Historische context 2: Verlichting 1650 - 1900
Leidende vragen
Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting over een meer rechtvaardige samenleving (1650-1789)?
Hoe werden verlichte ideeën tijdens de democratische revoluties in de Verenigde Staten en Frankrijk in de praktijk gebracht (1776–1813)?
In welke mate bepaalden verlichtingsideeën de politieke cultuur in Europa (1813-1900)
In het bruisende Parijs van de 18e eeuw, temidden van kaarsverlichte salons en intellectuele bijeenkomsten, ontvouwde zich een tijdperk van verandering: de Verlichting. In een bescheiden boekwinkel aan de Rue de la Harpe, bevond zich een jonge boekhandelaar genaamd Étienne. Zijn winkel was een schatkamer van ideeën, gevuld met werken van filosofen zoals Voltaire, Rousseau en Montesquieu.
Étienne was niet zomaar een boekhandelaar; hij was een fervent aanhanger van de Verlichtingsidealen. Zijn winkel was niet alleen een plek om boeken te kopen, maar ook een ontmoetingsplaats voor geestverwanten. Avonden werden doorgebracht in levendige discussies over vrijheid, gelijkheid en broederschap, de kernwaarden die de Verlichting kenmerkten.
Op een bijzondere avond kwam een jonge schrijver genaamd Amélie de winkel binnen. Ze was vastberaden om haar gedachten over vrijheid en de rechten van de mens met de wereld te delen. Étienne, die de vonk van passie in haar ogen zag, bood haar aan om haar werk te verspreiden onder zijn klanten.
De woorden van Amélie verspreidden zich als een lopend vuurtje door de salons van Parijs. Haar geschriften wekten zowel bewondering als controverse op, maar ze brachten ook nieuwe ideeën en perspectieven naar voren. De boekwinkel van Étienne werd een broeinest van intellectuele activiteit, een toevluchtsoord voor denkers die droomden van een wereld waar kennis en rede zegevierden.
Terwijl de klokken van de Notre-Dame de tijd aankondigden, realiseerden Étienne en Amélie zich dat ze deel uitmaakten van een beweging die de wereld zou veranderen. De Verlichting verlichtte niet alleen de straten van Parijs, maar verspreidde haar ideeën als een ontembare wind over het Europese continent. In de boeken van Étienne en de geschriften van Amélie vonden velen de kracht om de ketenen van onwetendheid en onderdrukking te doorbreken, en zo bloeide de Verlichting voort als een tijdperk van hoop en vooruitgang.
- 23. Het streven van vorsten naar absolute macht.
- 26. De wetenschappelijke revolutie.
- 27. Rationeel optimisme en een ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
- 28. Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur een eigentijdse verlichte vorm te geven (verlicht absolutisme).
- 29. Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.
- 30. De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
- 31. De industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving.
- 32. Discussie over de ‘sociale kwestie’.
- 34. De opkomst van emancipatiebewegingen.
- 35. Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces.
- 36. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.
1. De Verlichting: de strijd tegen onwetendheid, oneerlijkheid en bijgeloof (1650-1789)
- Kunt uitleggen waarom de wetenschappelijke revolutie plaatsvond en begrijpen hoe het de manier waarop mensen dachten over de relatie tussen staat (overheid) en religie veranderde.
- Kan verklaren hoe de ideeën die voortkwamen uit de wetenschappelijke revolutie invloed hadden op de Verlichting en leidden tot optimisme gebaseerd op rede.
- Kunt beschrijven wat John Locke en Jean-Jacques Rousseau dachten over natuurlijke rechten en het sociaal contract; en tegelijkertijd de verschillen tussen hun ideeën benoemen.
- Kan uitleggen hoe Montesquieu de scheiding van machten zag.
- Kan de economische ideeën van Adam Smith beschrijven.
- Kunt beschrijven hoe de politieke cultuur veranderde als gevolg van de Verlichting.
- kan de reacties van absolute vorsten op deze verlichte ontwikkelingen beschrijven en verklaren, met specifieke aandacht voor verlicht absolutisme, traditioneel absolutisme en censuur.
De wetenschappelijke revolutie
Veranderde politieke cultuur
- Leerdoelen
-
- Kunt uitleggen waarom de wetenschappelijke revolutie plaatsvond en begrijpen hoe het de manier waarop mensen dachten over de relatie tussen staat (overheid) en religie veranderde.
- Kan verklaren hoe de ideeën die voortkwamen uit de wetenschappelijke revolutie invloed hadden op de Verlichting en leidden tot optimisme gebaseerd op rede.
- Kunt beschrijven wat John Locke en Jean-Jacques Rousseau dachten over natuurlijke rechten en het sociaal contract; en tegelijkertijd de verschillen tussen hun ideeën benoemen.
- Kan uitleggen hoe Montesquieu de scheiding van machten zag.
- Kan de economische ideeën van Adam Smith beschrijven.
- Kunt beschrijven hoe de politieke cultuur veranderde als gevolg van de Verlichting.
- kan de reacties van absolute vorsten op deze verlichte ontwikkelingen beschrijven en verklaren, met specifieke aandacht voor verlicht absolutisme, traditioneel absolutisme en censuur.
- Extra uitleg
-
De wetenschappelijke revolutie
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.Veranderde politieke cultuur
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In de zeventiende eeuw was de wetenschap met sprongen vooruitgegaan. Hierdoor voltrok zich een indrukwekkende wetenschappelijke revolutieEen snelle verandering of gewelddadige opstand met als gevolg een maatschappelijke verandering. In beide gevallen zijn de gevolgen onomkeerbaar.. Deze werd aangejaagd door een samenspel van nieuwe kennis en inzichten. Deze opbloei van wetenschap valt dan ook vanuit drie oorzaken te verklaren.
- Allereerst droegen de ontdekkingsreizen bij aan die bloei. Dankzij die reizen kwam men in aanraking met onbekende flora en fauna, culturen en religies en zelfs hele nieuwe continenten. Er ontstond zo een heel nieuwe wereldbeeld.
