Jagers, boeren en steden
Hoofdvragen
Hoe leefden de eerste mensen?
Waardoor maakten mensen de overstap van een nomadisch bestaan naar het leven in een landbouwsamenleving?
Hoe ontwikkelden de eerste ‘Nederlandse’ landbouwsamenlevingen zich?
Wat waren de oorzaken voor het ontstaan van de eerste stedelijke samenlevingen en wat waren de gevolgen voor de manier waarop mensen samenleefden?
De geschiedenis van de mensheid is verdeeld in vijf grote perioden: de prehistorie, de oudheid, de middeleeuwen, de vroegmoderne tijd en de moderne tijd. De oudste periode noemen we de prehistorieEen periode van de geschiedenis waarin mensen nog niet het schrift gebruikten om hun verleden vast te leggen.. Deze periode duurde tot ongeveer 3000 voor Christus. Omdat er uit die tijd nog geen geschreven teksten zijn, noemen we dit ook wel de voorgeschiedenis. Geschiedenis wordt ook vaak verdeeld in tien tijdvakken. De prehistorie noemen we dan de tijd van jagers en boeren.
In de prehistorie leefden nog niet veel mensen. HistoriciEen historicus is een wetenschapper die zich bezighoudt met de bestudering van het verleden. denken dat er ongeveer 14 miljoen mensen op aarde waren. Uit onderzoek blijkt dat de mens is ontstaan in Afrika. Van daaruit verspreidde de mens zich langzaam over de wereld. Maar die verspreiding ging traag, omdat grote delen van de aarde waren bedekt met ijs. Tijdens deze ijskoude periodes was het op veel plekken te koud om te leven. Zulke periodes noemen we ijstijdenEen ijstijd is een periode waarin een dikke ijskap een deel van een werelddeel bedekt..
Rond 10.000 voor Christus eindigde de laatste ijstijd. Het werd warmer. De ijskappen smolten en er kwamen bossen en moerassen voor in de plaats. In Europa leefden eerst grote groepen rendieren. Maar die verdwenen langzaam en maakten plaats voor herten en andere kleinere dieren. De mensen trokken terug naar het noorden van Europa. Daar konden ze jagen op de nieuwe dieren. Zo ontstonden de eerste samenlevingen van jagers.
De geschiedenis is inspiratie voor boeken, films en tv-series. Ook videogamemakers gebruiken het verleden als inspiratiebron om hele gave games te maken.
1. Jagers en verzamelaars
- Kan uitleggen waarom jagers en verzamelaars nomaden worden genoemd.
- Kent de levenswijze van de jagers en verzamelaars.
- Kent de sociale verhoudingen tussen mannen en vrouwen in de jagers-en-verzamelaarssamenleving.
- Kan aangeven dat archeologen afhankelijk zijn van sporen uit het verleden om een/hun beeld te geven van de jagers-en-verzamelaarssamenleving.
- Kan het voorbeeld van Ötzi gebruiken om de overgang van jagen-verzamelen naar een landbouwsamenleving te beschrijven (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kan uitleggen waarom jagers en verzamelaars nomaden worden genoemd.
- Kent de levenswijze van de jagers en verzamelaars.
- Kent de sociale verhoudingen tussen mannen en vrouwen in de jagers-en-verzamelaarssamenleving.
- Kan aangeven dat archeologen afhankelijk zijn van sporen uit het verleden om een/hun beeld te geven van de jagers-en-verzamelaarssamenleving.
- Kan het voorbeeld van Ötzi gebruiken om de overgang van jagen-verzamelen naar een landbouwsamenleving te beschrijven (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
De eerste mensen leefden als jagers en verzamelaars. Ze woonden in kleine groepen van ongeveer tien tot dertig personen en hadden geen vaste huizen. In plaats daarvan bouwden ze eenvoudige hutten en trokken rond. Als het voedsel opraakte, gingen ze ergens anders wonen. Mensen die steeds verhuizen, noemen we nomadenEen bevolkingsgroep met een rondtrekkende levensstijl..
Wie moet jagen en wie verzamelen?
