Historische context 1: Steden en burgers in de Lage Landen, 1050 - 1700

Leidende vragen

Wat maakte de opkomst van een stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten mogelijk (1050–1302)?

Welke invloed hadden sociaaleconomische en politieke ontwikkelingen op de positie van de stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten (1302-1602)?

In hoeverre bepaalde de burgerij de ontwikkelingen in de Republiek in de Gouden Eeuw (1602-1700)?

In de middeleeuwen waren de Lage Landen, het huidige Nederland en België, een betoverend landschap vol geschiedenis. De regio kenmerkte zich door vruchtbare vlaktes, kronkelende rivieren, moerassen en weelderige bossen. De Lage Landen werden doorkruist door de Rijn, de Maas en de Schelde, die zorgden voor vruchtbare landbouwgrond. Dijken werden aangelegd om het land te beschermen tegen de zee, en polders werden gecreëerd voor veeteelt en landbouw.

Kleine dorpen en nederzettingen lagen verspreid over het landschap, omringd door groene weiden en akkers. Boeren verbouwden gewassen zoals tarwe, gerst en haver, afhankelijk van een succesvolle oogst en veeteelt. Middeleeuwse steden zoals Brugge, Gent, Antwerpen, Utrecht en Amsterdam waren centra van handel en ambacht. Kleurrijke markten boden een scala aan goederen, van exotische specerijen tot fijne stoffen. Stadsmuren en kerktorens torenden boven smalle straten uit, symbolen van macht en rijkdom.

De Lage Landen waren ook toneel van conflicten en machtsspelletjes. Kastelen en burchten verrezen op strategische plekken, als bolwerken van verdediging. Ridders te paard en legers vochten om land en eer, soms resulterend in bloederige veldslagen. De middeleeuwse cultuur werd sterk beïnvloed door het christendom. Imposante kathedralen en abdijen fungeerden als religieuze en culturele centra.

De Lage Landen in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd waren een fascinerende en dynamische periode, gekenmerkt door landbouw, handel, conflicten en culturele ontwikkeling. Het landschap, de steden, en de mensen vormden samen een levendige en diverse samenleving, waarvan de nalatenschap tot op de dag van vandaag voortleeft.

Kenmerkende aspecten
  • 13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.

  • 14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

  • 17. Het begin van staatsvorming en centralisatie.

  • 21. De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke Kerk in West-Europa tot gevolg had.

  • 22. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.

  • 23. Het streven van vorsten naar absolute macht.

  • 24. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.

  • 25. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.

Bron 1. In de middeleeuwen waren verschillende beroepen van elkaar afhankelijk. Zo maakte de smid een ijzeren ploegblad, waarmee de boer z'n veld kon bewerken. De graanoogst werd weer naar de molenaar gebracht, om te vermalen tot meel. Daarmee werd vervolgens weer brood gemaakt.

1. De opkomst van een stedelijke burgerij in Vlaanderen (1050-1302)

  • Kent 2 oorzaken voor de groeiende landbouw in de middeleeuwen; de gevolgen van die groei en waar die groei plaatsvond.
  • Kan aangeven dat de toegenomen landbouw leidde tot bevolkingsgroei, specialisatie in beroepen, handel en de verstedelijking van de Lage Landen.
  • Kan uitleggen dat steden zelfstandiger werden doordat zij, als gevolg van hun groeiende economische macht, stadsrechten konden verwerven en wat dit betekende voor de invloed van de adel in een domein.
  • Kan aangeven hoe een stad aan nieuwe poorters kwam en welke gevolgen dit had voor de adel.
  • Kent het belang van de Hanzen.
  • Kan uitleggen hoe kooplieden en ambachtslieden door het organiseren van gilden opkwamen voor hun belangen.
  • Kent het verschil tussen de verschillende sociale groepen in de Vlaamse steden.
  • Kan de de onderlinge spanningen benoemen tussen de sociale groepen en deze spanningen verklaren.
  • Kan uitleggen waardoor en hoe de steden een rol gingen spelen in het krachtenspel tussen adel en koning aan de hand van het voorbeeld van de Guldensporenslag.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
Leerdoelen
  • Kent 2 oorzaken voor de groeiende landbouw in de middeleeuwen; de gevolgen van die groei en waar die groei plaatsvond.
  • Kan aangeven dat de toegenomen landbouw leidde tot bevolkingsgroei, specialisatie in beroepen, handel en de verstedelijking van de Lage Landen.
  • Kan uitleggen dat steden zelfstandiger werden doordat zij, als gevolg van hun groeiende economische macht, stadsrechten konden verwerven en wat dit betekende voor de invloed van de adel in een domein.
  • Kan aangeven hoe een stad aan nieuwe poorters kwam en welke gevolgen dit had voor de adel.
  • Kent het belang van de Hanzen.
  • Kan uitleggen hoe kooplieden en ambachtslieden door het organiseren van gilden opkwamen voor hun belangen.
  • Kent het verschil tussen de verschillende sociale groepen in de Vlaamse steden.
  • Kan de de onderlinge spanningen benoemen tussen de sociale groepen en deze spanningen verklaren.
  • Kan uitleggen waardoor en hoe de steden een rol gingen spelen in het krachtenspel tussen adel en koning aan de hand van het voorbeeld van de Guldensporenslag.
Extra uitleg
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.

Vanaf de 11e eeuw begonnen er in Europa allerlei belangrijke veranderingen plaats te vinden.

  • De manier waarop mensen aan landbouw deden, veranderde. Er werden nieuwe technieken en methoden geïntroduceerd, waardoor boeren meer voedsel konden verbouwen.
  • Ook werden bossen gekapt en moerassen drooggelegd. Op deze nieuwe grond konden tevens landbouwproducten verbouwd worden.
  • Tegelijkertijd groeide de bevolking gestaag. Omdat er nu genoeg voedsel was, konden er meer mensen gevoed worden. Het inwoneraantal van het graafschap Vlaanderen verdriedubbelde! Maar die groei leidde ook tot een toenemende vraag naar voedsel, waardoor er nog meer verbouwd moest worden.
  • De groeiende bevolking had ook invloed op de handel, die in die tijd een flinke boost kreeg. Er was meer vraag naar goederen door al die mensen, wat zorgde voor een toename in handelsactiviteiten tussen verschillende regio’s en landen. Hierdoor ontwikkelde zich een geavanceerd handelssysteem – dat groter was dan de eigen regio waarin de handelaar woonde – dat bijdroeg aan de economische groei en welvaart in Europa.

Bron 2. Veel van de ontwikkelingen uit de middeleeuwen zijn aan ons overgeleverd dankzij middeleeuwse geschiedschrijvers.

Daarnaast werd het gebruik van geld steeds belangrijker naarmate de handel groeide en de economie complexer werd. Geld werd steeds vaker gebruikt als ruilmiddel, waardoor handel makkelijker werd en economische transacties simpeler waren. Al deze veranderingen zorgden samen voor een opwindende periode van groei en vooruitgang in Europa vanaf de 11e eeuw.

 

Ambacht handel en geld

De toename van ambachtelijke productie, zoals aardewerk en textiel, leidde tot een groeiende handel waarbij geld een centrale rol begon te spelen. AmbachtsliedenMensen die in de nijverheid werken vestigden zich in nederzettingen en oude steden met regionale marktfuncties. Ze vervaardigden producten die voorheen door boeren zelf werden gemaakt. Op deze marktplaatsen verhandelden boeren hun landbouwoverschotten in ruil voor ambachtelijke goederen.

Na de ineenstorting van de handel en het afnemende gebruik van munten na de Romeinse tijd, begon de handel in de late Middeleeuwen weer te bloeien. De opkomst van ambachten stimuleerde deze hernieuwde handel, waarbij geld steeds praktischer werd als ruilmiddel in plaats van directe ruilhandel. Koningen, edelen en stedelingen begonnen munten te slaan, wat niet alleen de handel bevorderde, maar ook winstgevend was doordat de waarde van de munten hoger lag dan de kostprijs van het edelmetaal waaruit ze werden gemaakt. Geldgebruik nam zelfs op het platteland toe, waarbij oogstopbrengsten en diensten van horigen werden omgezet in geldbedragen. Dit gaf uiteindelijk vorm aan een opkomende monetaire economieEen economie waarin geld als ruilmiddel wordt gebruikt..

