Historische context 3: Nederland, 1948 - 2008

Leidende vragen

Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland van 1948 tot 1978?

Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland tussen 1978 en 2008?

Na de Tweede Wereldoorlog lag Nederland letterlijk in puin. Hele stadswijken waren gebombardeerd, havens lagen stil, en er reed nauwelijks een trein. Er heerste voedseltekort en er was wantrouwen in de toekomst. Maar juist vanuit die chaos begon een van de grootste veranderingen in de Nederlandse geschiedenis. Binnen één generatie veranderde Nederland van een arm, verdeeld en beschadigd land in een moderne verzorgingsstaat met asfaltwegen, rijtjeshuizen, televisie in de huiskamer en het geloof dat alles beter kon worden — zolang je het maar goed organiseerde.

De overheid stuurde op herstel en groei, en dat werkte. Er kwamen banen, er kwam hoop, en er kwam vooruitgang. Maar die vooruitgang had ook een andere kant. Jongeren begonnen zich af te zetten tegen het gezag van hun ouders, vrouwen vochten voor gelijkheid en de komst van migranten zorgde voor nieuwe vragen over identiteit en samenleven. En terwijl het leven zich moderniseerde, bleef de dreiging van een nieuwe wereldoorlog tussen Oost en West altijd op de achtergrond aanwezig.

In de jaren zeventig sloeg het optimisme om. De olieprijzen schoten omhoog, fabrieken sloten de deuren en de verzorgingsstaat kraakte onder bezuinigingen. Wat eerst solide leek, bleek kwetsbaar. Demonstraties, werkloosheid en politieke onrust volgden. Het geloof in een maakbare samenleving kwam onder druk te staan.

Dit hoofdstuk vertelt het verhaal van Nederland tussen 1948 en 2008: van herstel naar groei, van idealen naar twijfel, van een verzuild land in opbouw naar een moderne maar steeds complexere samenleving.

Kenmerkende aspecten
  • De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
  • De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld
  • De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
  • De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen

1. Van herstel naar twijfel: de opbouw en breuklijnen van naoorlogs Nederland (1948–1978)

  • Kent de vier zuilen en hoe deze na de Tweede Wereldoorlog hersteld werden en kan beschrijven waarom en hoe de verzuiling na 1945 werd hersteld.
  • Kent de economische situatie in Nederland voor en na de Tweede Wereldoorlog; de rol van de overheid in het herstel; hoe de Nederlandse economie zich na 1945 herstelde en waarin deze verschilde van de vooroorlogse economie.
  • Kent de kenmerken van de verzorgingsstaat en de opbouw ervan in Nederland na 1945.en kan beschrijven hoe Nederland een verzorgingsstaat werd.
  • Kent het begrip consumptiemaatschappij en kan beschrijven wanneer en waardoor Nederland een consumptiemaatschappij werd.
  • Kent de begrippen woningnood, verstedelijking en mobiliteit in de context van naoorlogs Nederland en kan de samenhang tussen deze begrippen uitleggen.
  • Kent de oorzaken en gevolgen van ontzuiling en ontkerkelijking in Nederland vanaf de jaren zestig en kan beschrijven welke invloed deze hadden op de politieke verhoudingen.
  • Kent de belangrijkste kenmerken van jongerencultuur in de jaren vijftig, zestig en zeventig.
  • Kan verklaren waarom de Tweede Feministische Golf ontstond en met voorbeelden verduidelijken hoe de vrouwenemancipatie verliep.
  • Kent de oorzaken van emigratie uit Nederland na 1945.
  • Kan de golven van immigratie beschrijven en toelichten wat de maatschappelijke gevolgen waren.
  • Kent de economische situatie van Nederland in de jaren zeventig en de binnenlandse en internationale factoren die daarbij een rol speelden en kan aangeven waardoor de economie in de jaren zeventig ging haperen.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
Leerdoelen
  • Kent de vier zuilen en hoe deze na de Tweede Wereldoorlog hersteld werden en kan beschrijven waarom en hoe de verzuiling na 1945 werd hersteld.
  • Kent de economische situatie in Nederland voor en na de Tweede Wereldoorlog; de rol van de overheid in het herstel; hoe de Nederlandse economie zich na 1945 herstelde en waarin deze verschilde van de vooroorlogse economie.
  • Kent de kenmerken van de verzorgingsstaat en de opbouw ervan in Nederland na 1945.en kan beschrijven hoe Nederland een verzorgingsstaat werd.
  • Kent het begrip consumptiemaatschappij en kan beschrijven wanneer en waardoor Nederland een consumptiemaatschappij werd.
  • Kent de begrippen woningnood, verstedelijking en mobiliteit in de context van naoorlogs Nederland en kan de samenhang tussen deze begrippen uitleggen.
  • Kent de oorzaken en gevolgen van ontzuiling en ontkerkelijking in Nederland vanaf de jaren zestig en kan beschrijven welke invloed deze hadden op de politieke verhoudingen.
  • Kent de belangrijkste kenmerken van jongerencultuur in de jaren vijftig, zestig en zeventig.
  • Kan verklaren waarom de Tweede Feministische Golf ontstond en met voorbeelden verduidelijken hoe de vrouwenemancipatie verliep.
  • Kent de oorzaken van emigratie uit Nederland na 1945.
  • Kan de golven van immigratie beschrijven en toelichten wat de maatschappelijke gevolgen waren.
  • Kent de economische situatie van Nederland in de jaren zeventig en de binnenlandse en internationale factoren die daarbij een rol speelden en kan aangeven waardoor de economie in de jaren zeventig ging haperen.
Extra uitleg
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.

In het Interbellum (de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog) was verzuilingVerzuiling is de verdeling van de samenleving in verschillende groepen (zuilen) op basis van levensbeschouwing of ideologie, zoals katholiek, protestants, socialistisch en liberaal. Elke zuil had eigen organisaties zoals kranten, vakbonden, scholen en politieke partijen. . De samenleving was verdeeld in vier hoofdgroepen of ‘zuilen’:

  • De katholieke zuil met eigen scholen, de Katholieke Volkspartij (KVP), katholieke vakbonden zoals het NKV, en kranten zoals De Volkskrant
  • De protestants-christelijke zuil met onder andere de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), protestantse vakbonden zoals het CNV, de NCRV als omroep en christelijke scholen.
  • De socialistische zuil met de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV), de VARA als omroep en socialistische jeugd- en sportorganisaties.
  • De liberale of neutrale zuil met algemene openbare scholen, liberale kranten zoals De Telegraaf, de Algemene Vereniging Radio Omroep (AVRO), en organisaties zonder religieuze of ideologische binding.

Deze zuilen bepaalden vrijwel alle aspecten van het dagelijks leven, van geboorte tot graf. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden veel van deze organisaties verboden of buiten werking gesteld door de Duitse bezetter. Vakbonden werden opgeheven, kranten gecensureerd of vervangen door propagandabladen, politieke partijen verboden en scholen onder toezicht geplaatst. Hierdoor viel de vaste structuur van het maatschappelijke leven grotendeels weg.