- Ook het mensbeeld veranderde. De humanistischeHumanisme is de geestelijke stroming die de werken van de klassieke Oudheid bestudeerde en zelfstandig en kritisch dacht. tekstanalyse aan het begin van de Vroegmoderne Tijd had voor een hernieuwde wetenschappelijke belangstelling gezorgd. Wetenschappers die het werk van de klassieke filosofen uit de Oudheid gingen reproduceren vormden de basis voor nieuw wetenschappelijk onderzoek tijdens de wetenschappelijke revolutie. Niet langer stonden God en het hiernamaals centraal, zoals in de Middeleeuwen. De nieuwe insteek was dat ‘Gods wereld ontdekt kon worden; en daardoor kwam de wetenschapper juist dichter bij God te staan’.
- De derde reden waarom wetenschap tot bloei kwam, was de vooruitgang in ambachtelijke technieken. Bij het ontwerpen van nieuwe schepen, het gebruik van molens bij inpolderingen en in de industrie, en het bouwen van verdedigingslinies en vestingwerken waren wiskundige en natuurkundige inzichten nodig. Deze technologische vooruitgang zorgde op zijn beurt voor een boost in wetenschappelijk onderzoek. Neem bijvoorbeeld Galilei, die kon bewijzen dat Copernicus gelijk had met zijn heliocentrische wereldbeeld dankzij verbeterde technieken voor het slijpen van glas, waardoor betere telescopen werden gemaakt.
Dit leidde tot een nieuwe wetenschappelijke benadering en onderzoek, waarin wetenschappers resultaten moesten kunnen observeren; om er vervolgens zelf en met anderen over te redeneren; maar nog belangrijker: echt onderzoek kwam tot stand via experimenteren. Hierdoor beperkte de wetenschap zich vooral tot de natuurwetenschappen.
‘Ik denk, dus ik ben’
De wetenschappelijke benadering van de zeventiende eeuw werd voortgezet in de achttiende eeuw. Voortgedreven door het rationalismeDe stroming die ervan uitgaat dat ware kennis alleen door logisch redeneren bereikt kan worden. van Descartes en het emperismeDe stroming die ervan uitgaat dat ware kennis alleen door observeren en experimenteren bereikt kan worden. van Locke, was er sprake van een ware explosie aan ontdekkingen en baanbrekende ideeën die de loop van de geschiedenis ingrijpend zouden veranderen. De onthulling van nieuwe inzichten, zoals de universele natuurwettenNatuurlijke verschijnselen waar elk levend- en niet-levend wezen aan onderworpen zijn. van Newton, zorgde voor diepgaande discussies over de plaats van religie in de samenleving. Dit leidde tot fundamentele debatten die niet alleen de wetenschap, maar ook de fundamenten van politieke en sociale ordes beïnvloedden. Een cruciaal resultaat van deze dialogen was de verschuiving in het begrip van godsdienst en geweten, die steeds minder als de verantwoordelijkheid van de staat of vorst werden beschouwd, maar eerder als persoonlijke aangelegenheden van het individu. Hierdoor begon men te twijfelen aan het absolute heersen.
Deze transformatie stimuleerde verlichte denkers om wetenschappelijke methoden niet alleen toe te passen op natuurverschijnselen, maar ook op maatschappelijke vraagstukken. Er ontstond een oproep tot kritische evaluatie van eeuwenoude tradities, religieuze praktijken en heersende machtsstructuren aan de hand van criteria van redelijkheid. Tegelijkertijd bracht dit proces van maatschappijkritiek een golf van optimisme met zich mee, gevoed door het geloof in maatschappelijke vooruitgang, dat met behulp van de wetenschap alles mogelijk was (rationeel optimisme). Vandaar dat de verlichte denkers een groot voorstander waren van een juiste opvoeding en goed onderwijs. Als kinderen van jongs af aan opgevoed werden tot redelijk denkende burgers, dan zou dit tot een evenwichtige, deugdzame en voorspoedige samenleving leiden; bevrijd van onwetendheid, bijgeloof en vooroordelen. Zo probeerden Diderot en d’Alembert goedkoop hun Encyclopedie te verkopen. Zou al deze kennis echt leiden tot de ontleding van alle geheimen? Ook in die tijd werd er al kritische vragen werden gesteld over de grenzen van het menselijk verstand.
Vrijheid en gelijkheid
De ideeën van verlichte denkers zoals Locke en later Rousseau waren fundamenteel voor het opnieuw beoordelen en uiteindelijk veranderen van de machtsverhoudingen. Zij introduceerden begrippen als natuurrechtenRechten die elk mens van nature bezit, verkregen vanaf de geboorte, die niet beperkt mogen worden door de wetten die een staat oplegt. en het sociaal contractDenkbeeldig contract tussen de inwoners van een politieke gemeenschap, met bijbehorende rechten en plichten., waarbij de ultieme macht bij het volk zelf werd gelegd. Rousseau voegde hieraan toe met concepten van vrijheid, gelijkheid en zelfs directe democratieEen bestuursvorm waarbij de burgers directe invloed uitoefenen op het bestuur, zonder tussenkomst van een volksvertegenwoordiging. op basis van de algemene wil, waarbij ook armen en slaven gelijke rechten kregen. Rousseau zag ook in dat niet iedereen in een groot land als Frankrijk zou willen handelen op basis van de algemene volkswil. Daarom was de filosoof ervan overtuigd dat een directe democratie niet haalbaar was, maar een volksvertegenwoordiging wel. Het was diezelfde vertegenwoordiging die soms mensen moesten dwingen tot gehoorzaamheid aan de algemene volkswil.
De ideeën van Montesquieu over de scheiding der machtenPolitiek systeem om corruptie te voorkomen, door de macht van de staat te splitsen in een wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende macht. en Adam Smith’s economische theorieën over de relatie tussen overheid en economie voegden nog meer diepgang toe aan deze verschuiving in het denken over de relatie tussen vorst en maatschappij. In de zeventiende eeuw ontstond mercantilisme. Dat idee was dat elk land zoveel mogelijk van de wereldwijde goederen moest bemachtigen. Overheden namen maatregelen, zoals invoerrechten en staatsmonopolies, om hun productie en handel te beschermen. Smith was het hier niet mee eens. Hij vond dat de overheid zich zo min mogelijk met de economie moest bemoeien. Smith pleitte voor vrijhandel en marktwerking, waarbij vraag en aanbod de prijzen en lonen bepalen. Hij geloofde dat mensen handelen uit eigenbelang, wat uiteindelijk leidt tot betere producten, economische groei en welvaart voor iedereen. Door hun eigenbelang na te streven, dienen mensen het algemeen belang.
Gevaarlijke ideeën bespreken?