 

Verstedelijking in Vlaanderen

In het noorden, vooral in Vlaanderen, ontwikkelde zich een van de meest verstedelijkte gebieden van Europa. De adel, nog altijd de belangrijkste grondbezitter, had baat bij deze ontwikkeling van een landbouwsamenlevingAnder woord voor agrarische samenleving, is een samenleving waarin het overgrote deel van de mensen op het platteland leeft en werkt in de landbouw. naar een landbouw-stedelijke samenlevingEen samenleving waarin de meerderheid van de bevolking op het platteland woont en in de landbouw werkt; een minderheid woont in steden, die centra van handel en nijverheid en bestuurscentra zijn. . Rijke stedelingen konden meer belasting betalen dan de horigenEen boer die zijn tijd, diensten en deel van zijn bezit afstaat aan de heer in ruil voor bescherming van hem. en vrije boerenBoeren die belasting betalen in ruil voor bescherming van de heer in een domein, maar niet gebonden zijn aan het land. in hun domeinen.

Steden in de regio Vlaanderen ontwikkelden zich uit tot belangrijke handelscentra. Om deze economische belangen te beschermen, streefden stedelingen naar zelfbestuur in de vorm van stadsrechtenEen stadsrecht is een document waarin de voorrechten van een stad en haar inwoners zijn vastgelegd.. Stadsrechten waren speciale privilegesLetterlijk: voorrecht. In dit geval voorrecht voor een stad, gewest of groep mensen. en autonomie die aan steden werden verleend, waardoor ze een zekere mate van juridische, economische en politieke vrijheid genoten. Zo kon het recht verkregen worden om een eigen munt te slaan, een rechtbank te vormen of een eigen bestuur samen te stellen.

Steden konden stadsrechten verkrijgen door ze te verwerven, te bevechten of zelfs te kopen.

  • Verwerving kon plaatsvinden door bijvoorbeeld een adellijke heer helpen bij een succesvolle verdediging tegen vijandige aanvallen, het aantrekken van een grote bevolking of het behalen van economisch succes.
  • Ook kochten steden hun rechten van de lokale heersers of adel om hun privileges veilig te stellen.

Het verkrijgen van stadsrechten was van groot belang voor steden. Het betekende dat ze hun eigen lokale wetten en bestuur konden creëren, hun economische activiteiten konden reguleren en belastingen konden innen. Dit gaf steden een aanzienlijke mate van onafhankelijkheid en vrijheid om hun eigen zaken te regelen.

Maar deze ontwikkeling had ook gevolgen voor de adel in het gebied. De opkomst van stadsrechten verminderde de macht en invloed van de adel, aangezien steden nu een eigen bestuur hadden en minder afhankelijk waren van de adellijke heersers. Dit veranderde de machtsverhoudingen in het gebied en gaf stedelingen meer zeggenschap over hun eigen zaken.

 

De instandhouding van een stad

Ook voor horigen was de verstedelijking gunstig. Zij trokken naar de stad, omdat daar veel meer ontplooiingskansen waren dan op het domein. Dat was illegaal; horigen waren immers aan het domein gebonden. Maar omdat steden graag mensen binnenhaalden om verdere groei mogelijk te maken, werden nieuwkomers, de aspirant-poortersInwoners van een stad die nog niet officieel burger zijn., in de stad beschermd. Deze gang van zaken leidde tot afspraken met de edelen in de omgeving. Horigen die een jaar en een dag in een stad waren, zouden niet meer worden teruggehaald naar het domein. Zij werden vrije burgers. Dat was gunstig voor de groei van de stad en dus ook voor de belastinginkomsten van de adel. Om leegloop van het platteland te voorkomen, moest de adel de plichten van de horigen op het platteland verminderen. Zo verbeterde de rechtspositie van de horigen.

Het recht om aspirant-poorters te beschermen tegen adellijke heren, het recht om een stadsmuur te bouwen en andere privileges werden vastgelegd in zogenaamde stadsrechten. Hiermee konden edelen de stedengroei stimuleren. Deze voorrechten gaven de stedelingen steeds meer invloed op het bestuur en op de rechtspraak. Om zichzelf in stand te houden had de stad een constante toestroom nodig van kapitaalkrachtige of kundige aspirant-poorters.

Bron 3. Een middeleeuwse wapensmid had ook de taak harnassen te maken. Hier zie je de meester aan het werk. Zijn twee leerlingen smeden het hete metaal met hun hamers.
Bron 4. Kaart met daarop de Hanzesteden en handelsroutes, zoals die in de middeleeuwen bestonden. Door samen te werken konden handelaren hun waardevolle vracht beschermen. Maar niet alleen bescherming was een voordeel. Door samen op te trekken, konden Hanze handelaren privileges afdwingen bij steden.
Van regionale handel naar internationale handel

Door de hoge landbouwproductiviteit en de schapenhouderij in de regio van de stad Atrecht veroverde die stad een centrale plaats in de lakennijverheid. Hierdoor ontstond een groeiende behoefte aan een efficiënt handelsnetwerk, wat leidde tot de aansluiting bij een al bestaand handelsnetwerk: de HanzeSamenwerkingsverband van handelaren of steden die elkaar steunen bij de handel. . Handelaren in de bisschopsstad Atrecht vonden aansluiting op dit netwerk, dat zich niet alleen beperkte tot lokale handel, maar zich ook richtte op de handel in het Heilige Roomse Rijk (huidig Duitsland). De keizer van dit gebied schonk de Atrechtse handelaren tolvrijheid en vrij toegang tot de steden in zijn Rijk. In de twaalfde en dertiende eeuw kwamen de handelaren in contact met de uitstrekte jaarmarkten in Frankrijk en handelden zelf met de Italiaanse stadstaten.

 

Van wisselbrief tot bank

De jaarmarkten speelden een cruciale rol in de uitbreiding van de handelsactiviteiten. Ze dienden als belangrijke ontmoetingsplaatsen waar handelaren uit verschillende regio’s bijeenkwamen om hun goederen te verhandelen. Deze jaarmarkten boden een platform voor de uitwisseling van kennis, ideeën en producten tussen verschillende handelscentra. Maar handel tussen handelaren uit verschillende steden werd bemoeilijkt doordat zij in hun eigen valuta wilden betalen. Om dit probleem op te lossen, ging men wisselbrievenEen document met daarop een geldbedrag dat op een andere plek opgeëist kan worden of als betaalmiddel kan dienen.  gebruiken.

Bron 5. Een middeleeuws telhuis. In eerste instantie waren deze bedoelt om vreemde valuta om te wisselen. Later zouden ze ook gaan functioneren als bank.

Na verloop van tijd begonnen bepaalde kooplieden en handelscentra zich te specialiseren in het uitgeven en inwisselen van wisselbrieven, zo ook handelaren uit Atrecht. Ze werden bekend als wisselbanken. Deze wisselbanken verleenden diensten zoals het omwisselen van wisselbrieven tussen verschillende valuta’s, het uitgeven van nieuwe wisselbrieven tegen een vergoeding en het verstrekken van leningen op basis van wisselbrieven. Hierdoor groeiden ze uit tot centra van financiële activiteiten en vormden ze de vroegste vormen van banken.

Een andere manier waarop de rijke kooplieden hun positie versterkten, was door leningen te verstrekken aan edellieden. Door financiële steun te bieden aan de adel, kregen de kooplieden invloed op het stadsbestuur en konden ze hun economische belangen veiligstellen. Dit gaf hen niet alleen financiële macht, maar ook politieke invloed in de stad.