We weten niet precies hoe de jagers en verzamelaars afspraken maakten, maar we denken dat er weinig verschillen waren tussen mensen. Als er een leider was, dan had die niet veel meer te zeggen dan de rest. Er was wel een duidelijke taakverdelingDe manier waarop werkzaamheden zijn verdeeld, bijvoorbeeld tussen mannen en vrouwen.: de mannen gingen jagen op herten, vogels en vissen. De vrouwen verzamelden bessen, paddenstoelen en knollen en zorgden voor de kinderen. Omdat ze veel in de natuur waren, wisten ze precies waar het meeste voedsel te vinden was en welke planten eetbaar waren. Ze kwamen vaak andere groepen tegen en ruilden spullen met elkaar. Dit heet ruilhandel. Deze uitwisselingen speelden ook een rol in de socialeDe manier waarop mensen met elkaar omgaan. relaties tussen verschillende groepen.
Om beter te kunnen jagen en verzamelen, maakten de eerste mensen werktuigenVoorwerpen waarmee werkzaamheden gemakkelijker kunnen worden uitgevoerd.. Van scherpe stenen maakten ze messen en pijlpunten, en van botten en hoorns maakten ze naalden en knopen. Niets werd verspild: plantenresten werden gebruikt om kleding, manden en touw te maken.
Om hun kennis door te geven, schilderden jagers en verzamelaars op grotwanden. Ook vertelden ze verhalen bij het kampvuur. Zo leerden jonge jagers hoe ze dieren konden vangen en welke planten veilig waren om te eten. Maar niet alles had een praktisch nut: mensen versierden zichzelf ook. Archeologen hebben schelpen gevonden die waarschijnlijk als make-updoosjes werden gebruikt!
Prehistorie
Jagers en verzamelaars schreven niets op, dus we kunnen niet precies weten wat ze dachten of geloofden. Maar archeologenEen archeoloog is een wetenschapper die aan de hand van overblijfselen uit het verleden probeert de geschiedenis te reconstrueren en uit te leggen. onderzoeken voorwerpen die ze hebben achtergelaten, zoals grottekeningen en botten. Sommige jagers en verzamelaars geloofden misschien in een leven na de dood. Dit denken we omdat ze doden begroeven met spullen zoals kralen, werktuigen of resten van dieren. Dit noemen we grafgiftenEen grafgift is een voorwerp dat in het graf van de overledene is gelegd..
Verdiepingsstof: Ötzi
Met een zware bepakking was Ötzi begonnen aan de beklimming van de gletsjer. Gehinderd door zijn koperen bijl, dolk van vuursteen, mat van gevlochten gras, een 180 cm lange boog en rugzak van hazelaar- en larikshout moest het een flinke tocht zijn geweest. Uiteindelijk zou Ötzi dood neervallen op deze plaat van ijs. Nadat het lichaam van de jager duizenden jaren na zijn dood werd teruggevonden, werd het onderzocht om uit te zoeken waardoor hij stierf. Ötzi bleek ontstekingen in zijn gewrichten te hebben, herstelde gebroken ribben en zwartgeblakerde longen van de kampvuren waar hij bij had gezeten. Daarnaast stak er een pijlpunt uit zijn schouderblad. Misschien is hij wel vermoord? Wetenschappers weten dit niet zeker. Door Ötzi te onderzoeken weten we wat hij at. Zijn laatste maaltijd bestond uit edelhert en brood van einkorn. Deze graansoort wijst erop dat de jager contact had met landbouwers.
Twee Duitse amateurbergbeklimmers vonden de bevroren Ötzi op 19 september 1991 in de Italiaanse Ötztaler Alpen, vele duizenden jaren na zijn dood. De zwaar bepakte Ötzi is de oudste menselijke mummie die in Europa is gevonden.
Bron 4. Het leven van jagers en verzamelaars. Bron: Ubisoft.
2. Het ontstaan van de landbouw
- Kan uitleggen wat de landbouwrevolutie is en de reden van ontstaan benoemen.