Na de bevrijding keerden veel vooroorlogse organisaties en partijen snel terug. Zij zagen hun kans schoon om de vertrouwde zuilstructuren weer op te bouwen en riepen hun leden op om opnieuw trouw te zijn aan de eigen zuil. Deze oproep vond gehoor, want veel Nederlanders verlangden in deze onzekere tijd naar herkenbaarheid en stabiliteit. Iedere zuil herstelde zijn eigen politieke partijen, vakbonden, kranten, omroepen en scholen. De verzuiling gaf structuur aan een samenleving die net een zware oorlog had doorgemaakt. De invloed van religie en ideologie bleef daardoor sterk aanwezig in het dagelijks leven. Burgers vertrouwden opnieuw op hun zuil voor opvoeding, informatievoorziening, ontspanning en politieke keuzes. De verzuiling bood sociale cohesieSociale cohesie betekent dat mensen zich verbonden voelen met elkaar en met de samenleving. Binnen een zuil was dit gevoel vaak sterk, doordat mensen dezelfde waarden deelden en dezelfde organisaties bezochten., maar beperkte ook de persoonlijke vrijheid van burgers, doordat veel keuzes automatisch binnen de zuil vielen.

 

De wederopbouw

Bron 1. Met dit soort propagandaposters probeerde de Nederlandse regering aan het volk duidelijk te maken dat het Marshallplan niet voldoende was, maar dat de Nederlandse bevolking haar verantwoordelijkheid moest pakken door ‘hard te werken en sober te leven’.

De wederopbouw begon direct na de oorlog, onder leiding van de overheid. Nederlandse steden, bruggen, havens en spoorlijnen waren zwaar beschadigd. Er was een tekort aan voedsel, kleding en bouwmaterialen. In 1948 begon in Nederland de Marshallhulp, financiële steun uit de Verenigde Staten, waarmee Nederland kon investeren in herstel. De VS vond deze hulp belangrijk om West-Europa economisch te versterken en zo te voorkomen dat het communisme invloed kreeg in kwetsbare landen. Door deze hulp kon Nederland de infrastructuur herstellen, industrie opbouwen en nieuwe woningen bouwen. De hulp werd bovendien gekoppeld aan samenwerking met andere Europese landen. Dat was voor Nederland een breuk met het verleden, want in de eerste helft van de twintigste eeuw had Nederland een neutraliteitspolitiek gevoerd en zich afzijdig gehouden van internationale bondgenootschappen. Nu koos Nederland bewust voor samenwerking binnen West-Europa. Deze samenwerking leidde uiteindelijk tot het ontstaan van de Europese Gemeenschap. De Nederlandse overheid leidde het wederopbouwproces en koos daarbij voor planning en overheidssturing van de economie. Dat betekende ook op economisch vlak een breuk met het vrijemarktsysteem van voor de oorlog.

 

Een explosie van baby’s

In deze periode vond ook de babyboomDe babyboom is een periode direct na de Tweede Wereldoorlog waarin er uitzonderlijk veel kinderen werden geboren. plaats: er werden uitzonderlijk veel kinderen geboren. Dit kwam doordat mensen na jaren van oorlog, onzekerheid en schaarste weer vertrouwen kregen in de toekomst. De vrede, de terugkeer van militairen en verbeterde economische vooruitzichten zorgden ervoor dat veel mensen een gezin wilden stichten. Deze natuurlijke bevolkingsgroei vormde een grote uitdaging voor de regering. Er moesten snel meer scholen, huizen en ziekenhuizen worden gebouwd om de groeiende vraag aan te kunnen. Kinderen van deze generatie zouden later een centrale rol spelen in de sociale veranderingen van de jaren zestig en zeventig.

 

De maakbare samenleving

De overheid voerde een beleid van industrialisatiepolitiekIndustrialisatiepolitiek is beleid van de overheid om de economie te moderniseren door nieuwe fabrieken te bouwen, werkgelegenheid te stimuleren en export te bevorderen. In Nederland gebeurde dit na de oorlog onder andere door lage lonen af te spreken (loonmatiging) en industriegebieden aan te leggen. , gericht op modernisering van de economie. Om de concurrentiepositie van Nederland te verbeteren, werden de lonen bewust laag gehouden (loonmatiging). Werkgevers, vakbonden en de overheid maakten hierover afspraken: lonen mochten maar beperkt stijgen (geleide loonpolitiekGeleide loonpolitiek betekent dat de overheid samen met vakbonden en werkgeversorganisaties afspraken maakt over hoe hard lonen mogen stijgen. Het doel is om de economie stabiel te houden en werkgelegenheid en export te stimuleren. ). In ruil daarvoor kwamen er veel banen bij en breidde de overheid sociale voorzieningen uit. Werkgevers konden goedkoper produceren en hun producten succesvol op de buitenlandse markt afzetten. Deze aanpak, waarbij verschillende partijen overlegden en compromissen sloten, stond bekend als consensuspolitiek. Het zorgde voor stabiliteit en wederzijds vertrouwen in de samenleving. Dit was een duidelijke breuk met het liberale beleid van voor de oorlog, waarbij de overheid zich zo veel mogelijk afzijdig hield en marktwerking het economische beleid bepaalde. Nu koos men voor samenwerking en overheidsplanning.

In deze periode werden ook nieuwe industriegebieden ontwikkeld, bijvoorbeeld in Zuid-Limburg en Noord-Nederland. Tussen 1948 en 1958 werd Nederland bestuurd door de zogenoemde rooms-rode coalities, een samenwerking tussen de Katholieke Volkspartij en de Partij van de Arbeid. Zij speelden een belangrijke rol in het organiseren van dit beleid. De vondst van aardgas in Groningen in 1959 en het economische herstel van Duitsland versterkten de Nederlandse economie verder.

 

Van wieg tot graf

Tegelijkertijd ontstond het idee van een maakbare samenleving. Politici en beleidsmakers geloofden dat door goed beleid en samenwerking sociale gelijkheid, welzijn en vooruitgang bereikbaar waren. De overheid nam daarom steeds meer verantwoordelijkheid voor belangrijke levensgebieden zoals de volksgezondheid, het onderwijs en de sociale zekerheid. Vanuit deze gedachte groeide het idee dat de staat actief moest zorgen voor burgers die niet op eigen kracht konden rondkomen. Dit leidde tot de opbouw van verzorgingsstaatEen verzorgingsstaat is een land waarin de overheid zorgt voor mensen die tijdelijk of blijvend niet voor zichzelf kunnen zorgen, bijvoorbeeld bij ziekte, werkloosheid of ouderdom. Dit gebeurt via uitkeringen, gezondheidszorg en onderwijs., waarin de overheid mensen ondersteunt bij ziekte, ouderdom of werkloosheid. Een belangrijk keerpunt was de invoering van de Algemene Ouderdomswet (AOW) in 1957, die iedere oudere recht gaf op een uitkering. Daarna volgden wetten voor kinderbijslag, werkloosheidsuitkeringen, bijstand en betaalbare huisvesting. Zo ontstond er een vangnet voor alle Nederlanders. Deze voorzieningen konden worden bekostigd dankzij de stijgende belastinginkomsten, die op hun beurt voortkwamen uit de sterke economische groei van de jaren vijftig en zestig.