 

Gilden

Naast de handel op jaarmarkten, organiseerden rijke kooplieden zich ook in koopliedengilden. Deze gildenDe organisatie van ambachtslieden die in de stad hetzelfde beroep uitoefenen.  waren verenigingen van handelaren die samenwerkten om hun economische belangen te behartigen. Ze legden gezamenlijke handelsregels vast, beschermden elkaars belangen en streefden naar een monopoliepositie in de handel. Door zich te organiseren in deze gilden konden de kooplieden hun positie versterken en invloed uitoefenen op het stadsbestuur.

In navolging van de handelaren, begonnen ook andere ambachten – zoals wolwevers – zich te verenigen in gilden. Door samen te werken konden de Atrechtse wevers groter, sneller en kwalitatief betere textiel produceren dan bijvoorbeeld Duitse concurrenten. Dit leidde tot innovaties als het combineren van verschillende wol soorten en het vervilten van wol met molens om zo de beste textiel van Noord-Europa te maken. Deze beroepsorganisaties hadden veel invloed op de middeleeuwse stedelijke samenleving. Zo hadden ze vaak een eigen altaar in de kerk waar gildeleden bij begrafenissen en bruiloften bij elkaar kwamen. Ook zorgden gilden voor zieke leden, weduwen en wezen van gildeleden. Maar de gilden vervulden voornamelijk een economische rol.

Handelaren konden erop vertrouwen dat gildeproducten uit Atrecht van hoge kwaliteit waren. Zo zorgden de gilden voor het bonum communeStadsgemeenschap waarin burgers en stadsbestuur samen streven naar de welvaart en welzijn van de stad en haar inwoners. , want ze bevorderden nijverheid en handel, en daarmee de welvaart van de stad.

 

De stad: een sociaal gebeuren

In de steden hadden rijke en invloedrijke families (patriciaatGroep van rijke, grondbezittende burgers. ) vaak de macht, die als sinds vele generaties grond bezaten en rijk waren geworden met de handel. Mannelijke leden van deze families vormden een raad van schepenen die het stadsbestuur vormden en de wetten van de stad bepaalden. Schepenen waren ook verantwoordelijk voor het handhaven van orde en rust. Het raadhuis diende als vergaderplaats voor de raad. De heer van een gebied kon ook vertegenwoordigd worden in de raad door een schout of baljuw. Vanaf de vijftiende eeuw hadden veel steden burgemeesters die verantwoordelijk waren voor het dagelijkse bestuur voor een bepaalde periode.

Bron 6. Arras rond 1572. De stad had niet meer de grootsheid uit de 13e en 14e eeuw, maar het was nog steeds een geliefde handelsplaats. Het stadbestuur was dan ook bereid verschillende faciliteiten aan te leggen om het voor handelaren makkelijker te maken om handel te drijven in de stad.

De stad kende een moeilijk te doorbreken sociale hiërarchie:

  • Patriciërs lieten grote, dure huizen bouwen; naar voorbeeld van de adel. Maar ook in hun leefstijl probeerden zij de adel te imiteren. Zo kochten patriciërs kostbare kleding, lieten ze voorwerpen van waarde vervaardigen en aten duur voedsel – zoals wild, gevogelte en specerijen. De patriciërs lieten niemand toe tot hun kring. Door vriendjespolitiek te bedrijven bleven belangrijke posities binnen de welgestelde families.
  • Onder de patriciërs stond een groep nieuwkomers – die rijk waren geworden met de handel. Zij konden qua economische middelen concurreren met de patriciërs, maar maakten door de gevoerde patricische vriendjespolitiek geen kans op een plek binnen het stadsbestuur.
  • Gildeleden vormden de derde sociale laag, waarbinnen gildemeesters de hoogste positie hadden. Zo stonden de leden die het zware en vieze werk deden onder de meesters. Hetzelfde gold voor leerlingen.
  • Arbeiders die niet tot een gilde behoorden of zij die geen vast werk hadden, golden als de laagste sociale groep.

Meestal wordt de term het gemeenDe arme laag van de bevolking in een (middeleeuwse) stad.  gebruikt als aanduiding voor alle burgers die niet tot het patriciaat behoorden.

Patriciërs in Vlaamse steden knoopten banden aan met de adel en gedroegen zich steeds vaker als adel. Tussen hen en het gemeen, aangevoerd door ambachtslieden, ontstonden steeds meer spanningen over bestuur, oneerlijke rechtspraak en over werkomstandigheden. Met de Guldensporenslag (bron 7) lieten Vlaamse ambachtslieden en boeren in 1302 zien dat ze waren opgewassen tegen patriciërs en feodale heren.

De Guldensporenslag

De Guldensporenslag vond plaats op 11 juli 1302 bij Kortrijk, België, tussen Vlaamse ambachtslieden en ridders van de Franse koning Filips IV. De oorzaak van de slag was de groeiende onvrede onder het gemeen over de hoge Franse belastingen en de pogingen van de Franse koning Filips IV om meer controle over het graafschap Vlaanderen uit te oefenen. De koning werd hierin gesteund door het patriciaat van verschillende Vlaamse steden. De Vlaamse graaf, Gwijde van Dampierre, sloot een alliantie met de graaf van Artesië om de Franse troepen te verslaan. Hierbij maakte hij gebruik van de groeiende onvrede onder het gemeen. Hij beloofde hen veranderingen, als ze zich bij het leger van de Vlaamse graaf zouden voegen.

De Franse cavalerie was zwaar bewapend en de Vlaamse ambachtslieden hadden geen ridderlijke achtergrond. Maar de Vlamingen wonnen door slim gebruik van het terrein en door de onervarenheid van de Franse cavalerie. Het resultaat was de versterking van de Vlaamse autonomie en een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van de Lage Landen. De Vlamingen wisten hiermee hun zelfbeschikking te bewerkstelligen en zorgden ervoor dat de Franse macht in de regio aanzienlijk werd ingeperkt. Daarnaast verloor het patriciaat hierdoor een aanzienlijke hoeveelheid bestuurlijke macht, in het voordeel van de gilden. De Guldensporenslag staat symbool voor de kracht van de gewone burgers die zich verzetten tegen de heersende macht en vormt nog steeds een belangrijk onderdeel van het Vlaamse nationale bewustzijn en wordt nog steeds in Vlaanderen herdacht op 11 juli.

Bron 7. In 1302 bezetten Franse ridders en soldaten Brugge, maar zij werden gedood door de Brugse bevolking. Filips IV wilde die moordpartij wreken en stuurde de Franse ridderelite naar Vlaanderen. Zoals je hebt gelezen, verloren de Fransen de strijd. Door deze overwinning nam de bestuurlijke invloed van de patriciërs af.

2. Van slimme handelsstad naar protestantsbolwerk (1302-1602)

  • Kunt uitleggen waardoor Brugge een aantrekkelijke handelsstad was voor handelaren en dat het hierdoor een belangrijke positie kreeg binnen de interregionale handel.

  • Kunt beschrijven welke instellingen zich in eerste instantie bezighielden met sociale zorg; welke verschuiving er plaatsvond en je kunt de veranderingen in de sociale zorg verklaren.

  • Kent de oorzaak en betekenis van de opkomst van de Moderne Devotie.

  • Kunt uitleggen dat het streven van de hertogen van Bourgondië naar centralisatie en uniformering botste met het particularisme van de steden en gewesten.

  • Kunt beschrijven hoe economische en politieke ontwikkelingen de positie van Antwerpen versterkten ten koste van die van Brugge.

  • Kunt uitleggen hoe drang naar godsdienstvrijheid, economische vrijheid en naar bestuurlijke vrijheid leidde tot de Nederlandse Opstand.

  • Kunt beschrijven en verklaren hoe de Opstand leidde tot de neergang van Antwerpen als belangrijkste handelsstad in de Nederlanden.

In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
Leerdoelen
  • Kunt uitleggen waardoor Brugge een aantrekkelijke handelsstad was voor handelaren en dat het hierdoor een belangrijke positie kreeg binnen de interregionale handel.

  • Kunt beschrijven welke instellingen zich in eerste instantie bezighielden met sociale zorg; welke verschuiving er plaatsvond en je kunt de veranderingen in de sociale zorg verklaren.