- Kent de reden waarom de Neolithische Revolutie in de Vruchtbare Halvemaan begon.
- Kent de gevolgen van de landbouwrevolutie voor de samenleving en de levenswijze van mensen.
- Kent 3 verschillen tussen een nomadisch bestaan en een landbouwbestaan.
- Kan 2 voordelen benoemen van een landbouwbestaan.
- Leerdoelen
-
- Kan uitleggen wat de landbouwrevolutie is en de reden van ontstaan benoemen.
- Kent de reden waarom de Neolithische Revolutie in de Vruchtbare Halvemaan begon.
- Kent de gevolgen van de landbouwrevolutie voor de samenleving en de levenswijze van mensen.
- Kent 3 verschillen tussen een nomadisch bestaan en een landbouwbestaan.
- Kan 2 voordelen benoemen van een landbouwbestaan.
- Extra uitleg
-

Bron 5. Op de bovenstaande kaart wordt een overzicht gegeven van het ontstaan en de verspreiding van de landbouw. De gebieden waar de eerst agrarische samenlevingen ontstonden zijn groen gekleurd.
De eerste mensen leefden van de jacht en het verzamelen van eten. Ze trokken van plek naar plek om voedsel te zoeken. Maar op een gegeven moment veranderde dat. Mensen gingen zelf eten verbouwen. Dat gebeurde niet in één keer, maar heel langzaam – het duurde duizenden jaren. Toch had deze verandering zoveel invloed, dat we het een revolutie noemen. Een revolutie is een grote en snelle verandering, die het leven van mensen voorgoed verandert. Deze verandering noemen we de landbouwrevolutieLandbouwrevolutie of neolithische revolutie zijn de ontwikkelingen die ervoor zorgden dat de eerste mensen van de landbouw gingen leven. .
Waarom verbouwen?
De landbouw begon in een gebied dat we de Vruchtbare HalvemaanGebied in het Midden-Oosten waar omstreeks 10.000 v.C. de landbouw is ontstaan. noemen. Dit gebied loopt van Egypte (bij de Nijl) tot aan Irak. Het was daar heel vruchtbaar: dat betekent dat planten er goed kunnen groeien. Er groeiden bijvoorbeeld wilde granen zoals gerst en tarwe. Nomaden – mensen zonder vaste woonplaats – verzamelden deze granen. Omdat er zoveel voedsel was, hoefden ze steeds minder te reizen. Zo konden ze op één plek blijven wonen.
Wetenschappers zijn het niet helemaal eens over de reden waarom mensen begonnen met landbouw. Er zijn twee theorieën:
- Volgens sommige archeologen veranderde het klimaat ineens. Er groeiden daardoor minder eetbare planten, en er waren minder dieren om op te jagen – denk aan het uitsterven van de mammoet. De jagers en verzamelaars kregen honger. Omdat ze op één plek woonden, moesten ze zelf een oplossing vinden. Ze begonnen de planten die ze vroeger verzamelden, nu zelf te verbouwen. Die planten noemen we gewassen.
- Andere archeologen denken dat er simpelweg te veel mensen kwamen. Op sommige plekken groeide de bevolking zo snel, dat de natuur het niet meer aankon. Er was niet genoeg eten voor iedereen. Ook hier begonnen mensen zelf planten te verbouwen, om te kunnen overleven.
Omdat de mensen al veel wisten over planten, konden ze de juiste zaden kiezen: zaden van planten die lekker en voedzaam waren. In het begin was de landbouw een aanvulling op het jagen en verzamelen. Maar langzamerhand werd de landbouw het belangrijkste bestaansmiddelenEen mens heeft allerlei dingen nodig om te kunnen bestaan, zoals voedsel, onderdak en kleding. Die levensbehoeften moeten geproduceerd worden. De middelen waarmee dat gebeurt, heten bestaansmiddelen. . Mensen gingen ook dieren temmen. Ze vingen runderen, geiten en schapen uit het wild en maakten er huisdieren van. Zo ontstond naast de akkerbouw ook de veeteelt.