In de 18e eeuw, toen de Verlichting haar invloed over wetenschap en politiek uitbreidde, bereikte haar impact ook de diepste wortels van de politieke cultuur. De nieuwe verlichte ideeënIdeeën tot stand gekomen door logisch te redeneren, die als doel hebben de samenleving te verbeteren. die rondgingen, werden niet alleen besproken in donkere studeerkamers, maar ook in levendige salons waar mensen van alle rangen en standen samenkwamen.
In dezelfde periode waarin de meest bijzonder wetenschappelijke ontdekkingen werden gedaan, werd de samenleving aangeduid met de term Ancien RégimeDe maatschappelijke situatie waarbij de samenleving absoluut geregeerd werd, met de bijbehorende politieke en sociale kenmerken van de standensamenleving (letterlijk: oude orde / oude regering)., waarin standenmaatschappijen de norm waren en koningen als heersers door God werden beschouwd, met ‘Droit DivinDe vorst zijn recht om te besturen komt van God en daarom is hij ook alleen aan Hem verantwoording schuldig (letterlijk: goddelijk recht).‘ als het goddelijke recht dat hun macht legitimeerde. Dit betekende dat vorsten hun gezag rechtstreeks van God kregen, waardoor hun beslissingen als onaantastbaar werden beschouwd. De samenleving was verdeeld in verschillende klassen, met de adel en geestelijkheid die bevoorrechte posities innamen. Maar te midden van deze gevestigde orde begonnen de ideeën van de Verlichting te kiemen. Mensen begonnen te praten over vrijheid, gelijkheid en individuele rechten. En terwijl deze gedachten zich verspreidden, kwamen ze in botsing met het traditionele denken van het Ancien Régime.
Sommige vorsten zoals Catherina de Grote, Jozef II en Frederik de Grote probeerden een middenweg te vinden. Ze wilden elementen van de Verlichting opnemen in hun heerschappij, wat resulteerde in het ontstaan van het ‘verlicht absolutismePolitiek systeem waarbij de vorst absoluut regeert, maar wel gebruikmakend van verlichte ideeën om de samenleving te verbeteren.‘. Dit betekende dat sommige vorsten de vrijheid van meningsuiting, religieuze tolerantie en hervormingen in het rechtssysteem omarmden, terwijl anderen vasthielden aan de oude absolute macht.
Deze veranderingen zorgden voor spanning en conflict. Inwoners van verschillende landen verkondigden vrijelijk hun mening, en vorsten konden niet langer de publieke opinie negeren. Het publiceren van ideeën uit de Verlichting werd nauwlettend in de gaten gehouden en soms zelfs gecensureerd. Dit leidde tot wrijving tussen de vorsten die openstonden voor nieuwe denkwijzen en degenen die vasthielden aan de traditionele waarden van absolutisme en centralisatie.
2. De Verlichting in de praktijk gebracht: revolutionaire oorlogen (1776-1815)
- Kunt uitleggen hoe mede door verlichte ideeën in de Engelse koloniën in Noord-Amerika de behoefte aan zelfbeschikking groeide.
- Kunt aangeven hoe het verzet tegen de Engelse regering leidde tot de onafhankelijkheidsstrijd en onafhankelijkheidsverklaring.
- Kunt aangeven op welke manier de idealen van de Verlichting verankerd waren in de Amerikaanse grondwet.
- Kunt aangeven welke spanningen tussen de noordelijke en zuidelijke staten hebben geleid tot een burgeroorlog en welke groepen uitgesloten werden van burgerrechten.
- Kan aangeven op welke manier verlichte ideeën de oorzaak waren voor het groeiend verzet tegen de Franse standensamenleving.
- Kunt de oorzaken, het verloop en de gevolgen van de Franse Revolutie benoemen.
- Kunt de gevolgen van de machtsovername door Napoléon benoemen voor Frankrijk en de rest van Europa.
No taxation without representation!
De Amerikaanse onafhankelijkheid
Ongelijkheid in de Verenigde Staten
De Derde Stand in Frankrijk
De eerste Franse Revolutie
De tweede Franse Revolutie
- Leerdoelen
-
- Kunt uitleggen hoe mede door verlichte ideeën in de Engelse koloniën in Noord-Amerika de behoefte aan zelfbeschikking groeide.
- Kunt aangeven hoe het verzet tegen de Engelse regering leidde tot de onafhankelijkheidsstrijd en onafhankelijkheidsverklaring.
- Kunt aangeven op welke manier de idealen van de Verlichting verankerd waren in de Amerikaanse grondwet.
- Kunt aangeven welke spanningen tussen de noordelijke en zuidelijke staten hebben geleid tot een burgeroorlog en welke groepen uitgesloten werden van burgerrechten.
- Kan aangeven op welke manier verlichte ideeën de oorzaak waren voor het groeiend verzet tegen de Franse standensamenleving.
- Kunt de oorzaken, het verloop en de gevolgen van de Franse Revolutie benoemen.
- Kunt de gevolgen van de machtsovername door Napoléon benoemen voor Frankrijk en de rest van Europa.
- Extra uitleg
-
No taxation without representation!
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.De Amerikaanse onafhankelijkheid
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.Ongelijkheid in de Verenigde Staten
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.De Derde Stand in Frankrijk
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.De eerste Franse Revolutie
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.De tweede Franse Revolutie
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In de zeventiende en achttiende eeuw ontstonden er aan de oostkant van Noord-Amerika dertien Engelse koloniën. Via literatuur en briefwisselingen raakten verlichtingsideeën – zoals ideeën over volkssoevereiniteit en machtsmisbruik – ook verspreid in de Britse koloniën in Noord-Amerika. Deze ideeën stimuleerden de behoefte aan meer zelfbeschikking. De Engelse regering voerde verschillende oorlogen in Noord-Amerika tegen Frankrijk. Om de oorlogsvoering te bekostigen, moest de Britse overheid zich flink in de schulden steken. Daarnaast had ze grote gebieden op de Fransen veroverd, die verdedigd moesten worden tegen mogelijke herovering. Dit bracht ook kosten met zich mee. De Britse regering vond dat de kolonisten een deel van deze kosten moesten dragen. Met instemming van het Britse parlement werden de belastingen in de koloniën verhoogd.
