brokkelen. De invloed van de kerk nam af, en de ontkerkelijkingHet proces waarbij steeds minder mensen naar de kerk gaan en de kerk minder invloed heeft op het dagelijks leven. werd vooral onder jongeren zichtbaar. Steeds meer mensen bepaalden hun eigen normen en waarden, zonder zich te laten leiden door religie of tradities.
Deze periode zag ook de opkomst van jeugdculturen die de gevestigde orde uitdaagden. Dit werd mede in de hand gewerkt door de groeiende individualiseringEen ontwikkeling waarbij mensen steeds meer belang hechten aan hun eigen leven en keuzes, en minder aan de groep waar ze bij horen.. Jongeren trokken zich steeds minder aan van de traditionele autoriteiten zoals ouders, leraren en geestelijken, en bepaalden zelf hoe zij hun leven wilden inrichten. Vooral de babyboomersEen babyboom is een periode waarin er ineens veel meer baby’s worden geboren dan normaal., geboren in de eerste jaren na de oorlog, speelden hierin een grote rol. Zij groeiden op in een tijd van toenemende welvaart en vrijheid. Dat gaf hen de mogelijkheid om eigen jeugdculturen te ontwikkelen.
Dit werd zichtbaar in hun consumptiegedrag en uiterlijk. Jongeren besteedden meer geld aan cosmetica, mode en muziek, waarmee zij zich afzetten tegen de oudere generaties. Lange haardracht, spijkerbroeken en kleurrijke kleding werden iconen van deze tegencultuur. Muziek speelde een centrale rol in hun identiteit; optredens van The Beatles en The Rolling Stones in Nederland brachten enorme groepen jongeren samen, die hiermee hun onafhankelijkheid en afkeer van traditionele normen uitdrukten.
Ook politiek werden jongeren steeds actiever en kritischer. Protesten tegen de Vietnamoorlog werden een belangrijk symbool van hun verzet tegen de gevestigde orde. In Nederland vonden tal van dit soort studentenprotesten plaats, zoals de Maagdenhuisbezetting in Amsterdam, waar studenten zich keerden tegen autoritaire structuren binnen het onderwijs en de samenleving. Dit alles droeg bij aan de diepgaande sociale veranderingen van de jaren zestig en zeventig.
Polarisatie en kritiek op de multiculturele samenleving
Vanaf de jaren negentig en het begin van de 21e eeuw kwam er steeds meer kritiek op de multiculturele samenlevingEen samenleving waarin mensen van verschillende culturen en achtergronden met elkaar leven.. Die kritiek had verschillende oorzaken, maar een belangrijke daarvan was het gebrek aan goed migratiebeleid in de decennia daarvoor.
In de jaren zestig en zeventig groeide de Nederlandse economie snel. Daardoor ontstond er een tekort aan arbeiders, vooral in de industrie. Nederlandse bedrijven haalden daarom gastarbeiders uit landen als Turkije en Marokko. De gedachte was dat deze mensen tijdelijk zouden blijven werken en daarna zouden terugkeren naar hun eigen land. Maar in de praktijk gebeurde dat vaak niet. Veel migranten bleven en haalden later hun gezinnen naar Nederland, via gezinshereniging. Zo werd hun verblijf permanent.
Ook de dekolonisatie speelde een grote rol. Nadat Indonesië in 1949, Suriname in 1975 en de Nederlandse Antillen in de jaren daarna onafhankelijk werden, kwamen veel mensen uit deze voormalige koloniën naar Nederland. Zij zochten een beter leven of wilden gebruikmaken van hun recht op verblijf. Dit veranderde de samenstelling van de Nederlandse bevolking sterk.
Omdat het migratiebeleid oorspronkelijk gericht was op tijdelijke arbeiders, werd er in de beginjaren nauwelijks aandacht besteed aan integratie. Migranten leerden vaak geen Nederlands en woonden bij elkaar in aparte wijken. Er ontstonden gesloten gemeenschappen met weinig contact met de rest van de samenleving. Tegelijkertijd kregen veel migranten te maken met werkloosheid, armoede en achterstand in het onderwijs. Dit leidde tot spanningen. In de jaren negentig vonden sommige Nederlanders dat migranten zich onvoldoende aanpasten. De samenleving zou ‘aan het islamiseren’ zijn, volgens een deel van de publieke opinie. In 2000 schreef Paul Scheffer een invloedrijk artikel met de titel Het multiculturele drama. Daarin stelde hij dat de integratie van minderheden was mislukt; en dat autochtone Nederlanders en migranten langs elkaar heen leefden, zonder echte verbinding. Het artikel veroorzaakte veel discussie en bracht het debat over immigratie, identiteit en integratie in een stroomversnelling. Tot op de dag van vandaag zijn deze onderwerpen een belangrijk onderdeel van het maatschappelijke en politieke debat in Nederland.
Verdiepingsstof: dekolonisatie van Nederlands-Indië
Nederlands-Indië werd tijdens de Tweede Wereldoorlog bezet door Japan. Toen Japan in 1945 capituleerde, grepen nationalisten Soekarno en Hatta hun kans en riepen op 17 augustus 1945 de onafhankelijke Republik Indonesia uit.
Nederland probeerde met militaire acties de kolonie terug te krijgen, maar kreeg geen steun van de internationale gemeenschap. De Verenigde Staten dreigden zelfs de Marshallhulp stop te zetten als Nederland de strijd niet zou staken. In 1949 werd Indonesië officieel onafhankelijk, met Soekarno als president.
Na de onafhankelijkheid verlieten ongeveer 300.000 Nederlanders en Indo-Europeanen Indonesië en vestigden zich in Nederland. Ook de Molukkers, die in het Nederlandse koloniale leger (KNIL) hadden gediend, kwamen naar Nederland. Hun verblijf werd aanvankelijk als tijdelijk gezien, maar terugkeer bleek onmogelijk. Dit leidde later tot frustraties en zelfs terroristische acties in de jaren zeventig omdat de beloofde hulp van de Nederlandse overheid aan de Molukse gemeenschap uitbleef.