De mens werd steeds minder afhankelijk van wat hij vond in de natuur. Hij begon het land te gebruiken voor landbouw. Daarmee veranderde de natuur. Wilde bossen en graslanden maakten plaats voor akkers en weiden. De mens bracht het landschap in cultuurAlles wat de mens maakt. .
Het verschil tussen nomaden en boeren
Toen mensen begonnen met landbouw en veeteelt, veranderde hun manier van leven totaal. Ze leefden niet meer als nomaden, maar werden boeren. Dat betekent dat ze op één plek gingen wonen en hun eigen voedsel gingen verbouwen en dieren gingen houden. Hun leven veranderde op drie belangrijke manieren:
- Nomaden trokken steeds rond, op zoek naar voedsel. Boeren deden dat niet meer. Ze bleven op één plek wonen, meestal in dorpen, vlak bij hun akkers. Daar werkten ze elke dag op het land en zorgden voor hun vee. In het begin hielden ze dieren vooral voor melk, huiden en vlees. Later gebruikten ze runderen ook om de grond mee om te ploegen.
- Nomaden bouwden eenvoudige hutten. Die moesten makkelijk afgebroken worden, zodat ze meegenomen konden worden als de groep verder trok. Boeren deden dat anders. Zij bouwden stevige huizen, vaak van hout, klei of steen. Zulke boerderijen konden wel meerdere generaties blijven staan.
- Boeren wilden zoveel mogelijk landbouwopbrengstHet totaal van producten die na een oogst van een akker worden gehaald. . Ze zochten dus steeds naar manieren om hun opbrengst te verhogen. Daardoor kwamen er veel nieuwe uitvindingen. In het Midden-Oosten werden bijvoorbeeld het wiel en de ploeg uitgevonden, waarmee de grond beter bewerkt kon worden. In Egypte en Mesopotamië ontstond de irrigatielandbouwEen vorm van landbouw waarbij gebruik wordt gemaakt van kunstmatige watertoevoer. . Ook leerden mensen hoe je klei kon bakken. Zo konden ze potten van aardewerk maken om eten in te bewaren.

Bron 8. In Egypte begonnen de boeren gebruik te maken van ploegen voortgetrokken door dieren, om zo de landbouwopbrengst te verhogen.
Een groot voordeel van landbouw was dat er veel meer mensen op één plek konden leven. Eén vierkante kilometer landbouwgrond kon wel 60 tot 100 keer zoveel mensen voeden als een gebied waar mensen nog jaagden en verzamelden. Ook kregen vrouwen in een landbouwsamenleving meer kinderen. Bij jagers en verzamelaars kreeg een vrouw gemiddeld één kind per vier jaar. Bij boeren was dat gemiddeld twee kinderen. Doordat er zoveel mensen bijkwamen, verspreidde de mens zich uiteindelijk over de hele wereld.
Doordat boeren op één plek bleven wonen, hoefden ze niet steeds te reizen. Daardoor hielden ze tijd over. Die tijd gebruikten ze voor andere dingen dan overleven. Ze maakten versieringen in hun huizen, en niet-praktische voorwerpen zoals make-updoosjes. Ook gingen ze grote bouwwerken maken, zoals grafmonumenten en tempels. De landbouw veranderde dus niet alleen hoe mensen aten en woonden, maar ook hoe ze leefden en wat ze belangrijk vonden.
3. Van steen tot ijzer
- Kan aangeven welke volken bijdroegen aan het ontstaan van een landbouwsamenleving in Nederland.
- Kan aangeven wanneer de steentijd, bronstijd en ijzertijd begonnen (verdiepingsstof).
- Kent de reden waarom mensen overgingen van steen op metaal en van brons op ijzer (verdiepingsstof)
- Kan aangeven dat de landbouwrevolutie zowel vooruitgang als een achteruitgang betekende in de manier van leven (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kan aangeven welke volken bijdroegen aan het ontstaan van een landbouwsamenleving in Nederland.
- Kan aangeven wanneer de steentijd, bronstijd en ijzertijd begonnen (verdiepingsstof).