  • Kent de oorzaak en betekenis van de opkomst van de Moderne Devotie.

  • Kunt uitleggen dat het streven van de hertogen van Bourgondië naar centralisatie en uniformering botste met het particularisme van de steden en gewesten.

  • Kunt beschrijven hoe economische en politieke ontwikkelingen de positie van Antwerpen versterkten ten koste van die van Brugge.

  • Kunt uitleggen hoe drang naar godsdienstvrijheid, economische vrijheid en naar bestuurlijke vrijheid leidde tot de Nederlandse Opstand.

  • Kunt beschrijven en verklaren hoe de Opstand leidde tot de neergang van Antwerpen als belangrijkste handelsstad in de Nederlanden.

Extra uitleg
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.

Rond het jaar 1300 verloor Atrecht zijn positie als centrum van economische bedrijvigheid aan Vlaamse steden zoals Brugge. Brugge, gelegen aan het Zwin, een waterweg die gemakkelijk toegankelijk was voor zeeschepen, werd een belangrijk handelsknooppunt. Dit gebeurde doordat Brugge verbinding vond met de handel in steden van de Hanze en zelfs met regio’s in Spanje en Italië via de Noordzee.

 

Brugge: een slimme handelsstad

Brugge wist zijn aantrekkingskracht voor handelaren te behouden, zelfs toen het Zwin begon te verzanden, door slimme maatregelen te nemen. Dit zorgde ervoor dat handelaren graag naar de stad bleven komen. De verschuiving van economische activiteit van Atrecht naar Brugge werd vooral veroorzaakt door de groeiende overzeese handel:

  • Italiaanse handelaren, met name Genuezen, bezochten oorspronkelijk de jaarmarkten in Noord-Frankrijk. Maar door de toenemende onveiligheid in dat gebied, met name door de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland, gaven zij de voorkeur aan reizen per schip naar Vlaanderen.
  • De textielnijverheid in steden als Brugge en Gent groeide explosief, wat leidde tot een tekort aan lokale wol. Dit resulteerde in een snelle toename van de import van wol uit Engeland, die via de haven van Brugge liep.
  • Door de verstedelijking van Vlaanderen konden lokale boeren niet langer voldoende graan produceren om aan de vraag te voldoen. Hierdoor werd de invoer van graan uit het Oostzeegebied noodzakelijk.

In eerste instantie werd deze handel gedomineerd door de Hanze, de grootste handelsbond van Europa, bestaande uit Duitse en Baltische steden. Handelaren verbonden aan de Hanze brachten niet alleen graan, maar ook kostbare producten zoals bont en barnsteen mee. Vanuit Brugge exporteerden ze Vlaamse stoffen, wijn en goederen uit het Middellandse Zeegebied naar het noorden.

In Brugge combineerden handelaren de principes van de wisselbrief en bankwezen tot ‘s werelds allereerste koopmansbeurs. De betaling van goederen begon steeds vaker plaats te vinden via wisselbrieven. De patriciërsfamilie Van der Beurse specialiseerde zich in de wissel- en geldhandel. Ze wisselden vreemde munten om, betaalden wisselbrieven uit, voerden geldtransacties uit van de ene rekening naar de andere, hielden geld in bewaring of leenden het uit. Het woord ‘(koopmans)beurs’ is afgeleid van de naam van deze familie. Deze ontwikkeling trok verschillende Hanzen, handelshuizen en groepen handelaren aan, die speciale handelsprivileges verkregen in de stad. Ze vestigden hun eigen kantoren, vaak met opslagfaciliteiten. Het stadsbestuur fungeerde als bemiddelaar bij geschillen tussen handelaren, en als bemiddeling niet slaagde, zorgden de Brugse schepenen voor efficiënte rechtspraak.

Bron 8. Met de 'Grote Kraan' konden hele scheepsladingen de stad binnen getakeld worden.
Bron 9. Dankzij de stevige stadsmuren was Brugge goed verdedigbaar. Dat maakte de stad een ideale opslagplaats voor goederen.

Daardoor groeide Brugge niet alleen uit tot het belangrijkste internationale handelscentrum in de veertiende en vijftiende eeuw, maar ook tot een vooraanstaand centrum voor financiële dienstverlening.

Maar Brugge was niet de enige aantrekkelijke stad. Zo trokken ook handelaren richting Antwerpen. Deze stad had een goede verbinding met het Europese achterland en was toegankelijk voor de nieuwe, grotere zeeschepen. Hierdoor nam elke stad in Vlaanderen en Brabant een eigen belangrijke positie in binnen het handelsnetwerk van de Nederlanden.

 

De zorgen van een stad

Een welvarende stad trok talloze mensen aan, waaronder een grote groep ongeschoolde arbeiders die vaak moeite hadden om de eindjes aan elkaar te knopen. Voor hen was werk de enige bron van inkomen, en als er geen werk was, dreigden honger en diepe armoede. Vroeger was het de verantwoordelijkheid van de adel en geestelijkheid om voor deze groep te zorgen, maar steeds vaker nam de stedelijke burgerij deze taak op zich. Hierdoor werd niet alleen economische voorspoed belangrijk voor het algemeen welzijn (het zogenaamde ‘bonum commune’), maar ook sociale zorg en onderwijs kregen een prominente rol. De gilden speelden hierin een essentiële rol, aangezien zij de verantwoordelijkheid op zich namen voor de zieken- en armenzorg van hun leden.

Zelfs degenen die geen lid waren van een gilde kregen steeds vaker medische zorg op kosten van de stad. Alleenstaande mannen en vrouwen vonden vaak onderdak in een begijnhofEen groep van woningen waarin armen of ouderen wonen en zich houden aan vastgestelde kerkelijke gedrags- en leefregels. . Rijke burgers doneerden meestal via hun testament het startkapitaal voor dergelijke instellingen, die bestonden uit een reeks huisjes. Wie in zo’n begijnhof mocht wonen, diende zich te houden aan bepaalde gedragsregels, wat in lijn was met het streven naar het algemeen welzijn (bonum commune). Sociaal aanvaardbaar gedrag werd immers beschouwd als iets dat de stedelijke gemeenschap ten goede kwam.

 

Bedelorden en begijnhoven

Een populaire ontwikkeling in de middeleeuwen was het ontstaan van kloosters. Kloosterlingen moesten in armoede leven. Doordat veel kloosters in de loop der eeuwen via testamenten en schenkingen rijk waren geworden, kwam er van dat leven in soberheid weinig terecht. In het begin van de dertiende eeuw protesteerde Franciscus van Assisi, een zoon van een rijke lakenkoopman, daartegen door zelf afstand te doen van zijn rijkdom. Hij ging in soberheid leven en zorgen voor armen en melaatsen. Hij ging zelfs zo ver dat hij zijn levensonderhoud en voedsel bij elkaar bedelde. In navolging van Franciscus ontstonden kloosterorden (bedelordenKloosterorde waarvan de leden leven van wat ze met bedelen ontvangen. ) die deze manier van leven tot ideaal maakten. Ook zij bedelden om voedsel.

Bron 10. Dit schilderij van Sint-Janshospitaal laat een ziekenzaal zien met meer dan honderd bedden. Het geeft een goede weergave van een middeleeuws ziekenhuis. Wat valt je op aan de mensen die er werken?

Aan het einde van de veertiende eeuw ontstond in Deventer een vergelijkbare beweging: de Moderne Devotie van Geert Grote. Als zoon van een rijke koopman werd Geert Grote priester. Hij gaf daarentegen niets om rijkdom en keerde zich tegen de pocherige manier waarop de Katholieke Kerk haar rijkdom toonde. Zijn boodschap sloeg aan. Steeds meer burgers droegen deze individuele en zeer persoonlijke geloofsbeleving uit. Maar de Kerk had weinig invloed op deze manier van het geloof beleven. Als reactie hierop ontstond een tegenbeweging waarin dezelfde sobere en religieuze waarden centraal stonden, maar wel onder het gezag van de Katholieke Kerk. Dit uitte zich in het stichten van begijnhoven.