Bron 2. In de jaren vijftig en zestig hadden kraamverzorgsters volop werk. De ziekenhuizen lagen vol met pasgeborenen.
Bron 3. Na de watersnoodramp van 1953 ging de overheid een actievere rol spelen bij de inrichting van het landschap, zo ook de aanleg van dijken.
De consumptiemaatschappij

De stijgende lonen en brede economische groei maakten het mogelijk dat steeds meer mensen deel gingen nemen aan het moderne consumptiepatroon. Een belangrijke motor achter deze groei was de nauwe economische samenwerking met Duitsland. Het Duitse Wirtschaftswunder, het snelle herstel en de enorme industriële groei van de Bondsrepubliek, zorgde voor veel exportmogelijkheden voor Nederland. Duitse bedrijven vroegen om Nederlandse producten en diensten, en dat stimuleerde op zijn beurt de werkgelegenheid en inkomens in Nederland. Tegelijkertijd liet Nederland begin jaren 1960 de geleide loonpolitiek los, omdat de economie sterk genoeg werd geacht om zonder loonbeperkingen door te groeien. De overheid wilde meer ruimte geven aan marktwerking en het stijgende consumentenvertrouwen. Dit leidde tot hogere lonen en dus tot meer koopkracht en bestedingen. Ook kregen mensen meer vrije tijd, bijvoorbeeld door kortere werkweken en vrije zaterdagen. Hierdoor konden gezinnen voor het eerst vakanties plannen: eerst vaak in eigen land, zoals aan de kust of op de Veluwe, en later ook naar het buitenland. In de jaren 1960 veranderde Nederland hierdoor in consumptiemaatschappijEen consumptiemaatschappij is een samenleving waarin mensen veel geld uitgeven aan goederen en diensten die ze niet per se nodig hebben, zoals apparaten, auto’s en vakanties. . Mensen kochten huishoudelijke apparaten zoals wasmachines, televisies en koelkasten. Auto’s werden betaalbaarder en bezit werd een belangrijk onderdeel van sociale status.

 

Verstedelijking van Nederland

Door de snelle bevolkingsgroei na de oorlog en de sterke economische ontwikkeling nam de vraag naar woonruimte sterk toe. Dit leidde tot ernstige woningnood: veel mensen, vooral jonge gezinnen, konden moeilijk een geschikte woning vinden. Omdat bestaande stadscentra te vol waren en niet snel genoeg uitgebreid konden worden, bouwde men in hoog tempo nieuwe woonwijken aan de randen van steden. Deze zogeheten ‘slaapsteden’ moesten de druk op de woningmarkt verlichten. Omdat deze wijken ver van het stadscentrum lagen, moesten veel mensen dagelijks reizen naar hun werk, winkels of familie. Zij werden ook wel forenzenForenzen zijn mensen die dagelijks heen en weer reizen tussen hun woonplaats en hun werk. Dit werd in de jaren na de oorlog steeds gebruikelijker doordat veel mensen buiten de stad woonden, maar in de stad werkten. genoemd: mensen die elke dag heen en weer reizen tussen woonplaats en werkplek. Hierdoor nam de mobiliteit toe en groeide de behoefte aan goede wegen en openbaar vervoer, zoals buslijnen, treinen en snelwegen. Niet alleen steden breidden uit, ook dorpen groeiden snel mee. Zo veranderde het straatbeeld in heel Nederland en werd de infrastructuur op grote schaal gemoderniseerd om deze ontwikkelingen bij te benen. Deze uitbreiding van steden en dorpen heet ook wel verstedelijkingVerstedelijking betekent dat steeds meer mensen in steden gaan wonen of dat dorpen uitgroeien tot steden. .

 

Een nieuwe samenleving?

Vanaf het begin van de jaren 1960 begon de ontzuiling. Doordat de overheid in toenemende mate zorgde voor onderwijs, uitkeringen en gezondheidszorg, werd de hulp vanuit de eigen zuil minder belangrijk. Mensen waren niet langer afhankelijk van zuilgebonden organisaties zoals kerkelijke ziekenhuizen, vakbonden of scholen. Vooral jongeren trokken zich los van de zuil van hun ouders. Ze wilden meer vrijheid en bepaalden liever zelf wat ze dachten, geloofden en stemden. Ze voelden zich minder verbonden met religieuze of ideologische kaders, die ze ouderwets of betuttelend vonden. Tegelijkertijd nam de invloed van de kerken af: het kerkbezoek daalde sterk. Dit proces van ontkerkelijking ging hand in hand met individualisering. De televisie speelde een rol in deze ontwikkeling: mensen kwamen in aanraking met andere meningen en leefstijlen, wat de band met hun eigen zuil verder verzwakte.

Deze culturele veranderingen zorgden voor een veranderend politiek landschap. Nieuwe partijen als D66 kwamen op en pleitten voor democratische vernieuwing, zoals gekozen burgemeesters en meer directe invloed van burgers op het beleid. Dit werd als positief gezien, omdat burgers zich beter vertegenwoordigd voelden en nieuwe thema’s op de politieke agenda kwamen, zoals milieu en onderwijsvernieuwing. Tegelijkertijd raakten traditionele zuilgebonden partijen kiezers kwijt, wat zorgde voor politieke versplintering. Hoe meer politieke partijen er zijn, hoe moeilijker het wordt om een meerderheidscoalitie te vormen die stabiel kan regeren. Dit maakte het lastiger om duidelijke keuzes te maken en leidde tot langere formatieprocessen en kwetsbaardere regeringen. Een gevolg van dit alles was dat de samenleving steeds pluriformer en diverser werd.

 

Verandering van de gevestigde norm

Door de economische groei, de toegenomen vrije tijd en de opkomst van de consumptiemaatschappij kregen jongeren in de jaren 1950 tot 1970 meer ruimte om zich af te zetten tegen de generatie van hun ouders. Ze hoefden vaak niet direct te werken na de schooltijd, hadden meer te besteden en kregen toegang tot nieuwe media zoals televisie en radio. Hierdoor ontstond een eigen jongerencultuur, die in korte tijd sterk veranderde en groeide.

  • In de jaren 1950 ontstonden de nozems, een afkorting van ‘Nederlands Onderdaan Zonder Enig Moraal’, een spottende term die straatjongeren aanduidde die zich afzetten tegen de normen van hun ouders. Deze jongeren droegen leren jassen, reden op brommers zoals de Puch en luisterden naar rock-’n-rollmuziek van artiesten als Elvis Presley. Ze hingen rond in cafés of op straathoeken en provoceerden gezagsdragers zoals agenten en leraren. Hun gedrag werd door oudere generaties als brutaal en respectloos ervaren.
  • In de jaren 1960 kwamen de provo’s op: jongeren die met ludieke acties gezag en autoriteit belachelijk maakten (provoceren). Ze organiseerden zogenaamde ‘happenings’ in het centrum van Amsterdam en voerden actie tegen het autoritaire beleid van burgemeester Van Hall. Ze keerden zich niet alleen tegen politiek gezag, maar ook tegen de consumptiemaatschappij, die zij zagen materialistischMaterialisme is het idee dat bezit en geld belangrijker zijn dan idealen of gemeenschapszin. en beklemmend. Bekend is bijvoorbeeld het ‘Wittefietsenplan’, waarmee ze gratis fietsen wilden introduceren als protest tegen autoverkeer en het bezit van auto’s.
  • In de jaren 1970 volgden de hippies, die zich keerden tegen materialisme en oorlog, en pleitten voor vrede, natuur en liefde. Ze experimenteerden met alternatieve woonvormen zoals communes, luisterden naar psychedelische muziek van bands als The Doors en Pink Floyd, en gebruikten softdrugs zoals hasj en LSD. Ook stelden ze een nieuw, vrijer seksueel moraal tegenover de strikte seksuele normen van hun ouders: seksuele vrijheid werd een symbool van persoonlijke bevrijding. Deze jongeren wilden zich losmaken van de gevestigde orde en een vrijere, menselijkere samenleving opbouwen.
Bron 4. Nozems op bromfietsen, kleden zich als Elvis Presley, om zo zich af te zetten tegen de burgerlijke waarden van hun ouders.
Bron 5. Provo's die protesteren tegen de oorlog in Vietnam, worden gearresteerd door de politie.
Bron 6. Hippies bij het Monument op de Dam. Zij wilden leven in harmonie met de natuur, waarvan de bloem het symbool werd (flowerpower).
Vrouwenemancipatie