- Kent de reden waarom mensen overgingen van steen op metaal en van brons op ijzer (verdiepingsstof)
- Kan aangeven dat de landbouwrevolutie zowel vooruitgang als een achteruitgang betekende in de manier van leven (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
De kennis over akkerbouw en veeteelt kwam waarschijnlijk uit het Midden-Oosten. Toen mensen van daaruit naar Europa trokken, namen ze die kennis mee. Rond 7500 v.C. begonnen mensen in Europa met het verbouwen van gewassen en het houden van dieren. Ze leerden ook andere dingen: wol werd geweven, potten werden gebakken en gereedschap van gepolijst steen werd gemaakt. Een gepolijste stenen bijl was zo scherp dat je er een boom mee kon omhakken. De bomen werden gebruikt als hout voor huizen, en op de open plekken ontstonden akkers.
Deze tijd noemen we het neolithicum, wat ‘nieuwe steentijd’ betekent. De naam komt van de nieuwe soorten stenen gereedschappen die mensen toen gebruikten.

Bron 9. Het trechterbeker volk leefde in de steentijd. Zij maakten op een bijzondere manier hun potten, namelijk in de vorm van een trechter. Door voedsel op te slaan hadden dit volk in de winter ook genoeg te eten en in het voorjaar genoeg om weer te zaaien.
Landbouw in Nederland: de bandkeramiekcultuur
De eerste boeren in het gebied dat nu Nederland is, kwamen rond 5300 v.C. naar Zuid-Limburg. Daar kapten ze bossen om ruimte te maken voor hun akkers. De grond was vruchtbaar, en daardoor haalden ze veel opbrengst van het land. Er ontstonden dorpjes, waarvan de grootste bij het huidige Elsloo lag. Daar woonden wel tweehonderd mensen.
Deze boeren bewaarden hun voedsel in kleien potten die ze versierden met strepen, punten en banden. Daarom noemen archeologen hen de bandkeramiekcultuurEen cultuur van boeren in Limburg (5300 v.C.) waarin aardewerk werd versierd met banden, punten en strepen. . Hoe zij zichzelf noemden, weten we niet, want ze gebruikten nog geen schrift.
Trechterbekercultuur
Rond 4900 v.C. verlieten de bandkeramiekboeren hun dorpen. Waarom, dat weten we niet. Pas rond 3500 v.C. kwamen er weer boeren naar Nederland. Deze groep vestigde zich in het noorden van ons land en wordt de trechterbekercultuurBenaming voor verschillende culturen van boerengemeenschappen in het noorden van Nederland (4300 v.C.) die trechtervormig aardewerk maakten. genoemd. Ze kregen die naam omdat hun potten een trechtervorm hadden. De boeren van de trechterbekercultuur zijn vooral beroemd geworden door hun hunebedden: grote graven van zware zwerfkeien. Je kunt deze indrukwekkende bouwwerken nog steeds zien in Drenthe.
Niet alleen in Nederland bouwde men met stenen. In Zuid-Engeland staat het mysterieuze Stonehenge, een grote cirkel van rechtopstaande stenen. Waarvoor het precies werd gebruikt, is nog steeds niet zeker. Was het een tempel voor zieken? Of misschien een zonnewijzer om de tijd te meten? Archeologen discussiëren er nog steeds over.
Verdiepingsstof: Van steen naar ijzer, een verbetering?
Langzaam maar zeker ontdekten mensen dat je ook metaal kon gebruiken om gereedschappen, wapens en sieraden mee te maken. Rond 3000 v.C. begon men in het Midden-Oosten met het maken van brons: een mengsel van koper en tin. Als je die twee metalen samen smelt, krijg je een sterk materiaal dat veel langer meegaat dan steen. Daarom noemen we deze periode de bronstijd. Rond 1200 v.C. werd brons vervangen door ijzer. Dat was nog harder en sleet minder snel. IJzer was ook beter bestand tegen het weer. Deze nieuwe periode noemen we de ijzertijd.