 

Bourgondisch Vlaanderen

Halverwege de veertiende eeuw gaf de Franse koning het hertogdom Bourgondië aan zijn vierde zoon, Filips de Stoute. Via huwelijken, erfenissen en veroveringen wisten Filips en zijn opvolgers steeds meer gebieden in handen te krijgen, waaronder gewesten in de Nederlanden. Net als zoveel edelen en steden in de veertiende eeuw, streefden de Bourgondische hertogen naar zelfstandigheid. Terwijl de Franse koningen dit juist probeerden in te perken. De Bourgondische hertogen probeerden zich los te maken van Frankrijk door net als de Franse en Engelse koningen een sterke staat te stichten met overal dezelfde wetten (uniformeren) en te regeren vanuit één punt met behulp van ambtenaren (centraliseren).

Brugge, Gent en Antwerpen kwamen daartegen in opstand. Zij hadden in de loop van de tijd allerlei stadrechten en privileges verworven, die door dit uniformeren en centraliseren teniet werden gedaan. De Bourgondische hertog Filips de Goede bestreed dit particularismeHet streven naar het behouden van je eigen voorrechten.  met de volgende maatregelen:

  • De Rekenkamer in Brussel was verantwoordelijk voor het innen van centrale belastingen.
  • In Mechelen installeerde hij een raad van juristen die advies gaven over wetten en uit naam van de hertog rechtspraken.
  • En vertegenwoordigers uit de gewesten kwamen naar de hertog toe als hij een Staten-GeneraalVergadering van vertegenwoordigers van de Gewestelijke Staten . Zo hoefde de hertog niet meer in elk gewest apart met afgevaardigden van de drie standen in gesprek.
  • Daarnaast bestreed Filips opstanden die in zijn gebieden uitbraken.

Zowel de oorlogen als de politieke maatregelen kostten zoveel geld, dat Karel de Stoute, Filips’ opvolger, zich niet bepaald geliefd maakte. Na Karels dood grepen zijn tegenstanders hun kans en veroverden grote delen van de Bourgondische gebieden. Maria van Bourgondië, de enige dochter en erfgename van Karel de Stoute, moest een sterke echtgenoot zoeken om haar bezittingen veilig te stellen en orde te laten wederkeren. Maria trouwde met Maximiliaan van Habsburg, de zoon van de keizer van het Heilige Roomse Rijk.

Om de opstandige Bourgondische gebieden weer onder controle te krijgen, beloofden Maximiliaan en Maria dat de oude privileges van de steden en edelen in die gebieden werden hersteld. Maar dat herstel was van korte duur. Na de dood van Maria pakte Maximiliaan de politiek van uniformering en centralisering weer op en namen de privileges weer af. Opstandige steden als Brugge werden hard aangepakt. Maar steden die de zijde van Maximiliaan hadden gekozen kregen allerlei economische privileges als beloning. Dat gold ook voor Antwerpen.

Bron 11. Het hertogdom Bourgondië op z'n hoogtepunt. Het hertogdom viel lastig te besturen, vanwege de gefragmenteerde ligging.
Bron 12. Na de nederlaag bij de slag van Gavere in 1453 moesten de Gentenaren Filips de Goede om vergiffenis smeken, in hun hemd, op hun knieën en in het Frans.
Centralisatie in het Habsburgse Rijk

De kleinzoon van Maximiliaan van Habsburg, keizer Karel V zette de centralisatie politiek van zijn voorgangers voort. Karel V erfde een rijk dat niet alleen de Bourgondische Nederlanden besloeg, maar ook het Heilige Roomse Rijk en Spanje met haar koloniën in zowel Zuid- als Midden-Amerika en Azië. De Nederlanden gingen deel uitmaken van dit wereldrijk. Na een mislukte opstand van Gentenaren beëindigde Karel V de invloed van de gilden in verschillende Nederlandse steden, waarbij hij bepaalde dat schepenbenoemingen alleen op zijn gezag mochten plaatsvinden. Ook werd er bepaald dat deze schepenen moesten handelen naar Karels wetten. Dit leidde tot meer onrust. Om deze onrust neer te slaan werden extra huursoldaten ingezet. Om deze soldaten te bekostigen, werd de belasting verhoogd; waaraan nu ook de steden moesten voldoen. Deze centralisatiepolitiek strekte zich tevens uit tot religieus gebied, waar Luther en Calvijn steeds meer aanhang kregen.

Zowel Karel V als zijn opvolger Philips II voerden een centralisatiepolitiek op religieus gebied, in reactie op de opkomst van het lutheranisme en calvinisme. Luther en Calvijn wilden de fouten herstellen die in de gebruiken van het katholicisme waren geslopen herstellen door:

  • Zich te keren tegen het streven van de paus en bisschoppen naar luxe en macht.
  • Terug te gaan naar de essentie van de Bijbel en alle overbodige, verzonnen, ceremonies die de Katholieke Kerk had ingesteld af te schaffen.
  • En een verbod op het vereren van heiligen.

Luther en Calvijn, die streefden naar een hervorming van de gebruiken van de katholieke Kerk, wonnen aan populariteit, vooral in steden. Deze protestantse bewegingen, die pasten bij een meer persoonlijke geloofsbeleving, werden echter geconfronteerd met strenge anti-protestantse wetgeving vanuit de Katholieke Kerk, bedoeld om hun groei te stoppen. De Habsburgse vorsten wilden het protestantisme, dat zich met name concentreerde in stedelijke gebieden, indammen dus steunden actief de vervolging van protestanten. Daar was een praktische reden voor. Karels rijk was zo groot, dat de enige verbindende factor tussen zijn inwoners het geloof was. Te veel geloven zou betekenen dat zijn rijk mogelijk uit elkaar zou vallen.

 

Antwerpen, een protestants bolwerk?

Atrecht en Brugge hadden enkele eeuwen een bloeiperiode gekend. Toch trokken handelaren steeds vaker naar Antwerpen toe. Mede doordat de stad een centrale rol in de handel met Spaanse en Portugese koloniën in kon nemen. Maar ook doordat er zo vaak politieke en sociale onrust was in Atrecht en Brugge, die de handel en nijverheid belemmerden. Ook Antwerpen bood uitstekende faciliteiten aan, die het handelen vergemakkelijkten. Maar niet alleen overzee was de stad goed te bereiken. Ook over land was de tocht veilig, zeker sinds Bourgondiërs en Habsburgers het achterland handen ontwikkeld en beveiligd.

Bron 13. Tijdens de beginfase van de Nederlandse Opstand, ook bekend als de Tachtigjarige Oorlog, was Willem van Oranje het gezicht van de opstandelingen. Oranje streed voor godsdienstvrijheid en vrijheid van geweten.

In Antwerpen verspreidden boekdrukkers snel de ideeën van Luther en Calvijn, waarbij het lutheranisme in de steden populair was bij de gegoede klasse en Antwerpen een centrum werd door Duitse handelaren. In de Nederlanden kreeg het calvinisme meer aanhang, vooral onder middengroepen en gilden, ondanks anti-protestantse wetgeving en vervolgingsbeleid.

In 1566 ontving landvoogdes Margaretha van Parma het Smeekschrift der Edelen, waarin werd verzocht om matiging van vervolgingen. De edelen benadrukten dat strenge vervolgingen tezamen met de heersende hongersnood, alleen maar tot extra problemen konden leiden. Na de goedkeuring van de landvoogdesEen landvoogd(es) is de plaatsvervanger van de landsheer in de Nederlanden.  waagden calvinisten zich openlijker aan hun geloof. De hagenpreken, geleid door radicale predikanten die de denkbeelden van Calvijn verspreidden, ontketenden de Beeldenstorm vanaf augustus 1566. Als reactie stuurde Filips II de hertog van Alva om het verzet te onderdrukken, wat resulteerde in de oprichting van de Raad van Beroerten. Deze raad veroordeelde ruim elfduizend opstandelingen, waarvan meer dan duizend de doodstraf kregen. Het strenge optreden werd zelfs door de meeste Nederlandse katholieken als buitensporig beschouwd, waardoor een duidelijk verband ontstond tussen de matigingsverzoeken in het Smeekschrift der Edelen en de daaropvolgende escalatie van religieus conflict en onderdrukking.