De positie van vrouwen veranderde ook. In 1956 werd de wettelijke handelingsonbekwaamheidHandelingsonbekwaamheid betekende dat getrouwde vrouwen volgens de wet werden behandeld alsof ze minderjarig waren. Ze mochten niet zelfstandig financiële of juridische handelingen verrichten, zonder toestemming van hun man. van getrouwde vrouwen afgeschaft.  Dit betekende dat vrouwen vanaf dat moment zelfstandig contracten mochten ondertekenen, bankrekeningen openen of leningen afsluiten, zonder toestemming van hun man. Deze wet werd afgeschaft omdat ze niet meer paste in een samenleving waarin steeds meer vrouwen een opleiding volgden en economisch zelfstandig werden. Toch was dit pas een eerste stap richting volledige emancipatie. In de praktijk verdienden vrouwen vaak minder dan mannen, werkten ze vooral in deeltijd en hadden ze beperkte doorgroeimogelijkheden. Ook verwachtten veel werkgevers en familieleden nog steeds dat vrouwen stopten met werken zodra ze trouwden of kinderen kregen. In de decennia die volgden kregen vrouwen wel meer toegang tot onderwijs en werk, waardoor hun zelfstandigheid verder groeide. Deze veranderingen legden de basis voor verdere emancipatie.

De Tweede Feministische Golf ontstond in de jaren 1960 en 1970, mede door maatschappelijke veranderingen zoals de opkomst van de consumptiemaatschappij, meer opleidingsmogelijkheden voor vrouwen en het toenemende aantal vrouwen dat buitenshuis ging werken. Vrouwenorganisaties als Dolle Mina en Man Vrouw Maatschappij kwamen in actie tegen ongelijke behandeling van vrouwen. Zij eisten gelijke kansen op de arbeidsmarkt, betere kinderopvang, recht op abortus en een eerlijke verdeling van zorgtaken binnen het gezin. De introductie van de anticonceptiepil gaf vrouwen bovendien meer controle over hun eigen lichaam en levensloop: zij konden zelf beslissen of en wanneer ze kinderen wilden. Deze vorm van controle was essentieel om volwaardig deel te nemen aan onderwijs en werk. De strijd voor vrouwenrechten leidde tot belangrijke veranderingen in wetgeving, zoals betere ontslagbescherming voor zwangere vrouwen en uitbreiding van verlofregelingen. Toch was dit nog maar een begin. In de praktijk verdienden vrouwen vaak nog minder dan mannen voor hetzelfde werk, werden ze sneller overgeslagen voor promotie en verwachtten werkgevers vaak dat vrouwen stopten met werken zodra ze kinderen kregen. De tweede feministische golf zorgde er wél voor dat deze ongelijkheid bespreekbaar werd en dat veel vrouwen zich voor het eerst bewust werden van hun achtergestelde positie. Veel vrouwen begonnen ook hun vraagtekens te zetten bij het traditionele burgerlijke gezinsideaal, waarin de man geacht werd te werken en de vrouw verantwoordelijk was voor het huishouden en de opvoeding van de kinderen.

 

Bron 7. Molukse migranten zitten in opvangkampen, nadat ze gedwongen moesten migreren naar Nederland.

Nederland migratieland

Tegelijkertijd veranderde de samenstelling van de Nederlandse bevolking door migratie. In de jaren 1950 was Nederland nog vooral een emigratieland: vanwege angst voor overbevolking, woningnood en werkloosheid vertrokken honderdduizenden Nederlanders naar Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Deze emigratie werd ook aangemoedigd door de overheid, die het als oplossing zag voor de druk op de arbeidsmarkt en woningvoorraad zo vlak na de Tweede Wereldoorlog.

Door de dekolonisatie veranderde dit beeld echter snel. Nadat Indonesië in 1949 onafhankelijk werd, kwamen veel Indische Nederlanders en Molukkers naar Nederland. Zij voelden zich vaak verbonden met Nederland door taal, onderwijs of militaire dienst, maar kwamen terecht in een land dat hen vaak als vreemdeling beschouwde. Ze kregen te maken met huisvestingsproblemen, taalbarrières en discriminatie. De Nederlandse overheid moest daardoor maatregelen nemen, zoals gesubsidieerde huisvesting, extra onderwijsondersteuning en sociale begeleiding.

Vanaf het einde van de jaren 1960 begon Nederland ook met het actief werven van arbeidsmigranten. Door de economische groei was er een tekort aan goedkope arbeidskrachten in sectoren zoals de industrie, mijnbouw en haven. Eerst kwamen migranten uit Zuid-Europese landen zoals Spanje, Italië en Griekenland. De meeste van hen keerden na een aantal jaren terug naar hun land van herkomst, zoals oorspronkelijk de bedoeling was. Later volgden arbeidsmigranten uit Turkije en Marokko. Van deze groepen vestigde een veel groter deel zich permanent in Nederland. Aanvankelijk werden zij ook gezien als ‘gastarbeiders’, maar velen bleven uiteindelijk en haalden via ‘gezinshereniging’ hun vrouw en kinderen naar Nederland. De leefomstandigheden voor deze Turkse en Marokkaanse gastarbeiders waren vaak slecht: velen woonden in zogeheten ‘Turkenpensions’, kleine pensions of kamertjes waar meerdere mannen op elkaar gepakt zaten, vaak zonder goede sanitaire voorzieningen of privacy. De overheid bemoeide zich nauwelijks met hun opvang of begeleiding, wat leidde tot achterstanden op het gebied van taal, onderwijs en huisvesting. Hierdoor ontstonden multiculturele gemeenschappen in steden als Rotterdam, Amsterdam en Utrecht. Tegelijkertijd groeide het besef dat Nederland van een tijdelijk migratieland veranderde in een permanente immigratiesamenleving, wat politieke en maatschappelijke discussies op gang bracht over integratie, cultuurverschillen en de verzorgingsstaat.

In 1975, bij de onafhankelijkheid van Suriname, volgde opnieuw een grote migratiegolf. Veel Surinamers wilden vóór de onafhankelijkheid nog gebruik maken van hun recht op de Nederlandse nationaliteit. Ook zij kwamen terecht in een voor hen onbekende samenleving met andere gewoonten en verwachtingen. De komst van deze groep leidde tot nieuwe spanningen en vergde aanpassing van zowel de nieuwkomers als de Nederlandse samenleving. Daarom moest het integratiebeleid verder worden uitgebreid en aangepast, met aandacht voor onderwijs, werk en huisvesting.

 

Crisis in Nederland

De grenzen aan de groei werden zichtbaar in de jaren 1970. In 1973 leidde het olie-embargo van Arabische landen tot de oliecrisis. Dit embargo werd ingesteld door de OPEC-landen, waaronder Saudi-Arabië, als reactie op de Westerse steun aan Israël tijdens de Jom Kipoeroorlog. Nederland werd expliciet als doelwit genoemd vanwege de nauwe band met de Verenigde Staten en de actieve steun aan Israël. De prijzen van olie verviervoudigden, wat leidde tot economische stagnatie. Nederland kreeg te maken met hoge werkloosheid, inflatie en begrotingstekorten. De overheid probeerde via bezuinigingen en hervormingen de verzorgingsstaat betaalbaar te houden. Deze bezuinigingen leidden tot demonstraties van onder andere ambtenaren en studenten, die zich zorgen maakten over hun toekomst. De sfeer in Nederland werd grimmiger en paniekeriger: waar in de jaren zestig nog optimisme over vooruitgang heerste, overheersten nu zorgen over de economie en werkgelegenheid. In 1979 volgde een tweede oliecrisis, toen Iran de olie-export tijdelijk stillegde vanwege de Islamitische Revolutie. Ook deze crisis zorgde opnieuw voor prijsstijgingen en economische problemen, waardoor het vertrouwen van burgers in de maakbare samenleving verder afnam.