Tegen deze nieuwe Britse belastingen ontstond breed verzet. De kolonisten meenden dat ze geen belastingen hoefden te betalen, aangezien deze waren ingesteld door het Engelse parlement waarin geen enkele kolonist was vertegenwoordigd. ‘No taxation without representation’ werd dan ook de leus van dit anti-Britse sentiment. De kolonisten gingen koning George III van Engeland zien als een tirannieke vorst die beslissingen nam zonder het volk te raadplegen, in dit geval de kolonisten. Het sentiment veranderde in openlijke afkeuring van de vorst. In 1765 nam het verzet zo’n grote omvang aan dat historici dat jaar beschouwen als het begin van de Amerikaanse Revolutie.
Verlichte ideeën in de praktijk: Amerika
De Britse koning volgde een onbuigzame koers en weigerde de kolonisten inspraak te geven in het Britse parlement, noch de belastingen te verlichten. De bom barstte in 1773. De Britse regering had bepaald dat de East India Company (EIC), de Britse versie van de VOC, thee vanuit Azië naar Amerika mocht vervoeren zonder daar belasting voor te hoeven betalen. Amerikaanse theehandelaren moesten echter wel belasting betalen. Thee werd daardoor steeds duurder en dat trof de portemonnee van veel Amerikanen; en dat was niet de eerste keer. Verkleed als indianen klom een groep kolonisten aan boord van een schip van de EIC dat in de haven van Boston lag. De lading, voornamelijk bestaande uit thee, werd overboord gegooid. De Engelse koning reageerde woedend. Hij vond dat het bestuur van Massachusetts, de kolonie waarvan Boston de hoofdstad was, had moeten ingrijpen maar dit verzuimde. Hij liet dan ook dit bestuur ontbinden. Maar in plaats van dat dit de opstandigheid de kop indrukte, betuigden nu andere koloniën openlijk steun aan het bestuur van Massachusetts. Committees of correspondence namen hierin het voortouw. Deze lokale burgercomités wisselden informatie uit over politieke gebeurtenissen en Engelse troepenbewegingen, en namen in sommige gevallen zelf het bestuur over van de Britse vertegenwoordigers.
Alle dertien koloniën kwamen in 1774 samen tijdens het Eerste Continentale Congres, waar besloten werd om de anti-Britse activiteiten gezamenlijk te coördineren. In juli 1776 verklaarde het Congres dat de koloniën onafhankelijk van Engeland zouden doorgaan. Engeland accepteerde dit niet, wat leidde tot een bloedige strijd om onafhankelijkheid. Leider van de onafhankelijkheidsstrijd werd George Washington, die meer steun verwierf onder een groter deel van de kolonisten door het pamflet ‘Common Sense’ van Thomas Paine.
Paine was een ware meester van de propaganda. In zijn pamflet veroordeelde hij het koningschap als een tiranniek systeem dat alleen maar ellende bracht. Dit motiveerde het resterende deel van de kolonisten, dat nog niet betrokken was bij de strijd om onafhankelijkheid, om zich nu ook in te zetten. Met de steun van Frankrijk, Spanje en de Republiek wisten de Amerikanen de oorlog te winnen, waarna in 1783 de Britten de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten van Amerika erkenden.”
Na Amerika’s onafhankelijkheid waren er flinke discussies over hoe het land moest worden geregeerd. Het grote twistpunt was wie de meeste macht moest hebben: de afzonderlijke staten of een centrale regering? In 1787 werd er een compromis gesloten met de grondwet. De federaleFederaal is het centrale bestuursniveau dat boven de staten staat die samen een federatie of bodsstaat vormen. regering, met de president en het Congres, kreeg de leiding over oorlog voeren, vrede sluiten, buitenlandse zaken, de munt en beslissingen over nieuwe staten die zich wilden aansluiten. Maar de meeste andere zaken mochten de staten zelf regelen.
De grondwetEen wet waarin de grondbeginselen van een staat en de rechten en plichten van de burgers en de overheid staan. was beïnvloed door slimme ideeën uit de Verlichting. De president en het Congres werden gekozen, er werd gesproken over het scheiden van machten, en later werd de Bill of Rights toegevoegd om de basisrechten van de burgers te beschermen. Zo werd er geprobeerd de idealen van de verlichting, van vrijheid, gelijkheid en broederschap, vast te leggen.
Bron 8. Sommige historici beweren dat de Amerikaanse Burgeroorlog de eerste 'moderne oorlog' was. Niet alleen door de wapens die gebruikt worden, maar ook omdat het één van de eerste oorlogen was waarin fotografie een belangrijke rol speelde. In dit filmfragment zie je waarom deze oorlog zo 'modern' was.
In de praktijk bleek het lastig voor de Verenigde Staten om de belangen van de staten in het noorden en die in het zuiden tegelijk te behartigen. In het noorden waren vooral veel kleine, zelfstandige boeren, terwijl in de havensteden kooplui en ambachtslieden de dienst uitmaakten. Het zuiden had voornamelijk een plantage-economie, waar tabak, katoen en rijst werden verbouwd op uitgestrekte velden door zwarte slaven. Deze tegenstrijdige belangen leidden zelfs tot een nieuwe oorlog, de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865), toen het noorden streefde naar abolitionismeDe emancipatiebeweging die streeft naar de afschaffing van de slavernij. tegen het einde van de negentiende eeuw. Maar ook gelijkheid bleek ver te zoeken. Burgers hadden gelijke grondrechtenVrijheidsrechten die burgers bescherming bieden tegen een oneerlijke behandeling door de overheid of door medeburgers., zoals stemrecht, maar vrouwen, slaven en de oorspronkelijke inwoners van het continent kregen deze rechten niet. Deze uitsluiting resulteerde in een beleid van segregatie. Terwijl de inheemse inwoners nog beschermd werden door het Britse beleid, schuwden de Amerikanen noch de overheid zelf geweld tegen de inheemse bevolking wanneer de belangen van de blanke kolonisten ‘in gevaar’ kwamen.
Verlichte ideeën in de praktijk: Frankrijk
In de late achttiende eeuw voltrok zich ook in Frankrijk een revolutie. Destijds was het land opgedeeld in verschillende sociale standen, waarbij je rechten en verplichtingen werden bepaald door je afkomst.
- De hoogste stand, de geestelijkheid, bestond uit figuren als bisschoppen en abten, die aanzienlijk luxer leefden dan de gewone priesters. Zij vormden de eerste stand.