 

Oorlog in de gewesten

Na de Beeldenstorm en het harde optreden door Alva brak er onder leiding van Willem van Oranje – die nog voor de komst van Alva naar zijn familiebezit in het Heilige Roomse Rijk was gevlucht – een opstand uit tegen het Spaanse gezag. Deze opstand was echter tot aan 1572 nauwelijks succesvol. Pas met de inname van Den Briel behaalden de opstandelingen hun eerste succes. Hierop sloten meer steden zich aan bij Willem van Oranje en de opstandelingen. Alva en zijn opvolgers traden hard op tegen de opstandige steden. Na herovering door Spaanse troepen volgden vaak plundering en ook massamoord. In 1576 brak er een nieuwe golf van geweld aan, veroorzaakt door plunderende Spaanse huursoldaten die niet werden uitbetaald. Dankzij deze gebeurtenis, de Spaanse Furie, kozen ook de katholieke steden en gewesten de zijde van de opstand. Met de gewesten Holland en Zeeland sloten zij de Pacificatie van Gent. Hierin werd godsdienstvrijheid afgesproken. Maar van die godsdienstvrijheid kwam in de praktijk weinig terecht. Radicale calvinisten bezetten delen van Vlaanderen, waarbij veel onschuldige katholieken werden vermoord. Ook in Holland probeerden calvinisten, met goedkeuring van Willem van Oranje, steden zoals Amsterdam te beïnvloeden door druk, dreigementen en zelfs geweld te gebruiken om de controle over die steden te verkrijgen.

Als reactie op de onverdraagzaamheid en gewelddadigheden van de calvinisten, sloten de zuidelijke gewesten zich aan bij de Spaanse landvoogd en vormden ze de Unie van Atrecht in 1579. Ze waren niet langer in opstand. In hetzelfde jaar vormden de opstandige noordelijke gewesten de Unie van Utrecht. Ook calvinistische Vlaamse steden en Antwerpen sloten zich hierbij aan. Twee jaar later verwierpen de opstandige gewesten en steden Filips II als hun heerser. Dit leidde uiteindelijk tot een belegering van Antwerpen. Sommige handelaren weigerden naar Antwerpen te komen; ambachtslieden zagen hierdoor hun inkomsten slinken. Het lot van Antwerpen werd in 1585 bezegeld, na een tweede belegering.

In 1588 stichtten de opstandige gewesten de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Deze republiek was een confederatieEen los samenwerkingsverband van gebieden (gewesten) met veel eigen bevoegdheden en een zwak overkoepelend bestuur.  waarin de gewesten hun speciale rechten behielden. De Staten-Generaal, waarin vertegenwoordigers van de Gewestelijke Staten zaten, had de overkoepelende soevereine macht en was vooral bezig met buitenlandse zaken en oorlogvoering.

3. Een bijzondere staat in een eeuw van goud (1602-1700)?

  • kunt beschrijven op welke wijze Amsterdam de stapelmarktfunctie overnam van Antwerpen en welke maatregelen het Amsterdamse stadsbestuur nam om de stad aantrekkelijker te maken voor handelaren.

  • kunt uitleggen dat de Republiek de oorlog tegen de Habsburgers bekostigde door middel van investeringen in de handel.

  • kunt de verschillen tussen Oranjegezinden en staatsgezinden beschrijven en dat deze verschillen ook tot conflicten hebben geleid.

  • Kan met voorbeelden duidelijk maken waardoor de landen die de Republiek omringden geen economische bloeitijd kenden.

  • Kan met voorbeelden aangeven waardoor de Republiek in de tweede helft van de zeventiende eeuw steeds meer concurrentie ondervond van Engeland en Frankrijk.

  • Kan de impact van het Rampjaar beschrijven en verklaren voor wat betreft de internationale politieke verhoudingen en de machtsverhoudingen tussen Oranjegezinden en staatsgezinden.

  • kunt verklaren waarom regenten steeds minder winsten herbelegden in de handel en steeds meer waarde hechtten aan status.

In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
Leerdoelen
  • kunt beschrijven op welke wijze Amsterdam de stapelmarktfunctie overnam van Antwerpen en welke maatregelen het Amsterdamse stadsbestuur nam om de stad aantrekkelijker te maken voor handelaren.

  • kunt uitleggen dat de Republiek de oorlog tegen de Habsburgers bekostigde door middel van investeringen in de handel.

  • kunt de verschillen tussen Oranjegezinden en staatsgezinden beschrijven en dat deze verschillen ook tot conflicten hebben geleid.

  • Kan met voorbeelden duidelijk maken waardoor de landen die de Republiek omringden geen economische bloeitijd kenden.

  • Kan met voorbeelden aangeven waardoor de Republiek in de tweede helft van de zeventiende eeuw steeds meer concurrentie ondervond van Engeland en Frankrijk.

  • Kan de impact van het Rampjaar beschrijven en verklaren voor wat betreft de internationale politieke verhoudingen en de machtsverhoudingen tussen Oranjegezinden en staatsgezinden.

  • kunt verklaren waarom regenten steeds minder winsten herbelegden in de handel en steeds meer waarde hechtten aan status.

Extra uitleg
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.

De stadhouder, tot aan 1584 Willem van Oranje, was opperbevelhebber van het leger en moest gehoorzamen aan de Staten-Generaal. Hij streefde naar eenheid in de strijd tegen Spanje, maar moest ook de vrijheden en privileges van de gewesten respecteren. De Gewestelijke Staten beheerden belastingen, godsdienst en rechtspraak binnen hun gewest. Het godsdienstbeleid werd geleid door regels uit de Unie van Utrecht, waarin gewetensvrijheid werd vastgelegd. In de Republiek was er vrijheid van geloof, wat niet alleen op morele gronden rustte maar ook sociaaleconomisch gunstig was: zo was de Republiek aantrekkelijker voor handelaren. De tolerantie varieerde per gewest en stad; als een religieuze groep in de ene stad werd geweerd, vond ze elders meer tolerantie, soms zelfs binnen hetzelfde gewest. Hierdoor triomfeerde in de Republiek het idee van ‘particularisme’ over de Habsburgse streven naar centralisatie en uniformiteit.

 

De val van Antwerpen en de opkomst van Amsterdam

Bron 14. Een artistieke weergave van de Val van Antwerpen. Nadat de stad in 1585 heroverd werd door de Spanjaarden, besloten veel handelaren een veiligere haven te zoeken. Zij zouden uiteindelijk in Amsterdam terechtkomen.

De Vlaamse steden werden één voor één door Spanje veroverd. In 1585 viel ook Antwerpen na een belegering van veertien maanden in Spaanse handen. Telkens als Spanje een stad overnam, vertrokken er calvinisten uit die steden naar steden als Amsterdam. Vooral voor handelaren en ambachtslieden was Amsterdam een aantrekkelijke stad, doordat deze dezelfde faciliteiten als Antwerpen bood of soms zelf nog betere!

Omdat de opstandige gebieden de Schelde blokkeerden en daarmee de handel op Antwerpen stopten, ging het slecht met de handel en bedrijven daar. Ongeveer de helft van de mensen verliet de stad. De meesten gingen naar het noorden, waar ze meehielpen aan het groeien van de handel en bedrijven. Door de opstand, die in de praktijk een oorlog tegen steden was, verloor Antwerpen vanaf 1585 haar stapelmarktEen stad, vaak met haven, waar goederen worden opgeslagen net zolang totdat de prijzen zijn gestegen. functie, die door Amsterdam werd overgenomen.