Bron 8. Eerste congres van Dolle Mina's in in jeugdherberg Alteveer te Arnhem. Op zondagochtend lopen ze in een demonstratieve optocht door de stad, met spandoeken over gelijkwaardigheid van de seksen, legale abortussen, gelijke lonen en meer crèches.

Bron 9. Autoloze zondag in verband met de olieboycot. Door autoloze zondagen te introduceren, hoopte de regering dat er genoeg olie/brandstof werd bespaard om gewone werkweken te kunnen draaien.

2. Van ideaalbeeld tot breekpunt: Nederland tussen hete vuren (1978-2008)

  • Kent wat het poldermodel is
  • Kunt verklaren waarom de verzorgingsstaat versoberd werd
  • Kunt voor- en nadelen van de globalisering benoemen
  • Kunt voorbeelden noemen van de toenemende individualisering
  • Kunt de veranderende rol van Nederland in de internationale politiek beschrijven en verklaren
  • Kunt de verschillende vormen van jongerencultuur uit de jaren tachtig en negentig beschrijven en overeenkomsten en verschillen met die van de jaren vijftig, zestig en zeventig benoemen.
  • Kunt met voorbeelden verduidelijken voor welke maatschappelijke veranderingen de digitale revolutie zorgde
  • Kunt de invloed van het Verdrag van Schengen en van het Verdrag van Maastricht voor de Nederlandse samenleving toelichten
  • Kunt benoemen en verklaren welke zorgen en twijfels over de Nederlandse samenleving in de jaren na 2001 bij veel mensen leefden
  • Kunt uitleggen en verklaren dat veel politici na 2002 de multiculturele samenleving niet langer met veel enthousiasme beschreven
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
Leerdoelen
  • Kent wat het poldermodel is
  • Kunt verklaren waarom de verzorgingsstaat versoberd werd
  • Kunt voor- en nadelen van de globalisering benoemen
  • Kunt voorbeelden noemen van de toenemende individualisering
  • Kunt de veranderende rol van Nederland in de internationale politiek beschrijven en verklaren
  • Kunt de verschillende vormen van jongerencultuur uit de jaren tachtig en negentig beschrijven en overeenkomsten en verschillen met die van de jaren vijftig, zestig en zeventig benoemen.
  • Kunt met voorbeelden verduidelijken voor welke maatschappelijke veranderingen de digitale revolutie zorgde
  • Kunt de invloed van het Verdrag van Schengen en van het Verdrag van Maastricht voor de Nederlandse samenleving toelichten
  • Kunt benoemen en verklaren welke zorgen en twijfels over de Nederlandse samenleving in de jaren na 2001 bij veel mensen leefden
  • Kunt uitleggen en verklaren dat veel politici na 2002 de multiculturele samenleving niet langer met veel enthousiasme beschreven
Extra uitleg
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.

Na de bloeiperiode van de jaren zestig en zeventig kwam Nederland in de jaren tachtig in zwaar economisch weer terecht. Twee oliecrises, in 1973 en 1979, veroorzaakten grote economische problemen: de werkloosheid liep op, inflatie steeg, en de overheid kreeg te maken met hoge tekorten. Tegelijkertijd trok het bedrijfsleven zich steeds meer terug uit sociale verantwoordelijkheden. Burgers verloren het vertrouwen in de overheid als probleemeigenaar. Daardoor ontstond de noodzaak om het systeem van de verzorgingsstaat te hervormen. Deze hervormingen vormden het begin van een langdurige periode van politieke, economische en culturele veranderingen.

 

Het poldermodel en de versobering van de verzorgingsstaat

Om het economisch herstel mogelijk te maken, namen de kabinetten-Lubbers in de jaren tachtig harde maatregelen. Ze kozen voor bezuinigingen, privatiseringPrivatisering betekent dat taken of bedrijven die eerst van de overheid waren, worden overgedragen aan particuliere bedrijven. en dereguleringDeregulering is het verminderen of vereenvoudigen van regels en wetten, zodat bedrijven en burgers meer vrijheid krijgen van de overheid.. De overheid hoopte zo de uitgaven te beperken en het vertrouwen van bedrijven terug te winnen.

De verzorgingsstaat was ondertussen uitgegroeid tot een systeem met steeds hogere kosten. Steeds meer mensen ontvingen een uitkering: arbeidsongeschikten kregen de WAO, werklozen kregen WW, en mensen zonder inkomen kregen bijstand. Door economische tegenwind en vergrijzing nam het aantal uitkeringsgerechtigden toe, terwijl het aantal werkenden daalde. Het systeem werd financieel onhoudbaar. Als gevolg daarvan verlaagde de overheid uitkeringen, schrapte ambtenaren en maakte grote staatsbedrijven zoals de posterijen, telefonie en spoorwegen zelfstandig of verkocht ze aan de markt.

Om deze hervormingen zonder sociale onrust door te voeren, werd samenwerking gezocht met vakbonden en werkgevers. Dit overlegmodel kreeg de naam poldermodel, een typisch Nederlandse manier van besluitvorming. In 1982 werd het Akkoord van Wassenaar gesloten. Daarin spraken werkgevers en werknemers af om lonen te matigen in ruil voor arbeidstijdverkorting. Dit moest het verlies aan banen beperken. Dankzij deze samenwerking keerde de rust terug op de arbeidsmarkt. Stap voor stap herstelde de economie zich.

 

Globalisering: kansen en kwetsbaarheid

Vanaf het einde van de jaren tachtig groeide de internationale handel. Grenzen gingen open, markten werden geliberaliseerd en technologie versnelde de communicatie. Nederland, met zijn goede infrastructuur en ligging, profiteerde sterk van deze ontwikkelingen. Multinationals als Shell, Unilever en ING groeiden uit tot wereldspelers.

Bron 10. Fractieleider Lubbers (CDA) stapt uit zijn auto. Hij haastte zich nadat hij hoorde over de val van het kabinet. De verkiezingen die daarop volgde zou leiden tot Lubbers I, waarin het bezuinigen op de verzorgingsstaat centraal zou staan.
Bron 11. Een foto van havenstad Rotterdam vanuit de lucht laat de verschillende aspecten van Nederland zien rond 2000: verstedelijking, groeiende infrastructuur en schepen vanuit de hele wereld.

De voordelen van globaliseringGlobalisering is het proces waarbij landen wereldwijd economisch, cultureel en politiek steeds meer met elkaar verbonden raken. waren groot. De economie groeide, de export nam toe en consumenten kregen toegang tot goedkopere producten. Er kwamen banen bij in transport, ICT en zakelijke dienstverlening. Tegelijkertijd bracht globalisering ook risico’s met zich mee. Veel productie werd verplaatst naar lagelonenlanden. Hierdoor verdwenen industriële banen in Nederland. Een bekend voorbeeld is Philips, dat in de jaren negentig en tweeduizend veel productieactiviteiten verplaatste naar Oost-Europa en Azië om kosten te besparen. Fabrieken in bijvoorbeeld Eindhoven werden gesloten, wat leidde tot verlies van werkgelegenheid in de regio. Tegelijkertijd groeide het bedrijf wereldwijd door zich te richten op innovatie en hightech. Ook maakte globalisering de Nederlandse economie kwetsbaarder voor internationale crises. Dit werd pijnlijk duidelijk in 2008, toen de kredietcrisis in de Verenigde Staten oversloeg naar Europa. Deze crisis ontstond doordat Amerikaanse banken risicovolle hypotheken hadden verstrekt aan mensen die die leningen eigenlijk niet konden terugbetalen. Toen deze leningen massaal niet werden afgelost, verloren financiële instellingen wereldwijd hun vertrouwen in elkaar. De gevolgen verspreidden zich snel via het mondiale financiële systeem. Nederlandse banken hadden grote investeringen gedaan in Amerikaanse hypotheekproducten en kwamen daardoor in de problemen, toen die niets meer waard bleken te zijn. De overheid moest ingrijpen om banken overeind te houden. Het vertrouwen in de economie daalde sterk en markeerde het begin van een wereldwijde recessie, die door heel Europa voelbaar was. Nederlanders begonnen zich af te vragen: ‘waarom moet Nederlands belastinggeld buitenlandse problemen oplossen’?

