Historische context 2: Duitsland in Europa, 1918 - 1991
Leidende vragen
Wat leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme en welke gevolgen had dit voor Duitsland en Europa (1918-1945)?
Hoezeer beïnvloedde het ontstaan en het verloop van de Koude Oorlog de geschiedenis van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog (1945-1961)?
Wat verklaart de hereniging van de beide Duitslanden en hun succesvolle integratie in Europa (1961-1991)?
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, in november 1918, bevond Duitsland zich in een diepe crisis. Het verlies van de oorlog kwam voor velen als een schok. Duitsland had jarenlang gestreden tegen de geallieerde machten, maar de militaire nederlaag en de uitputting van de Duitse bevolking en economie maakten het onmogelijk om door te vechten. Dit verlies markeerde niet alleen het einde van de oorlog, maar ook het begin van een periode van grote onzekerheid en verandering.
Het verlies van de oorlog leidde tot de val van het Duitse Keizerrijk. Keizer Wilhelm II trad op 9 november 1918 af, waarna Duitsland werd uitgeroepen tot een republiek. Deze nieuwe republiek, die later bekend zou staan als de Weimarrepubliek, kreeg al snel te maken met enorme uitdagingen. De oorlog had diepe wonden achtergelaten: miljoenen doden en gewonden, een ingestorte economie en een zwaar beschadigde infrastructuur. Daarbovenop kwamen de harde vredesvoorwaarden die werden opgelegd door het Verdrag van Versailles in 1919.
Volgens het Verdrag van Versailles moest Duitsland grote gebieden afstaan, zoals Elzas-Lotharingen en delen van Oost-Europa, en zware herstelbetalingen doen aan de geallieerden. Ook moest Duitsland zijn leger drastisch inkrimpen en werd het land volledig verantwoordelijk gesteld voor het uitbreken van de oorlog, de zogenaamde ‘schuldbepaling’. Deze bepalingen werden door veel Duitsers ervaren als een vernedering en voedden een gevoel van onrechtvaardigheid en wrok. Dit sentiment zou later een voedingsbodem blijken voor radicale ideologieën.
Het verlies van de Eerste Wereldoorlog en de nasleep ervan zorgden ervoor dat Duitsland zich in een politiek en maatschappelijk mijnenveld bevond. Deze periode legde de basis voor veel van de spanningen die het land in de daaropvolgende decennia zouden blijven achtervolgen. De pijnlijke nederlaag en de nasleep ervan zouden niet alleen de toekomst van Duitsland bepalen, maar ook een blijvende impact hebben op Europa als geheel.
- De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.
- Het in praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme.
- De crisis van het wereldkapitalisme.
- Het voeren van twee wereldoorlogen.
- Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op joden.
- De Duitse bezetting van Nederland.
- Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.
- De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.
- De eenwording van Europa.
- De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.
1. Duitsland tussen oorlog en ondergang (1918–1945)
- Kunt uitleggen dat Duitsland in de periode 1918-1920 te maken kreeg met politieke chaos en je kunt die chaos beschrijven vanuit politiek, sociaal en economisch perspectief.
- Kan met behulp van zowel binnenlandse als buitenlandse oorzaken verklaren waarom het niet lukte om tussen 1919 en 1933 van Duitsland een stabiele parlementaire democratie te maken.
- Kent de bepalingen uit het Verdrag van Versailles op territoriaal, militair en financieel gebied.
- Kunt uitleggen dat de bepalingen in het Verdrag van Versailles voor Duitsland volgens veel mensen onredelijk waren en dat met de ‘Verzoeningspolitiek’ Duitsland zich probeerde neer te leggen bij de nieuwe situatie.
- Kan beschrijven waardoor Duitsland in de periode 1918-1923 met een ernstige economische crisis te maken kreeg; kunt uitleggen dat het Dawesplan hiervoor de oplossing bood en kent het effect ervan op de Duitse economie.
- Kan uitleggen waarom de economische wereldcrisis (die met de beurskrach begon) in Duitsland voor politieke instabiliteit zorgde.
- Kent de kenmerken van het fascisme en uitleggen in hoeverre de NSDAP een fascistische partij was.
- Kunt populariteit van de NSDAP verklaren en je kunt uitleggen hoe Hitler in 1933 de volledige macht in Duitsland in handen kreeg.