 

De handel in exotische goederen: VOC en WIC

In de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën bloeide een oorlogseconomieEen economie die gericht is op het volhouden en winnen van een oorlog. op, van vitaal belang voor de financiering van de strijd tegen de Habsburgers. Handel werd niet slechts gezien als een economische noodzaak, maar ook als een strategisch middel om de Spaanse handelspositie te ondermijnen. Zolang de Spaanse staat niets verdiende, kon het ook geen geld inzetten om de oorlog tegen de Republiek te financieren. Hierbij speelden handelscompagnieënOnderneming van handelaren die investeringen, risico’s en winsten met elkaar delen. als de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC) een cruciale rol.

Opgericht in 1602, streefde de VOC naar een handelsmonopolieHet alleenrecht om in een bepaald gebied of bepaald product handel te drijven.  op Azië. Om dit te bereiken kreeg het van de Staten-Generaal:

  • Het recht om handelsovereenkomsten met inlandse vorsten te sluiten,
  • nederzettingsrechten om forten te bouwen en
  • het recht om oorlog te voeren en vijandelijke schepen te kopen uit naam van de Staten-Generaal.

De enorme winsten uit deze onderneming vloeiden terug naar de Republiek en financierden de oorlogseconomie. De WIC, gesticht in 1621, focuste op handel met West-Afrika en de Amerika’s, met betrokkenheid in de trans-Atlantische slavenhandel. De winsten van de WIC droegen eveneens bij aan de militaire financiering tegen de Habsburgers.

De successen van zowel de VOC als de WIC versterkten de economische positie van de Republiek. Rijkdom vergaard uit handel met Azië en de trans-Atlantische regio’s financierde niet alleen de oorlog tegen de Habsburgers, maar stimuleerde ook de groei van steden in de zeegewesten, vooral in Amsterdam, het Nederlandse middelpunt van de VOC-handel. Door de VOC en WIC kon de Republiek economische invloed uit oefenen over de hele wereld, maar ook waren het instrumenten waarmee politieke invloed en controle werd uitgeoefend. Hun uitgebreide handelsnetwerken naar Azië en de trans-Atlantische regio’s versterkten de wereldwijde aanwezigheid van de Republiek en waarborgden haar strategische belangen.

 

Innovatie en groei

In de Republiek ging het economisch gezien goed door slimme uitvindingen. Bijvoorbeeld, het fluitschip was een modern en efficiënt schip dat weinig bemanning nodig had en beter was dan schepen uit andere landen. Christiaan Huygens bedacht een speciale klok voor zeelieden, zodat die niet werd beïnvloed door de bewegingen van het schip.

Op het land werden windmolens gebruikt om graan te malen en dankzij een vernieuwing werden ze ook ingezet voor het zagen van grote hoeveelheden hout voor de scheeps- en huizenbouw. Simon Stevin, een slimme wiskundige, ontwikkelde apparaten om moerassen droog te leggen, waardoor steden beter belegerd konden worden. Diezelfde techniek werd toegepast op het droogmalen van polders. De enorme investeringen daarbij waren rendabel, omdat de grondprijzen enorm stegen.

Bron 15. Een opperkoopman van de VOC, vermoedelijk Jacob Mathieusen en zijn vrouw; op de achtergrond een tot slaafgemaakte bediende en de retourvloot op de rede van Batavia, het huidige Jakarta in Indonesië. Op deze plek zou het hoofdkwartier van de VOC komen te liggen, nadat Jan Pieterszoon Coen het in 1619 verplaatste.

Uitvinders konden hun innovaties aanmelden bij de Staten-Generaal of de Gewestelijke Staten. Ze werden dan beschermd door octrooien, waardoor illegale kopieën werden tegengegaan. Amsterdam speelde een belangrijke rol als handelscentrum, met een goed wegennet, koetsdiensten en waterwegen die producten makkelijk naar andere plaatsen brachten. Er waren ook trekschuitverbindingen tussen steden, waardoor het transport goed geregeld was. Te midden van economische samenwerking en innovatie zagen regenten het handhaven van het particularisme van steden en gewesten, evenals de gewetensvrijheid van burgers, als essentiële voorwaarden voor welvaart. Dit streven van regenten botste soms met het streven naar eenheid en aanzien door de stadhouders. Maar door de nog altijd voortwoekerende oorlog tegen het Habsburgse Rijk moesten zij de vrijheden van steden en gewesten wel respecteren.

 

De Dertigjarige Oorlog

De economische groei van de Republiek is niet alleen te danken aan interne factoren. Ook externe speelden een belangrijke rol. In andere Europese landen waren de omstandigheden voor economische groei minder gunstig dan in de Republiek, vooral door conflicten en oorlogen. In het Heilige Roomse Rijk was er in de zestiende eeuw onenigheid over religie, resulterend in een oorlog tegen Karel V en de katholieke vorsten. In 1555 werd de Augsburgse Religievrede gesloten, waarbij vorsten zelf het geloof in hun gebied mochten bepalen. Desondanks bleven er spanningen bestaan. In 1618 escaleerden deze spanningen tot de Dertigjarige Oorlog tussen katholieke en protestantse vorsten. De strijd verwoestte steden en dorpen, met name de textielnijverheid, wat een negatieve impact had op de economie. Hierdoor konden handelaren uit de Republiek hun textielproducten met succes naar Duitse gebieden exporteren.

Oorlog was ook te vinden in andere delen van Europa. Oorlogsmateriaal als zwaarden, kanonnen, musketten en kogels leverden Nederlandse producenten grote winsten op. Hierbij waren de Nederlandse ondernemers niet kieskeurig; ze leverden zowel aan protestantse als aan katholieke partijen.

 

De route naar absolutisme

In Engeland en Frankrijk bleef economische groei achter op die van de Republiek. Religie en machtsverhoudingen tussen koningen, adel en steden speelden een rol. Koning Karel I probeerde meer controle te krijgen door hogere belastingen en toenadering tot de katholieke Kerk. Dit leidde tot weerstand, ontbinding van het parlement, en uiteindelijk een burgeroorlog waarin Karel I werd verslagen en onthoofd. In Frankrijk werden hofhouding en oorlogen een last voor economische ontwikkeling. Lodewijk XIV dwong calvinisten tot bekering of emigratie, wat de Franse economie verzwakte doordat welvarende calvinisten (in het Frans Hugenoten) naar de Republiek trokken en daar de economie versterkten.

 

Migratie

In de Republiek vonden niet alleen hugenoten een toevlucht, maar ook Joden die Spanje en Portugal ontvluchtten vanwege geloofsbeperkingen. Amsterdam verwelkomde hen, profiterend van hun expertise in specerijenhandel, slavenhandel en Middellandse Zee-handel. Eerder waren protestantse handelaren uit Zuidelijke Nederlanden al gevlucht, gevolgd door arbeidskrachten uit het platteland en vluchtelingen uit het door oorlog geteisterde Heilige Roomse Rijk. Steden waardeerden bekwame arbeidsmigranten zoals ambachtslieden en handelaren, en nieuwkomers werden over het algemeen positief ontvangen. Zo vonden honderdduizenden ongeschoolde arbeiders werk op de vele scheepswerven van de VOC en WIC of als matroos aan boord van een schip. Hoewel niet alle nieuwkomers succesvol waren, leidde de bevolkingsgroei tot stadsuitbreidingen zoals de grachtengordel in Amsterdam; gevolgd door groei in andere steden in Utrecht, Zeeland en Holland, waar een ring van steden in de 17e eeuw al was verbonden door een geavanceerd netwerk van openbaar vervoer. Zelfs kooplieden van buitenlandse afkomst hadden binnen de Republiek de mogelijkheid om relatief snel op te klimmen.

Bron 16. Tijdens de zeventiende eeuw kende de Republiek een gigantische bloeiperiode. Dit trok migranten aan. Voor geschoolde arbeiders was er werk, maar ook ongeschoolde arbeiders vonden volop werk bij de WIC en VOC. Toch was dit niet voor iedereen voldoende om uit de armoede te blijven. Dus het was niet een gouden eeuw voor iedereen.

Bron 17. Karel I van Engeland wordt gekroond door een hand uit een wolk, mogelijk God.
Een prinsheerlijk bestaan, ook in tijden van vrede?