 

Europese eenwording

Deze globalisering ging gepaard met een steeds nauwere Europese samenwerking. De Europese integratie kreeg een impuls met het Verdrag van Schengen (1985, ingevoerd in 1995), dat vrij reizen mogelijk maakte binnen veel Europese landen. Grenscontroles verdwenen, wat Nederland aanzienlijke voordelen opleverde: het handelsverkeer werd eenvoudiger, toerisme nam toe, logistieke processen werden efficiënter, en ook studeren in het buitenland werd makkelijker. Nederlandse studenten konden zonder visum of bureaucratische barrières tijdelijk wonen en studeren in andere EU-landen, wat hun internationale ervaring en kansen op de arbeidsmarkt vergrootte. Aan de andere kant leidde het openstellen van de grenzen ook tot zorgen. Burgers maakten zich zorgen over migratie, illegale arbeid en veiligheid. Vrij verkeer van personen betekende namelijk ook dat mensen eenvoudiger in Nederland konden verblijven zonder dat duidelijk was of zij werk hadden of recht hadden op opvang. Sommige Nederlanders vreesden dat dit zou leiden tot oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt, druk op sociale voorzieningen en een mogelijke toename van criminaliteit. Die angst bleek in veel gevallen overdreven. Onderzoek wees uit dat arbeidsmigranten uit andere EU-landen gemiddeld vaker werkten en minder gebruikmaakten van sociale voorzieningen dan werd gedacht. Zo bleek uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat Oost-Europese arbeidskrachten vaker dan gemiddeld betaalde arbeid verrichtten, vooral in sectoren waar Nederlandse arbeidskrachten moeilijk te vinden waren, zoals de landbouw en bouw.

Bron 12. In 2001 werd in Amsterdam het eerste homohuwelijk ter wereld voltrokken. Jaarlijks komen vanuit de hele wereld om seksuele diversiteit te vieren in Amsterdam.

In 1992 werd het Verdrag van Maastricht gesloten. Dit leidde tot de oprichting van de Europese Unie en uiteindelijk tot de invoering van de euro in 2002. Deze gezamenlijke munt maakte de handel tussen EU-landen eenvoudiger en versterkte de onderlinge samenwerking. Maar het maakte Nederland ook afhankelijker van het economische beleid van andere lidstaten. Tijdens de eurocrisis, die enkele jaren na de kredietcrisis volgde, werden de nadelen zichtbaar. Veel Nederlanders vonden dat zij te veel moesten bijdragen aan landen met financiële problemen, zoals Griekenland. Hierdoor nam het wantrouwen tegenover Europese samenwerking toe.

 

Individualisering en maatschappelijke verandering

In dezelfde periode veranderde ook de manier waarop mensen naar zichzelf en de samenleving keken. Het idee dat het individu centraal moest staan, werd steeds populairder. Deze ontwikkeling noemen we individualiseringIndividualisering is het proces waarbij mensen steeds meer zelfstandig keuzes maken in hun leven en minder afhankelijk zijn van collectieve normen of instituties zoals kerk, vakbond of gezin.. Tradities en vaste structuren, zoals de kerk, politieke zuilen of het klassieke gezin, verloren invloed. Steeds meer mensen wilden hun eigen leven vormgeven.

Dat had duidelijke gevolgen. Het aantal alleenstaanden groeide, er kwamen meer echtscheidingen, en alternatieve gezinssamenstellingen werden gebruikelijk. Vrouwen gingen vaker buitenshuis werken. Er kwam meer aandacht voor persoonlijke ontwikkeling, zoals opleiding, werkplezier en vrije tijd. De overheid volgde deze trend. In lijn hiermee werd in 1983 artikel 1 van de Grondwet aangepast. Daarin werd vastgelegd dat iedereen in Nederland gelijk behandeld moet worden en dat discriminatie op grond van bijvoorbeeld geslacht, geloof of afkomst verboden is. Dit artikel werd een belangrijk fundament voor de ontwikkeling sociale grondrechtenSociale grondrechten zijn rechten in de Grondwet die de overheid verplichten om zich in te spannen voor bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg en bestaanszekerheid.: rechten die burgers beschermen in hun sociale en economische bestaan, zoals recht op onderwijs, gezondheidszorg en gelijke behandeling.

Nederland werd internationaal bekend als tolerant gidsland, mede door progressieve wetten zoals het homohuwelijk (ingevoerd in 2001) en de legalisering van euthanasie (2002). Deze wetten benadrukten het belang dat Nederland hechtte aan individuele vrijheid en zelfbeschikking. Ze sloten bovendien goed aan bij de bredere maatschappelijke trend van emancipatie, waarbij mensen in toenemende mate zelf keuzes wilden maken over hun leven en dood en erkenning zochten voor verschillende leefvormen en identiteiten. Zo kon op1 april 2001 het eerste homohuwelijk worden gesloten; dat als revolutionair werd gezien in Europa. In recente jaren zijn deze vrijheden minder vanzelfsprekend geworden. Met de opkomst van meer conservatieve en populistische partijen kwam er steeds meer kritiek op deze verworvenheden. Sommige politici uitten twijfel over het homohuwelijk of wilden euthanasiewetgeving opnieuw bespreken. Door deze politieke verrechtsing komen eerder vanzelfsprekende vrijheden opnieuw ter discussie te staan.

 

Internationale politiek en de veranderende rol van Nederland

Na de Koude Oorlog veranderde de internationale rol van Nederland. Tijdens de Koude Oorlog was Nederland vooral een trouwe NAVO-bondgenoot. Maar met de komst van nieuwe conflicten, zoals in Joegoslavië, groeide de Nederlandse inzet voor vredesmissies en internationale samenwerking. In Joegoslavië viel in de jaren negentig het communistische regime uiteen, wat leidde tot hevige burgeroorlogen tussen verschillende etnische groepen, onder andere in Kroatië en Bosnië. De internationale gemeenschap probeerde met vredesmissies het geweld te stoppen. Nederland leverde militairen aan de VN-missie.

Bron 13. Onderzoekers graven lichamen op uit een massagraf nabij Sandići. Daar werden 200-300 mensen vastgebonden en in hun hoofd geschoten, om vervolgens gedumpt te worden in een massagraf.
Bron 14. De Kroningsoproer vond plaats op 30 april 1980 in Amsterdam, tijdens de inhuldiging van koningin Beatrix. Krakers en demonstranten protesteerden met de leus "Geen woning, geen kroning" tegen het woningtekort en overheidsbeleid. De protesten escaleerden tot gewelddadige rellen met de politie. Het werd een symbool van maatschappelijke onvrede in die tijd.