Was de landbouwrevolutie wel zo’n vooruitgang? De landbouwrevolutie lijkt een enorme stap vooruit. Mensen gingen op één plek wonen, verbouwden hun eigen voedsel en konden voorraden opslaan. Hun leven begon steeds meer te lijken op dat van ons.
Toch is het belangrijk om niet te veel vanuit het heden naar het verleden te kijken. Wij weten niet hoe Nederland er over vijfhonderd jaar uitziet – net zo goed wisten mensen drieduizend jaar geleden niet waar hun samenleving naartoe zou gaan. Niet elke verandering was per se een verbetering.
Uit archeologisch onderzoek blijkt dat de eerste boeren het vaak moeilijk hadden. Ze kregen te weinig eten, werden vaker ziek en waren gemiddeld tien centimeter kleiner dan de jagers en verzamelaars die voor hen leefden. Waarschijnlijk kwam dat doordat ze steeds hetzelfde aten en dus minder voedingsstoffen binnenkregen.
4. De eerste stedelijke beschavingen
- Kan aangeven dat rivieren levensaderen werden genoemd.
- Kan aangeven dat er eerst genoeg voedsel geproduceerd moest worden, voordat een stedelijke samenleving kon ontstaan.
- Kent 2 gevolgen van de toegenomen landbouwproductie.
- Kan uitleggen wat arbeidsdifferentiatie is en deze herkennen in geschreven en ongeschreven bronnen.
- Kan aangeven wat een sociale hiërarchie is en een voorbeeld geven van zo’n rangorde.
- Kan uitleggen hoe de Egyptische staat werkte.
- Kan uitleggen waarvoor het eerste schrift gebruikt werd.
- Kan aangeven wat bedoeld wordt met staat, staatshoofd en kan aangeven wat de rol van een burger is binnen de staat (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kan aangeven dat rivieren levensaderen werden genoemd.
- Kan aangeven dat er eerst genoeg voedsel geproduceerd moest worden, voordat een stedelijke samenleving kon ontstaan.
- Kent 2 gevolgen van de toegenomen landbouwproductie.
- Kan uitleggen wat arbeidsdifferentiatie is en deze herkennen in geschreven en ongeschreven bronnen.
- Kan aangeven wat een sociale hiërarchie is en een voorbeeld geven van zo’n rangorde.
- Kan uitleggen hoe de Egyptische staat werkte.
- Kan uitleggen waarvoor het eerste schrift gebruikt werd.
- Kan aangeven wat bedoeld wordt met staat, staatshoofd en kan aangeven wat de rol van een burger is binnen de staat (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
Rond 10.000 jaar voor Christus leerden mensen in het gebied van het huidige Irak, Iran en Egypte hoe ze voedsel konden verbouwen. Dit noemen we de landbouw. Vanuit het Midden-Oosten verspreidde deze kennis zich langzaam naar Europa. Rond 3000 voor Christus waren de meeste mensen in Europa boer geworden in plaats van jager-verzamelaar. Toch was er een groot verschil: de Europese boeren woonden in kleine dorpen, terwijl in het Midden-Oosten sommige dorpen uitgroeiden tot grote steden. Daar gingen mensen samenwerken om nog machtiger te worden.
Levensaderen
Twee belangrijke rivieren in het Midden-Oosten waren de Eufraat en de Tigris. Ze lagen in het gebied dat later Mesopotamië werd genoemd. Deze rivieren waren erg belangrijk: ze zorgden voor water, voedsel en vruchtbare grond. Daarom noemen we ze de levensaders van de samenleving. In de lente overstroomden de rivieren, doordat er veel smeltwater uit de bergen kwam. Na zo’n overstroming bleef er een dun laagje vruchtbare modder (slib) achter op het land. Die grond was perfect voor landbouw.
In Egypte gebeurde hetzelfde bij de rivier de Nijl. Ook daar gebruikten boeren het rivierwater om hun akkers te besproeien. Dat was hard nodig, want het klimaat was droog en heet. Boeren bedachten slimme manieren om het water goed te gebruiken. Ze bouwden dijken om overstromingen tegen te houden en maakten kanalen om water naar droge gebieden te brengen. Dit heet irrigatielandbouwEen vorm van landbouw waarbij gebruik wordt gemaakt van kunstmatige watertoevoer..