De groei manifesteerde zich het duidelijkst in Amsterdam, dat vanwege zijn stapelmarktfunctie en de eigen versie van de koopmansbeurs een reeks grote uitbreidingen nodig had, waaronder de beroemde grachtengordel. Maar hier zat ook een schaduwkant aan: het stadsbestuur werd steeds meer een oligarchieEen bestuursvorm waarbij een klein groepje rijke inwoners het bestuur in handen heeft.. Een beperkt aantal rijke burgers verdeelden onderling de bestuursfunctie; iets wat tot steeds grotere onvrede zou leiden.

Rijke kooplieden investeerden niet alleen in verbeterde molens, droogmakerijen en nieuwe gewasteelt, maar verkregen ook adellijke titels en bouwden stadspaleizen en buitenhuizen om hun sociale status te verhogen (aristocratiseringHet imiteren van de leefwijze van edelen. ). Deze periode van bloei bood ook een vruchtbare bodem voor kunstenaars zoals Rembrandt en schrijvers zoals Vondel, die profiteerden van de groeiende vraag naar luxeproducten.

In 1646 gingen Spanje en de Republiek met elkaar in gesprek om vrede te sluiten. Twee jaar later zetten ze hun handtekeningen onder het Verdrag van Münster (1648). Hiermee kwam een einde aan tachtig jaar oorlog. Stadhouder Willem II en zijn aanhangers, ook wel de Oranjegezinden genoemd, waren echter niet blij met de vrede. Voor hen betekende vrede dat het leger zou krimpen, wat slecht was voor de macht van de stadhouder, aangezien hij de leider van het leger was. De stadhouder was vooral geliefd bij het gemeen, dat minder hadden geprofiteerd van de Gouden Eeuw dan de patriciërs, de handelaren en ondernemers. Door de constante toestroom van arbeiders waren de lonen laag gehouden. Veel arme burgers zagen de stadhouder als iemand die hen beschermde tegen hebzuchtige handelaren en ondernemers. De relatie tussen de regenten (rijke bestuurders) en de stadhouder verliep moeizaam. Willem II probeerde de macht van Amsterdam te breken door de stad te bezetten en Oranjegezinden aan de macht te brengen. Maar dit plan mislukte. Toen Willem II kort daarna overleed, besloten de staatsgezinden (mensen die de macht van de stadhouder wilden beperken) om geen nieuwe stadhouder aan te stellen. Dit was niet nodig omdat de oorlog met Spanje voorbij was. Volgens de staatsgezinden streefde de stadhouder namelijk te veel naar bestuursmacht. In de tijden van vrede die zouden komen, konden de regenter het prima af zonder stadhouder; zo was de gedachte.

 

Bron 18. De gebroeders De Witt als leiders van de staatsgezinden moesten het Rampjaar met de dood bekopen.

Naar een eeuw van zilver

Na 1648 stabiliseerde de situatie in de omliggende landen, maar Engeland en het absolutistische Frankrijk voerden een mercantilistischHet mercantilisme is de economische theorie dat de welvaart in de wereld beperkt is. Een land moet dus z’n welvaart beschermen met protectionistische maatregelen als invoerrechten en de economie van het eigen land bevoorrechten met staatsmonopolies.  beleid dat de handel van de Republiek beïnvloedde. Zo voerde Engeland in 1651 de Act of Navigation in. Hierin werd vastgelegd dat in Engelse havens alleen goederen mochten worden aangevoerd op Engelse schepen of op schepen uit hetzelfde land waar de lading ook afkomstig van was. Voor de Republiek, een land dat afhankelijk was van de doorvoer van producten, was deze maatregel desastreus. De Republiek en Engeland raakten hierdoor in drie oorlogen verzeild.

De Franse economie had het zwaar door de hoge kosten van het koninklijke hof onder Lodewijk XIV en zijn talrijke oorlogen. Minister van Financiën, Handel en Nijverheid, Colbert, omarmde het mercantilisme. Geïnspireerd door de Republiek en Engeland bevorderde hij de oprichting van handelscompagnieën met monopolies voor Franse koloniën. Colbert beperkte de invoer van buitenlandse producten met belastingen, maar liet goedkope grondstoffen toe. Hierdoor werden deze door Franse bedrijven verwerkt, waardoor import van bijvoorbeeld nijverheidsproducten uit de Republiek overbodig werd. Deze beschermende aanpak van de Franse markt staat bekend als protectionisme.

Lodewijk XIV zag oorlog als een middel voor economisch gewin door veroverde gebieden, die zowel oorlogsbuit als toekomstige belastinginkomsten opleverden. In 1672 verklaarde hij, samen met Engeland, Münster en Keulen, oorlog aan de Republiek. De Nederlandse vloot van admiraal De Ruyter behaalde zeeoverwinningen tegen een gecombineerde Engels-Franse vloot, maar op het land verliep de oorlog minder gunstig. Binnen enkele weken bezetten Franse legers Overijssel, Gelderland en Utrecht. Raadspensionaris Johan de Witt kreeg hiervan de schuld en werd met zijn broer door Oranjegezinden in Den Haag vermoord. Toen de Franse koning zijn troepen naar het noordoosten stuurde, liet stadhouder Willem III, inmiddels benoemd, gebieden tussen de grote rivieren en de Zuiderzee onder water zetten om een Franse bezetting van Holland te voorkomen. Stadhouder Willem III won snel aan populariteit, terwijl zijn tegenstanders, de staatsgezinden, juist aanhang verloren door hun verwaarlozing van het landleger en hun rol in de Franse overval.

Ondanks de uiteindelijke overwinning zou de Republiek dit Rampjaar 1672 niet te boven komen. Dat had enkele oorzaken:

  • De dreiging vanuit Frankrijk en Engeland bleef. Die constante strijd koste handenvol geld. Hierdoor nam de belastingdruk enorm toe en nam de koopkracht af.
  • Oranjegezinden en staatsgezinden bleven op religieus gebied verdeeld. Oranjegezinden wilden een strenge calvinistische staatsgodsdienst, terwijl staatgezinden juist voor godsdienst tolerantie waren. Daardoor bleven de inwoners van de Republiek verdeeld.
  • Veel regenten trokken zich terug uit de binnenlandse handel, leenden hun geld uit aan buitenlandse ondernemers en machthebbers, en concentreerden zich op het behouden van hun politieke en economische macht en de uitgave aan luxeproducten als schilderijen en huizen.
  • De Engelse en Franse handelscompagnieën begonnen de VOC en de WIC te beconcurreren en slaagden erin de handel voor een deel van hen over te nemen.
  • In de achttiende eeuw nam Londen geleidelijk de rol van Amsterdam over als centrum op het gebied van bankwezen en handel.

Toch betekende dit niet een periode van armoede. Een groot deel van de inwoners van de Republiek hadden een goed bestaan. Er was eerder sprake van een Zilveren Eeuw, na een eeuw van goud.

Literatuur

Israel, Jonathan. The Dutch Republic: Its Rise, Greatness, and Fall, 1477–1806. Oxford: Clarendon Press, 1995.

Mak, Geert. In Europa. Amsterdam: Uitgeverij Atlas, 2007.

Palmer, R. R., Colton, J., en Kramer, Loyd. A History of the Modern World. Boston: Mc Graw Hill, 2007.

Panhuysen, Luc. Oranje tegen de Zonnekoning: De strijd van Willem III en Lodewijk XIV om Europa. Amsterdam: Uitgeverij Atlas, 2007.

Riessen, Marcel van. Oriëntatie op geschiedenis: basisboek voor de vakdocent. Assen: Drukkerij Van Gorcum,  2016.

Rosenwein, Barbara H. A short History of the Middle Ages. Toronto: University of Toronto Press; 5e editie, 2018.

Shorto, Russell. Amsterdam: A History of the World’s Most Liberal City. New York: Doubleday, 2013.

Tang, Frank. De middeleeuwen: een kleine geschiedenis. Amsterdam: Prometheus; 2e druk, 2017.