Een keerpunt kwam in 1995, bij de val van Srebrenica, een stad in het oosten van Bosnië. Nederlandse blauwhelmen waren daar gestationeerd om de bevolking te beschermen, maar slaagden er niet in om een massaslachting van duizenden moslimmannen door Servische troepen te voorkomen. Deze gebeurtenis leidde tot diepe maatschappelijke en politieke verontwaardiging in Nederland. Ook internationaal ontstond er twijfel over de rol van Nederland. Er werd kritisch gekeken naar het mandaat van de VN, dat onvoldoende duidelijkheid gaf over wat de troepen mochten doen, naar de gebrekkige voorbereiding van de missie door de Nederlandse regering, en naar het feit dat Dutchbat, de Nederlandse troepenmacht ter plaatse, zich door de Bosnisch-Servische troepen liet ontwapenen en niet optrad tegen deze strijdkrachten. Hierdoor rees internationaal de vraag of Nederland voldoende verantwoordelijkheid had genomen voor de bescherming van de burgerbevolking. Het vertrouwen in internationale missies kreeg hierdoor een flinke deuk. Sindsdien werd de Nederlandse voortrekkersrol in vredesmissies heroverwogen en werd men terughoudender in militaire interventies. Toch bleef Nederland internationaal betrokken, bijvoorbeeld via het Internationaal Strafhof in Den Haag.

 

Jongerencultuur: van nozems tot gabbers

Jongeren waren in elke fase van deze periode een belangrijke factor in culturele verandering. In de jaren vijftig begonnen jongeren zich voor het eerst af te zetten tegen hun ouders. De nozems waren de eersten. Daarna volgden in de jaren zestig de hippies en provo’s, die streden voor vrijheid, vrede en natuur. In de jaren zeventig ontstonden punkers en krakers, die zich verzetten tegen het groeiende gevoel van sociale ongelijkheid. Door stijgende huren, een tekort aan betaalbare woonruimte en leegstaande panden in steden, groeide bij veel jongeren de frustratie. Zij zagen het kapitalisme als oorzaak van deze problemen: volgens hen draaide de samenleving steeds meer om winst in plaats van om menselijke waardigheid. Daarom protesteerden punkers en krakers fel tegen woningnood en het kapitalistisch systeem.

Bron 15. Hippies wilden vriendelijk en zacht overkomen, terwijl punkers juist bewust onvriendelijk en confronterend wilden zijn; want lief zijn had de wereld niet veranderd. Met hun ruwe stijl, metalen studs, SM-riemen en militaire symbolen wilden punkers afschrikken in plaats van aantrekken. Zo zetten punkers zich af tegen de samenleving.

In de jaren tachtig en negentig verschoof de nadruk. Subculturen als de gabbers, met hun snelle muziek en sportieve kleding, draaiden meer om expressie dan om politiek. Deze ontwikkeling werd mede veroorzaakt door het feit dat veel jongeren zich minder verbonden voelden met grote ideologische bewegingen en meer bezig waren met persoonlijke beleving en groepsgevoel. Tegelijk werd rapmuziek populair bij jongeren met een migratieachtergrond. De van oorsprong Afro-Amerikaanse muziek uit de achterstandswijken van grote steden als New York was bedoeld om uiting te geven aan de maatschappelijke oneerlijkheid in de Amerikaanse samenleving en aan het racisme gericht tegen Afro-Amerikanen. Nederlandse jongeren met een migratieachtergrond gebruikten diezelfde rapmuziek als uitlaatklep voor hun ervaringen met racisme, uitsluiting en maatschappelijke achterstelling. In tegenstelling tot eerdere jongerenbewegingen waren deze nieuwe groepen minder gericht op idealen zoals wereldvrede of sociale rechtvaardigheid, maar vooral op identiteit, stijl en zichtbaarheid. Dat weerspiegelde een bredere maatschappelijke trend waarin persoonlijke expressie belangrijker werd dan politieke betrokkenheid.

 

Digitale revolutie en maatschappelijke impact

De jaren negentig brachten ook een technologische revolutie. Door nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie werd internet toegankelijk voor het grote publiek, kwamen computers in de huiskamers te staan, en raakten mobiele telefoons steeds gebruikelijker. Deze vernieuwingen werden mogelijk gemaakt door technologische vooruitgang en investeringen in de digitale infrastructuur. Vooral jongeren maakten intensief gebruik van deze technologieën. Ze gameden, gingen muziek downloaden en communiceerden via platforms als MSN Messenger en later Hyves. Voor hen werd de digitale wereld een plek voor vriendschappen, creativiteit en het uitdrukken van hun identiteit; uit het zicht van hun ouders.

De digitale revolutieDigitale revolutie is de periode waarin informatie- en communicatietechnologieën zoals computers, internet en mobiele telefonie snel opkwamen en het dagelijks leven ingrijpend veranderden. veranderde niet alleen het dagelijks leven, maar ook hoe mensen werkten, leerden en met elkaar communiceerden. Scholen gingen werken met digitale leermiddelen, kantoren introduceerden e-mail en thuiswerken werd langzaam mogelijk. Jongeren wereldwijd luisterden naar dezelfde muziek, keken naar dezelfde series en vormden online gemeenschappen. Die globalisering van cultuur versterkte het gevoel van verbondenheid, maar had ook schaduwkanten. Online pesten, nepnieuws, privacyproblemen en digitale ongelijkheid vroegen om nieuwe regels en beschermingsmaatregelen.

Niet iedereen kon meekomen. Ouderen en mensen met lagere opleidingen hadden vaak moeite met digitale vaardigheden. Daardoor ontstond er een kloof tussen mensen die wel en mensen die niet konden deelnemen aan de digitale samenleving. Tegelijkertijd opende digitalisering ook nieuwe mogelijkheden: er ontstonden talloze nieuwe banen in de ICT-sector en veel traditionele beroepen veranderden ingrijpend. De digitalisering bracht dus enerzijds vooruitgang, efficiëntie en verbondenheid, maar anderzijds ook nieuwe ongelijkheid, onzekerheid en de noodzaak tot aanpassing.

Bron 16. Jongerenculturen uit de jaren negentig waren in tegenstelling tot hun voorgangers juist apolitiek. Via muziek en kleding draaide het juist om expressie en verbondenheid.

Bron 17. Rap en hiphop - ontstaan in de Amerikaanse achterstandswijken - is in de eenentwintigste eeuw populair onder jongeren. Deze jongerencultuur kenmerkt zich door hard en direct taalgebruik en door opzicht materialisme.

Bron 18. Internet gebruik is vanaf 1995 per vijf jaar gestegen. Dat heeft meerdere oorzaken, bijvoorbeeld het gebruik van social media, streamingdiensten en het gebruik van AI.
Twijfel en kritiek op de multiculturele samenleving

Vanaf de jaren zeventig kwamen veel migranten naar Nederland. In eerste instantie waren dit vooral gastarbeiders en asielzoekers. Later volgden hun gezinsleden via gezinshereniging en -vorming. Deze gezinshereniging leidde tot een blijvend grotere aanwezigheid van migranten in Nederland. Veel van hen gingen wonen in zogenoemde migrantenwijken, waar ze hun eigen winkels, gebedshuizen en voorzieningen hadden. Hierdoor kwamen veel autochtone NederlandersAutochtone Nederlanders zijn mensen die zelf én van wie beide ouders in Nederland zijn geboren. nauwelijks in direct contact met migranten. Het beeld ontstond dat samenleven met verschillende culturen probleemloos verliep.