Dankzij irrigatielandbouw konden boeren meer voedsel verbouwen dan ze zelf nodig hadden. Dat had twee grote gevolgen:
- Er konden meer mensen op één plek wonen. Zo ontstonden de eerste stedenEen stad is, in tegenstelling tot een dorp, een grotere plaats waar mensen wonen, gelegen aan grotere verkeerswegen en met een eigen bestuur..
- Niet iedereen hoefde meer boer te zijn. Sommige mensen werden pottenbakker, handelaar, soldaat of priester. Er kwamen steeds meer verschillende beroepen. Dit noemen we arbeidsdifferentiatieArbeidsdifferentiatie is het ontstaan van verschillende beroepen binnen een samenleving. Als een samenleving ingewikkeld is en mensen niet alleen produceren om aan hun directe levensbehoeftes te komen, ontstaan er verschillen in de vorm van werk die mensen verrichten. Dat uit zich vaak in het ontstaan van nieuwe beroepen..
Bron 12. In het huidige Irak en Iran vond je het Mesopotamische en het Soemerische rijk. Het gebied rondom de rivieren de Tigris en de Eufraat wordt ook wel de bakermat van de beschaving genoemd.
Macht, bestuur en aanzien
Sommige beroepen waren belangrijker dan andere. Dit hing vaak samen met rijkdom en macht. Handelaren trokken van gebied naar gebied en deden aan ruilhandelEen vorm van handelen waarbij goederen voor andere goederen worden geruild.. Door deze handel verwierven zij rijkdom. Een andere belangrijke beroepsgroep was die van de priesters. De bevolking geloofde dat zij in direct contact stonden met de goden. Men dacht dat priesters bij de goden een goed woordje konden doen en zo konden bepalen of iemand geluk had in het leven en na de dood in het hiernamaalsEen voorgestelde plaats van het leven na de dood. terecht zou komen. Een derde groep met veel macht was die van de soldaten. Zij verdedigden het volk en verwachtten daarvoor een beloning, bijvoorbeeld in voedsel of andere producten. De aanvoerders van de soldaten kregen na verloop van tijd steeds meer macht. Uiteindelijk werden deze machtige leiders gekroond tot koning. De koning huurde mensen in om hem te helpen de stad te besturen. Deze ambtenaren regelden het bestuur voor de koning. Wanneer een samenleving verdeeld is in verschillende groepen, spreken we van sociale lagen. Als de ene laag belangrijker is dan de andere, noemen we dit een sociale hiërarchie of rangorde. Je kunt dit vergelijken met een piramide: bovenaan staan de koningen en priesters met de meeste macht, in het midden de soldaten en handelaren, en onderaan de gewone boeren en arbeiders.
Bron 16. Ook in Zuid-Amerika ontstond landbouw. De mensen op dit continent stonden voor een ander probleem. Naast dat de gebieden erg droog waren, lagen de gebieden vaak ook erg hoog. Daarom moesten zij creatief omgaan met water. Deze creativiteit is vandaag de dag nog steeds terug te vinden.
Rond 3000 voor Christus kreeg een sterke leider in het noorden van Egypte zoveel machtVermogen/kracht om anderen iets te (laten) doen zoals je wilt., dat hij ook het zuiden van Egypte kon veroveren. Vanaf dat moment vielen alle Egyptenaren onder het gezag van één leider: de faraoDe farao was de leider van het oude Egypte. Hij bepaalde de wetten in het land..
Zo ontstond er een echte staatIs een land met duidelijke grenzen en zijn eigen onafhankelijk bestuur, dat regeert over een bevolking.. De farao had veel hulp bij het besturen van Egypte. Hij werkte samen met ministers en ambtenarenEen ambtenaar is iemand die voor de staat werkt. Vaak helpt deze bij het besturen van een land.. De belangrijkste ambtenaar was de vizier. Die zorgde ervoor dat het irrigatiesysteem werkte en dat iedereen zich aan de wetten hield.