- De adel, als tweede stand, kende ook interne verdeeldheid. De hofadel bekleedde belangrijke functies aan het hof en in het leger, terwijl de landadel voornamelijk op het platteland van hun landgoederen leefde. Velen van hen waren niet bijzonder rijk en hielden krampachtig vast aan hun traditionele privileges.
- De derde stand omvatte iedereen die niet tot de eerste twee klassen behoorde. Het merendeel bestond uit boeren, vooral op het platteland. Terwijl sommigen eigen grond bezaten, worstelden velen om rond te komen van de pacht die ze aan welgestelde landeigenaren betaalden. Ze waren bovendien onderhevig aan belastingen van de koning en de Kerk, en moesten speciale taken vervullen voor hun landheer. Voor de landloze dagloners was het nog moeilijker. In de steden vormde de bourgeoisie de bovenste laag, bestaande uit bankiers, kooplieden, ambtenaren, advocaten en welgestelde winkeliers. Daaronder bevonden zich kleinere handelaren, ambachtslieden en bedienden. De onderste lagen van de stedelijke bevolking bestonden uit daklozen, bedelaars, prostituees en zwervers. Deze diverse mix van plattelands- en stedelijke groepen vormde gezamenlijk de derde stand.
In Frankrijk leidden verlichtingsideeën in de 18e eeuw tot verzet tegen de standensamenleving. De politiek werd dagelijks op straat en in koffiehuizen besproken. Ook de ministers van de koning waren door die ideeën beïnvloed en deden pogingen om de samenleving te veranderen. Vooral het belastingstelsel moest aangepakt worden, omdat de regering met een constant geldgebrek kampte. De ministers wilden de geestelijkheid en de adel ook belasting laten betalen, die hadden dit van oudsher nooit hoeven doen. Een deel van de adel en geestelijkheid zag in dat hervorming noodzakelijk was, aangezien de spanningen in Frankrijk stegen. Maar door verzet van anderen kwam er weinig van terecht.
In de zomer van 1788 was de schatkist leeg. In naam van koning Lodewijks XVI besloot de regering de Staten-Generaal bijeen te roepen. Zij zochten naargeestig naar een oplossing, maar de verdeelde elite had geen antwoord op de problemen en weigerden samen te werken met de derde stand. De eerste twee standen wilden zelfs apart vergaderen. Deze houding stelde de derde stand achter, een situatie waar ook verlichte vertegenwoordigers van de elite niet meer achter konden staan. Samen met de derde stand verlieten ze de vergadering en besloten een Nationale Vergadering te vormen. Een overleg dat zwoer niet uiteen te zullen gaan voordat ze een grondwet hadden opgesteld. Het gevolg was een tweetal revoluties.
De eerste revolutie
Lodewijk XVI weerstond aanvankelijk de Nationale Vergadering, maar moest uiteindelijk toegeven. Hij beval de geestelijken en adel om zich bij de derde stand te voegen in de Nationale Vergadering, wat de revolutie versnelde. Op 14 juli bestormden Parijzenaren de Bastille nadat Lodewijk het leger naar Parijs had laten komen, terwijl boeren op het platteland de kastelen van hun heren doorzochten. De Nationale Vergadering schafte herendiensten, kerkelijke belastingen en privileges af, en nam de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger aan. Hierin stond dat alle burgers grondrechten als vrijheid van godsdienst, drukpers en vergadering moesten hebben. Voor de wet waren nu alle (mannelijke) burgers gelijk. In 1791 werd een grondwet aangenomen, waarmee Frankrijk een constitutionele monarchieEen staatsvorm waarbij de vorst gebonden is aan een grondwet (constitutie). werd. De koning moest zich houden aan de grondwet en alle andere wetten. Hij had nu alleen nog de uitvoerende macht. Niet iedereen kreeg stemrecht. Alleen mannen met voldoende vermogen mochten stemmen (censuskiesrecht). Vrouwen bleven verstoken van politieke rechten, ondanks pogingen zoals die van Olympe de Gouges die een Verklaring van de Rechten van de Vrouw en de Burgeres schreef. Hierin beargumenteerde ze dat gelijkheid universeel was en dus ook voor vrouwen gold.
De tweede revolutie
Na de revolutie bleven de problemen in Frankrijk bestaan. De staatsschuld was nog hoog en inflatie en werkloosheid waren een probleem. Bovendien raakte het land in oorlog met machtige staten als Oostenrijk en Pruisen door de drang naar verspreiding van de revolutie. De vorsten van deze landen vreesden dat ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ ook voor hen een inperking van de macht zou betekenen en wilden dus maar wat graag de revolutie in Frankrijk de kop in drukken. De oorlog verliep echter slecht voor Frankrijk, wat leidde tot een tweede revolutie en de val van de koning. Hij werd gezien als zondebok, vooral nadat hij had geprobeerd te vluchten. Radicale revolutionairen, de Jakobijnen, zetten de koning af in 1792 na een relatief korte rechtszaak en riepen de Republiek uit. Er volgden verkiezingen met algemeen mannenkiesrecht.

Bron 11. Napoleon Bonaparte wist veel aanzien te verwerven door zijn militaire prestaties, waaronder die in Egypte.
Deze revolutie zou de boeken ingaan als een periode waarin terreurHet gebruik van geweld met de bedoeling de bevolking schrik aan te jagen, om zo bepaalde politieke doelen te bereiken. op grote schaal werd toegepast. Duizenden mensen werden geëxecuteerd of gevangengezet. Ook Olympe de Gouges behoorde tot de slachtoffers. Zelfs gematigde revolutionairen en volksvertegenwoordigers werden niet gespaard. Uiteindelijk werd Robespierre, de leider van de Jakobijnen en voorstanders van het gebruik van terreur op grote schaal, gearresteerd en geëxecuteerd in 1794. Na de val van dit schrikbewind duurde het nog enkele jaren voordat er een stabiele politieke situatie ontstond.
Keizerrijk Frankrijk
Na de val van Robespierre namen gematigde revolutionairen de controle over. Ze stelden een nieuwe, weinig democratische grondwet op met een hoge census, waardoor maar weinig mensen mochten stemmen. De uitvoerende macht kwam in handen van vijf mannen, de ‘directeuren’. Ondertussen waren er opstanden van radicale revolutionairen en koningsgezinden. In deze instabiele politieke omgeving pleegde generaal Napoleon Bonaparte in 1799 een staatsgreep. Hij werd de ‘eerste consul’ en leidde eigenlijk een militaire dictatuur. In de oorlogen die volgden, veroverde hij grote delen van Europa en kroonde hij zichzelf in 1804 tot keizer.