In de jaren negentig groeide daardoor het geloof in multiculturele samenlevingEen multiculturele samenleving is een samenleving waarin mensen met verschillende etnische en culturele achtergronden samenleven en waarin ruimte is voor culturele diversiteit.. Dit werd versterkt door idealen van gelijkheid en tolerantie uit de jaren zestig en zeventig, en door de ogenschijnlijke rust in de samenleving. De gedachte was dat mensen met verschillende culturele achtergronden vreedzaam konden samenleven, zolang zij economisch en sociaal konden meedraaien en er onderling respect was voor elkaars gewoonten en waarden.

Hoewel de overheid formeel integratie stimuleerde, deed zij in de praktijk relatief weinig om dit actief te ondersteunen. Er waren weinig gerichte taalcursussen, onvoldoende begeleiding naar werk en amper beleid gericht op het bevorderen van contact tussen bevolkingsgroepen. De overheid liet veel over aan de samenleving zelf en vertrouwde erop dat integratie vanzelf zou verlopen, zolang migranten hun eigen cultuur konden behouden. Dit uitgangspunt was bedoeld om sociale cohesie te bevorderen, maar leidde in de praktijk vaak tot afzondering en wederzijds onbegrip.

Naarmate de tijd verstreek, werd duidelijk dat dit ideaal niet vanzelf werkelijkheid werd. Sommige groepen integreerden moeizaam. Er waren taalachterstanden, hoge werkloosheid onder migranten en spanningen over normen en waarden, bijvoorbeeld op het gebied van vrouwenrechten of seksuele diversiteit.

Bron 19. In 2001 vlogen twee door islamitische terroristen gekaapte vliegtuigen het WTC binnen. Dit leidde in de wereld tot grote verontwaardiging, waaronder in Nederland. Die verontwaardiging leidde tot verdere polarisatie van de samenleving.

De eerste grote omslag in het debat over de multiculturele samenleving kwam op 29 januari 2000, toen publicist en PvdA-politicus Paul Scheffer het spraakmakende essay Het multiculturele drama publiceerde in NRC Handelsblad. In dit artikel stelde hij dat de integratie van migranten in Nederland op grote schaal mislukt was en dat dit onderwerp ten onrechte was genegeerd in het publieke debat. Zijn betoog leidde tot een felle maatschappelijke en politieke discussie. Het vormde een kantelpunt in de manier waarop over migratie en integratie werd gesproken.

Een tweede grote omslag kwam met de aanslagen op 11 september 2001 in de Verenigde Staten, waarbij islamitische terroristen van Al Qaida vier vliegtuigen kaapten en onder andere het World Trade Center in New York vernietigden door de vliegtuigen het gebouw in te laten vliegen. Bij deze aanslagen kwamen bijna 3000 mensen om het leven. Deze gebeurtenis veroorzaakte wereldwijd een schokgolf en voedde ook in Nederland de angst voor radicalisering en extremismeExtremisme is het vasthouden aan radicale ideeën of standpunten die sterk afwijken van wat in de samenleving als normaal wordt beschouwd, vaak met de bereidheid om geweld te gebruiken.. Hierdoor gingen steeds meer mensen vraagtekens zetten bij het succes van de multiculturele samenleving.

Die gevoelens werden in Nederland versterkt door de moorden op Pim Fortuyn (2002) en Theo van Gogh (2004). Fortuyn uitte scherpe kritiek op de islam en op het falende integratiebeleid. Van Gogh werd vermoord door een geradicaliseerde moslimjongere. Deze gebeurtenissen bevestigden bij velen het idee dat het multiculturalisme had gefaald. Fortuyns zorgen werden door een groot deel van de bevolking gedeeld.

Na 2002 veranderde het politieke klimaat ingrijpend. De multiculturele samenleving werd steeds minder positief benaderd. In plaats daarvan verschoof de nadruk naar integratieIntegratie is het proces waarbij mensen met een migratieachtergrond actief deelnemen aan de samenleving, bijvoorbeeld door het leren van de taal, het vinden van werk en het naleven van de geldende wetten en normen. en assimilatieAssimilatie is het proces waarbij mensen met een migratieachtergrond hun eigen cultuur grotendeels opgeven en zich volledig aanpassen aan de dominante cultuur van het land waarin zij wonen.. Migranten moesten de Nederlandse taal leren, meedoen op de arbeidsmarkt en de heersende normen en waarden respecteren. Inburgeringscursussen werden verplicht. De overheid veranderde haar koers: van het bieden van ruimte en vertrouwen naar het stellen van duidelijke eisen en voorwaarden aan nieuwkomers. Tegelijkertijd ontstond er in de samenleving een sterke polarisatie. Het debat over integratie verhardde; en nuance maakte steeds vaker plaats voor zwart-witdenken. Enerzijds waren er mensen die opriepen tot een harde aanpak van migratie en integratie; anderzijds mensen die juist pleitten voor behoud van een tolerante en open samenleving. Deze tegenstelling werd versterkt door de media, waar moslimmopperaars als Geert Wilders – die scherpe kritiek uitte op de islam – veel ruimte kregen om hun standpunten naar voren te brengen. Vaak gebeurde dit zonder veel tegenspraak of nuance, wat het maatschappelijke debat verder op scherp zette. Zelden was het verschil tussen beeld en werkelijkheid zo groot als in 2008. En dit beeld zet zich vandaag de dag voort, doordat de politiek telkens opnieuw moet zoeken naar een balans. Tussen vrijheid en solidariteit. Tussen individuele rechten en collectieve verantwoordelijkheden. En tussen nationale identiteit en internationale samenwerking.

Bron 20. Veel mensen voelden zich aangetrokken tot Pim Fortuyn. Hij was klaar met 'achterkamertjespolitiek'. Hij beloofde 'te zeggen wat hij dacht en te doen wat hij zei'. Veel laagopgeleide kiezers voelden zich tot hem aangetrokken, doordat hij verwoorde wat zij dachten.

Bron 21. Voor veel kiezers wordt de Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders gezien als de politieke erfgenaam van de Lijst Pim Fortuyn (LPF), met name vanwege hun gedeelde kritiek op immigratie en de multiculturele samenleving. Wilders geeft daarmee stem aan het bredere antimigratiesentiment dat sinds het begin van de 21e eeuw in Nederland is gegroeid.

Literatuur

Asscher, L., & Scheffer, P. (2021). De vrijheid van de grens: Pleidooi voor een open samenleving. Prometheus.

Blom, J. C. H., & Lamberts, E. (Eds.). (2006). History of the Low Countries. Berghahn Books.

Blom, J. C. H., & Lamberts, E. (2021). Geschiedenis van Nederland. Prometheus. (Herziene editie)

Koops, M. (2022). Nederland in de jaren tachtig: De strijd om de moderne samenleving. Boom.

Lucassen, L. (2018). De atlas van ons brein: Nederland in de multiculturele eeuw. Amsterdam University Press.

Mak, G. (2004). In Europa: Reizen door de twintigste eeuw. Atlas Contact.

Mak, G. (2020). Grote verwachtingen: In Europa 1999–2019. Atlas Contact.

Monasch, J., & Pels, D. (2023). Nederland in stukken: Over polarisatie, vertrouwen en bestuur. De Bezige Bij.

Prins, B. (2002). The nerve to break taboos: New realism in the Dutch discourse on multiculturalism. Journal of International Migration and Integration, 3(3), 363–379.

Scheffer, P. (2000, januari 29). Het multiculturele drama. NRC Handelsblad.

Schuyt, K., & Taverne, E. (2022). 1950-2000: Nederland in verandering. Boom.

WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid). (2021). Migratie en classificatie: Naar een meervoudig migratiebeleid. https://www.wrr.nl