Andere ambtenaren verzamelden belasting. Boeren moesten die belasting niet in geld betalen, maar in graan of andere landbouwproducten. Met dat graan betaalde de farao de soldaten, ambtenaren en kunstenaars.
Sommige kunstenaars bouwden enorme graven voor de farao, nog tijdens zijn leven. Iedere nieuwe farao wilde een nog groter graf dan zijn voorganger. Zo probeerden ze hun aanzienOok wel status genoemd, is hoe iemand beoordeeld wordt en hierdoor veel respect en waardering krijgt. Vaak is dit afhankelijk van macht, inkomen, status en geslacht. te vergroten. De bekendste graven zijn de piramiden van Gizeh. Die zijn nog steeds te zien in Egypte en laten zien hoeveel macht en rijkdom de farao had.
De ontwikkeling van het schrift
Rond 3300 voor Christus ontstonden in Soemerië niet alleen de eerste steden, maar werd ook het eerste schrift uitgevonden. Dat gebeurde ongeveer tegelijk. En dat is logisch: zonder schrift is het heel moeilijk om een stad goed te besturen. Dankzij het schrift konden ambtenaren bijhouden wie belasting had betaald. Handelaren gebruikten het om op te schrijven wat ze verkochten. En boeren noteerden hoeveel graan ze hadden opgeslagen. Zo konden ze plannen voor het volgende zaaiseizoen.
Het allereerste schrift bestond uit symbolen, zoals kruisjes, stipjes en rondjes. Daarna kwamen er ook kleine tekeningen bij. Die tekens hielpen mensen om hoeveelheden bij te houden. Na een tijd veranderden de tekeningen in abstracte tekens. Die zagen eruit als kleine spijkers. Daarom noemen we het spijkerschrift. Het Soemerische schrift werd later ook gebruikt om klanken op te schrijven.
Een bekende koning die het schrift gebruikte was Koning Hammurabi. Hij liet een wetboek in steen hakken. Zo wist iedereen welke regels golden. Dat was handig, want de koning kon niet persoonlijk bij iedereen langslopen als iemand een wet overtrad.
In Egypte ontwikkelde zich een ander schrift: het hiërogliefenschriftSchrift dat de Egyptenaren gebruikten en dat bestond uit verschillende kleine afbeeldingen.. De Egyptenaren gebruikten kleine afbeeldingen om woorden of klanken te schrijven. Ze schreven soms op klei of steen, maar ook op rollen gemaakt van de papyrusplant. Daarop kon je schrijven met inkt. Dat was makkelijker op te bergen dan steen, maar ook kwetsbaarder voor vocht of schade.
Schrijven was moeilijk. Het kostte veel tijd om te leren lezen en schrijven. Daarom konden alleen sommige mensen dat. Wie dat wel kon, had veel aanzienOok wel status genoemd, is hoe iemand beoordeeld wordt en hierdoor veel respect en waardering krijgt. Vaak is dit afhankelijk van macht, inkomen, status en geslacht. in de samenleving.
Verdiepingsstof: Staatsvorming
Een staat is een land met vaste grenzen en een bestuur dat de regels maakt. Dat bestuur staat onder leiding van een staatshoofd. In het oude Soemerië was dat een koning; en in het oude Egypte was het de farao. Ook in Nederland hebben we een koning als staatshoofd. Maar die heeft tegenwoordig veel minder macht dan vroeger. In de Verenigde Staten is het staatshoofd een president.
Het bestuur van een staat maakt wetten en regels. Die gelden voor iedereen. Of je nu in Friesland of in Limburg woont, je moet je aan de Nederlandse wet houden. In een staat kunnen ook meerdere volken wonen. Een volkEen volk is een groep mensen met vaak dezelfde taal en cultuur. is een groep mensen die meestal dezelfde taal en cultuur delen. Vroeger dachten mensen dat een volk ook dezelfde huidskleur of uiterlijk moest hebben. Maar nu weten we: dat klopt niet. Het gaat vooral om taal, gewoonten en cultuur.