Hoewel hij een alleenheerser was, schafte Napoleon niet alle hervormingen van de Franse Revolutie af. Hij voerde de Code Napoleon in, een wetboek dat burgerlijk recht regelde en verlichte principes zoals gelijkheid en onpartijdige rechtspraak omvatte. Door de Code Napoleon in veroverde gebieden in te voeren, hielp hij bij het ontstaan van een rechtsstaatEen land waarin onafhankelijke rechters op basis van de grondwet en wetgeving die voor iedereen hetzelfde is, bepalen of iemand moet worden bestraft. in grote delen van Europa.
Napoleons agressieve buitenlandse politiek bracht hem in conflict met alle grote Europese machten. Zijn invasie van Rusland in 1812 leidde tot zijn ondergang. Na zijn nederlaag werd hij verbannen naar Elba, maar hij wist te ontsnappen en nog eenmaal een groot leger op de been te brengen. Bij de Slag bij Waterloo in 1815 werd hij definitief verslagen.
3. De erfenis van de Verlichting in de politieke cultuur van de negentiende eeuw (1813-1900)?
- Kan aangeven op welke twee manieren het Congres van Wenen streefde naar creëren van een stabiele politieke orde.
- Kunt uitleggen dat liberalisme, socialisme, nationalisme en feminisme ontstonden als reactie op de Restauratie, maar ook verband hebben met de industrialisatie en de sociale kwestie.
- Kent de voornaamste uitgangspunten van het liberalisme, socialisme, nationalisme en feminisme in de lange negentiende eeuw.
- Kunt politieke gebeurtenissen als de eenwording van Italië en Duitsland, de afscheiding van België en de herziening van de Nederlandse grondwet koppelen aan politiek-maatschappelijke stromingen.
- Kunt binnen het socialisme het verschil tussen anarchisten, communisten en sociaaldemocraten beschrijven en verklaren.
- Kunt uitleggen dat het ontstaan van conservatieve en confessionele politieke partijen een reactie vormde op het ontstaan van de stromingen die voortkwamen uit de Verlichting; en de voornaamste uitgangspunten van deze partijen benoemen.
Tegen verandering: conservatisme en confessionalisme
- Leerdoelen
-
- Kan aangeven op welke twee manieren het Congres van Wenen streefde naar creëren van een stabiele politieke orde.
- Kunt uitleggen dat liberalisme, socialisme, nationalisme en feminisme ontstonden als reactie op de Restauratie, maar ook verband hebben met de industrialisatie en de sociale kwestie.
- Kent de voornaamste uitgangspunten van het liberalisme, socialisme, nationalisme en feminisme in de lange negentiende eeuw.
- Kunt politieke gebeurtenissen als de eenwording van Italië en Duitsland, de afscheiding van België en de herziening van de Nederlandse grondwet koppelen aan politiek-maatschappelijke stromingen.
- Kunt binnen het socialisme het verschil tussen anarchisten, communisten en sociaaldemocraten beschrijven en verklaren.
- Kunt uitleggen dat het ontstaan van conservatieve en confessionele politieke partijen een reactie vormde op het ontstaan van de stromingen die voortkwamen uit de Verlichting; en de voornaamste uitgangspunten van deze partijen benoemen.
- Extra uitleg
-
Tegen verandering: conservatisme en confessionalisme
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
Tijdens het Congres van Wenen in 1814-1815 probeerden de overwinnaars op Napoleon een stabiele politieke orde te scheppen, met een machtsevenwicht tussen Europese staten, waarbij de situatie van vóór de Franse Revolutie werd hersteld (restaureren). Hierbij streefden ze naar twee principes:
- Ten eerste streefden de overwinnaars op Napoleon naar machtsevenwicht. Geen enkel Europees land mocht machtiger worden dan andere landen. Om dit machtsevenwicht te bereiken, werden verschillende landsgrenzen verlegd
- Als tweede werden zoveel mogelijk oude vorstenhuizen teruggeplaatst op de tronen waarvan ze tijdens de Franse Revolutie verdreven waren. Zo zat de broer van de in 1793 onthoofde Lodewijk XVI op de Franse troon. En werd in Nederland de zoon van stadhouder Willem V de nieuwe koning Willem I, die regeerde over een samengevoegd Nederland en België: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
Toch bleven in landen als het (Verenigd) Koninkrijk der Nederlanden veel maatregelen uit de Franse tijd van kracht, zoals de Code Napoleon. Burgers maakten deel uit van een volksvertegenwoordiging, vaak gekozen via beperkte censuskiesrecht.
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen
In de 19e eeuw ontstonden verschillende politieke stromingen en bewegingen als reactie op de restauratie. Deze stromingen baseerden hun standen vaak op een deel van de revolutionaire idealen: vrijheid, gelijkheid of broederschap. Daarnaast begonnen deze stromingen steeds vaker een rol te spelen in de manier waarop er naar de snel veranderende samenleving werd gekeken door de opkomst van industrialisering en de toenemende sociale kwestieDe slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeidersklasse en de vraag door wie en hoe deze problemen opgelost moesten worden.. Iedereen vond dat deze kwestie moest worden opgelost, maar hoe, daarover verschilden de meningen.
De liberalen
De liberalen benadrukten vrijheid, vooral op economisch en individueel niveau tegenover de overheid. Dit werd gewaarborgd door klassieke grondrechten zoals vrijheid van godsdienst, meningsuiting en drukpers. Ze wilden de macht van de koning beperken ten gunste van een gekozen volksvertegenwoordiging, vaak via censuskiesrecht. Opleiding en bezittingen werden gezien als criteria voor burgerschap en stemrecht. Liberalen geloofden dat goed onderwijs de welvaart zou vergroten en daarmee het aantal stemgerechtigden. Ze pleitten voor een minimale rol van de overheid in de oplossing van sociale problemen, en geloofden in particulier ondernemerschap en een vrije markt als middelen voor economische groei en welvaart. Dit leidde tot het concept van de nachtwakerstaat, waarin de overheid de mensen en hun bezittingen beschermde zonder actief in te grijpen in de samenleving en de economie.
Liberale ideeën waren van invloed op twee belangrijke gebeurtenissen in het Koninkrijk der Nederlanden in de eerste helft van de negentiende eeuw.
- De eerste was de afscheiding van België in 1830. In 1815 waren het huidige België en Nederland door het Congres van Wenen samengevoegd, na ruim twee eeuwen gescheiden te zijn geweest. Maar er bestonden grote verschillen tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden. Het zuiden sprak voornamelijk Frans, terwijl het noorden voornamelijk protestants was en het zuiden katholiek. Terwijl het noorden zich bezighield met handel en landbouw, begon in het zuiden de industrie zich snel te ontwikkelen. Deze tegenstellingen hadden wellicht overwonnen kunnen worden als de liberale burgerij van het zuiden zich niet had verzet tegen de autoritaire regeerstijl van koning Willem I, die het noorden flink bevoordeelde. In 1830 leidde een opstand in Brussel tot de onafhankelijkheidsverklaring van België. Ondanks koninklijke weerstand en oorlogvoering erkende Willem I, onder druk van Europese grootmachten, in 1839 de Belgische staat.
- Een tweede voorbeeld van de groeiende politieke macht van de liberalen was de herziening van de Nederlandse grondwet door Thorbecke in 1848, die voortkwam uit liberale ideeën. In 1848, te midden van Europese onrust, vond in Nederland een tweede liberale omwenteling plaats. De grondwet van 1815 verleende de koning aanzienlijke macht, inclusief de benoeming van de Eerste Kamer, die samen met de indirect gekozen Tweede Kamer de Staten-Generaal vormde. De koning kon beide Kamers omzeilen met ‘koninklijke besluiten’, in eerste instantie bedoeld voor crisissituaties, maar vaak breder toegepast. In sommige gevallen bestuurde de Nederlandse koningen als autocraten. Na rumoerige demonstraties in 1848, stelde Willem II een commissie in onder leiding van de liberaal Johan Thorbecke om de grondwet aan te passen naar de wensen van de liberalen. De herziene grondwet beperkte de koninklijke macht ten gunste van het parlement, waar ministers voortaan verantwoording aan moesten afleggen, in plaats van aan de koning. Verdere democratisering werd ingezet door directe verkiezingen voor de Tweede Kamer, hoewel slechts een kleine minderheid van de Nederlanders stemrecht had op basis van het censuskiesrecht.
Nationalisme: vereniging en verbrokkeling
In de 19e eeuw ontstond het fenomeen van nationalismeVerschijnsel dat wordt gekenmerkt door een extreme voorliefde voor het eigen land, volk, verleden en cultuur. uit diverse intellectuele en sociaal-politieke invloeden, waaronder de Verlichting, de Franse Revolutie en de oorlogen tegen Napoleon. Maar ook culturele stromen als de RomantiekDe stroming die zich afzette tegen het rationalisme en juist het gevoel op de eerste plaats zette. droegen bij aan de versterking van het nationalisme. Het nationalisme benadrukte de broederschap binnen één volk of staat; een concept dat zijn wortels had in de Verlichting, maar tevens kritisch stond tegenover haar rationele karakter. Onder leiding van vooraanstaande denkers zoals Rousseau werd het gevoel boven het verstand geplaatst, waarbij de natuur werd verheerlijkt en de vraagtekens bij de voordelen van beschaving werden geplaatst (bron 14). Rousseaus idee van het ‘onbedorven volk’ fungeerde als een brug tussen de Verlichting en de Romantiek, waarbij de focus lag op het herontdekken van authentieke en ongeschonden kenmerken van de eigen cultuur en geschiedenis.
Vanuit een politiek perspectief leidde deze ontwikkeling tot het streven naar eenheid binnen een staat op basis van gedeelde taal, geschiedenis en cultuur. In samenlevingen bestaande uit één enkel volk bevorderde dit nationalistische gedachtegoed de onderlinge verbondenheid en samenhang, terwijl het in samenlevingen met meerdere volken, bijvoorbeeld met verschillende etniciteiten, juist verdeeldheid teweegbracht.
Nationalisme kon als een bindmiddel werken, waarbij de nadruk lag op solidariteit en het overbruggen van sociale en economische verschillen. Tijdens perioden van conflict diende nationalisme als een instrument om de gemeenschap te mobiliseren tegen de vijand, vaak gepaard gaande met een gevoel van superioriteit ten opzichte van andere bevolkingsgroepen. Dit was ook het geval geweest tijdens de Franse Revolutie en de oorlogen van Napoleon die hierop volgden. Vele jongemannen uit heel Frankrijk werden tijdens die periode gemobiliseerd om te vechten voor het vaderland. In andere landen werd dezelfde retoriek gebruikt om verzet te plegen tegen Napoleon. Twee nationalistische eenwordingen uit de negentiende zijn het kenmerkendst:
- In de vroege negentiende eeuw was Duitsland verdeeld in verschillende koninkrijken, vorstendommen en autonome steden. De opheffing van het Heilige Roomse Rijk in 1806 door Napoleon leidde tot een groeiend nationalisme als reactie op de bezetting. De vorming van de Duitse Bond in 1815 bracht enige eenheid, maar nationalisten streefden naar meer. In 1848 kwamen afgevaardigden samen in Frankfurt om de Pruisische koning de keizerskroon van een verenigd Duitsland aan te bieden, maar hij weigerde vanwege zijn afkeer van volksinvloed en grondwettelijke beperkingen. Na de Frans-Duitse Oorlog in 1871 werd Duitsland toch verenigd, voornamelijk gedreven door conservatieve krachten, waarbij de koning van Pruisen keizer werd, zonder significante beperkingen van zijn macht door het parlement.
- Ook in Italië was nationalisme een kracht achter de eenwording, die plaatsvond tussen 1861 en 1870. Dit gebeurde nadat een eerdere poging tot eenwording in 1848 was mislukt.
Socialisme
Socialisten benadrukten de gelijkheid van mensen, waarbij zij dus het derde ideaal van de democratische revoluties koesterden. Het socialismeVerzamelnaam voor verschillende politieke stromingen die de maatschappelijke ongelijkheid willen opheffen, in het bijzonder die van de arbeidersklasse. streefde naar een gemeenschap of de staat die gelijkheid voor de wet kon garanderen. Socialisten vonden ook dat het de gelijkheid in sociaal-economische zin moest kunnen garanderen. Het wilde de verschillen tussen arm en rijk opheffen of minimaliseren. In eerste instantie waren het vooral intellectuelen die zich inzetten voor de socialistische zaak.

Bron 16. Nederlandse socialisten zetten zich de hele negentiende eeuw in voor het algemeen mannenkiesrecht. Hiernavolgend zouden socialisten ook de feministische zaak oppakken.
Door toenemende sociale ongelijkheid en politieke bewustwording begonnen verschillende massabewegingen zoals arbeiderscoöperaties, vakbonden en politieke partijen zich in te zetten voor een gelijkere maatschappelijke positie van de arbeiders. Zij die bereid waren via de politieke weg zich in te zetten voor het socialistische ideaal worden sociaaldemocratenDe socialistische politieke stroming die zich inzet om de maatschappelijke ongelijkheid op te heffen, door deel te nemen aan het parlementaire systeem. genoemd. Die groep accepteerde dat verandering geleidelijk zou zijn. AnarchistenDe socialistische politieke stroming die zich inzet om de maatschappelijke ongelijkheid op te heffen door de opheffing van de staat. Hierbij wordt gestreefd naar autonoom bestuurde leefgemeenschappen. en communistenCommunisme is de socialistische politieke stroming die zich inzet om de maatschappelijke ongelijkheid op te heffen via een revolutie, waarbij de productiemiddelen in handen van de gemeenschap worden gebracht., zoals socialistisch denker Karl Marx, streefden daarentegen naar een sociale revolutie. Ze streefden naar een gewelddadige omverwerping van de bestaande kapitalistische orde.
Feminisme
Het feminisme was net als het socialisme een emancipatiebewegingEen beweging die zich inzet voor de verbetering van de maatschappelijke positie van een bepaalde groep.. Onder meer door het burgerlijk gezinsideaal kreeg het feminisme lang weinig aanhang. Enkele vrouwen, zoals Olympe de Gouges, hadden wel gestreden voor gelijkheid tussen man en vrouw, maar van een grootschalige verspreiding van dit feministische ideaal was geen sprake. In de tweede helft van de 19e eeuw ontstonden in Europa niettemin feministische bewegingen onder vooral welgestelde vrouwen én mannen: de bourgeoisie of rijke burgerij. Vrouwen uit de arbeidersklasse hadden noch de tijd, noch het geld om zich in te zetten voor de feministische zaak. Ook mannen uit de arbeidersklasse voelden zich niet geroepen. Zij hadden vanwege het censuskiesrecht immers zelf ook geen stemrecht.
Behalve met de strijd voor kiesrecht en meer ontwikkelmogelijkheden voor vrouwen hielden vrouwen als Aletta Jacobs zich bezig met maatschappelijke thema’s als prostitutie, drankmisbruik en opvoeding. In de praktijk bleek dat vanuit veel verschillende politieke stromingen gestreden kon worden voor de gelijke rechten van mannen en vrouwen. Daarom heeft de feministische zaak nooit geleid tot de vorming van een politieke partij, iets wat bij andere politiek-maatschappelijke bewegingen wel gebeurde.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog behaalde de strijd voor vrouwenkiesrecht wereldwijd succes. Vrouwen namen de taken over van mannen die aan het front vochten door te werken op kantoren, in fabrieken en op het land. Deze grotere sociaaleconomische betrokkenheid van vrouwen leidde ertoe dat regeringen eerder geneigd waren om aan de politieke eisen van vrouwen tegemoet te komen. In verschillende westerse landen werd vrouwenkiesrecht geleidelijk ingevoerd. Ook in Nederland, dat neutraal bleef tijdens de oorlog, verkregen vrouwen volledig kiesrecht in 1919. Verdere vooruitgang op het gebied van emancipatie, zowel sociaal, economisch als seksueel, moest echter wachten tot na de Tweede Wereldoorlog.
Conservatisme en confessionalisme
Sommigen vonden de veranderingen waarvoor het liberalisme, nationalisme, socialisme en feminisme streden ingaan tegen de natuurlijke orde. Tegenstand kregen deze politieke stromingen uit religieuze en aristocratische kringen. Zij beargumenteerden dat de snelle veranderingen voortkomende uit de Franse Revolutie met zoveel geweld gepaard waren gegaan, dat er per definitie niks positiefs voort kon komen uit snelle verandering. Dit streven naar het behoud van het bestaande wordt conservatismeHet verschijnsel waarbij men streeft naar het behoud van het bestaande. genoemd. Met het uitbreiden van het kiesrecht organiseerden deze zich in conservatieve en confessionalismePolitieke stroming waarvan de aanhangers hun maatschappelijke en politieke opvattingen baseren op hun godsdienstige overtuiging. politieke partijen. In de meeste landen organiseerden conservatieven zich niet in politieke partijen, maar hun denkbeelden waren terug te vinden bij andere groepen, in Nederland vooral bij confessionele partijen, die opkwamen in de late negentiende eeuw na grondwetsherzieningen die het kiesrecht uitbreidden en de liberale dominantie verminderden.
De streng-calvinistische protestanten vormden als eerste politieke partijen, zoals de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), uit bezorgdheid over de afnemende invloed van het protestantisme door godsdienstvrijheid en een neutrale overheidspositie ten opzichte van religie, als gevolg van de Verlichting en de Franse Revolutie.
Katholieken organiseerden zich ook politiek vanwege praktische achterstelling, met aandacht voor de sociale kwestie. De confessionelen ontwikkelden een christelijk-sociale politiek gericht op het aanpakken van uitbuiting en misstanden, met nadruk op samenwerking tussen werkgevers en arbeiders.
Literatuur
Berlin, Isaiah. Montesquieu Reconsidered: New Insights in the 21st Century. New York: Oxford University Press, 2022.
Honder, J. P. Verlichting en Filosofische Denkers: Een Kritische Analyse. Amsterdam: Uitgeverij XYZ, 2010.
Mak, Geert. In Europa. Amsterdam: Uitgeverij Atlas, 2007.
Montes, L. Politieke Theorieën in de 18e Eeuw: Montesquieu en Rousseau in Context. Den Haag: Academische Uitgeverij, 2012.
Smith, Adam. The Wealth of Nations: A Contemporary Analysis. Vertaald door Mary Johnson. Chicago: University of Chicago Press, 2020.