- Kunt uitleggen waarom Hitlers buitenlandse politiek gericht was op het vergroten van Duitsland en hoe Hitler dit vormgaf voorafgaand aan en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
- Kunt beschrijven hoe de discriminatie van de Joden en de genocide op de Joden plaatsvond.
Het einde van het Duitse keizerrijk
De beloften van Adolf Hitler
De nazificatie van Duitsland
De conferentie van München
- Leerdoelen
-
- Kunt uitleggen dat Duitsland in de periode 1918-1920 te maken kreeg met politieke chaos en je kunt die chaos beschrijven vanuit politiek, sociaal en economisch perspectief.
- Kan met behulp van zowel binnenlandse als buitenlandse oorzaken verklaren waarom het niet lukte om tussen 1919 en 1933 van Duitsland een stabiele parlementaire democratie te maken.
- Kent de bepalingen uit het Verdrag van Versailles op territoriaal, militair en financieel gebied.
- Kunt uitleggen dat de bepalingen in het Verdrag van Versailles voor Duitsland volgens veel mensen onredelijk waren en dat met de ‘Verzoeningspolitiek’ Duitsland zich probeerde neer te leggen bij de nieuwe situatie.
- Kan beschrijven waardoor Duitsland in de periode 1918-1923 met een ernstige economische crisis te maken kreeg; kunt uitleggen dat het Dawesplan hiervoor de oplossing bood en kent het effect ervan op de Duitse economie.
- Kan uitleggen waarom de economische wereldcrisis (die met de beurskrach begon) in Duitsland voor politieke instabiliteit zorgde.
- Kent de kenmerken van het fascisme en uitleggen in hoeverre de NSDAP een fascistische partij was.
- Kunt populariteit van de NSDAP verklaren en je kunt uitleggen hoe Hitler in 1933 de volledige macht in Duitsland in handen kreeg.
- Kunt uitleggen waarom Hitlers buitenlandse politiek gericht was op het vergroten van Duitsland en hoe Hitler dit vormgaf voorafgaand aan en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
- Kunt beschrijven hoe de discriminatie van de Joden en de genocide op de Joden plaatsvond.
- Extra uitleg
-
Het einde van het Duitse keizerrijk
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.De beloften van Adolf Hitler
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.De nazificatie van Duitsland
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.De conferentie van München
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In het najaar van 1918 stond Duitsland op instorten. Vier jaar oorlog hadden het land uitgeput. Niet alleen de economie was verwoest, ook de bevolking was moe en radeloos. De Duitse generaals Von Hindenburg en Ludendorff wisten in september 1918 dat Duitsland de oorlog ging verliezen. Ze vroegen het parlement om een wapenstilstand aan te vragen bij de geallieerden, waaronder Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Zo kon het leger zijn eer redden. Pas later zou deze gang van zaken worden gebruikt om de verantwoordelijkheid voor de nederlaag op de burgerlijke regering af te schuiven. Met name Ludendorff speelde in de jaren daarna een actieve rol in het verspreiden van de dolkstootlegende, waarin de schuld voor de verloren oorlog bij de sociaaldemocratische politici en linkse revolutionairen werd gelegd. De bevolking wist niet hoe slecht het echt ging, omdat censuurCensuur is het tegenhouden van informatie die de overheid onwenselijk vindt. en propagandaPropaganda is informatie die bedoeld is om mensen te beïnvloeden en te overtuigen van een bepaald idee. hun beeld van de oorlog sterk had beïnvloed.
Op 2 oktober hoorde het Duitse parlement (de Rijksdag) dat een nederlaag onvermijdelijk was. Veel parlementariërs waren verbaasd. Jarenlang had de regering (het dagelijks bestuur, bestaande uit ministers en een rijkskanselier), met behulp van censuur en propaganda, gesuggereerd dat Duitsland aan de winnende hand was. Nu kwam ineens de harde waarheid boven tafel. In de steden en aan het front werd de onrust steeds groter.
Op 9 november trad keizer Wilhelm II af en vluchtte naar Nederland. Twee dagen later tekende een nieuwe sociaaldemocratische regering een wapenstilstand. Het keizerrijk was voorbij. Duitsland moest zichzelf opnieuw uitvinden. Er kwam een poging om een democratische staat op te richten: de Republiek van Weimar.
Een chaos
De sociaaldemocratische partij (SPD) vormde samen met de katholieke Zentrumspartei (Centrum) en de linksliberale Deutsche Demokratische Partei (DDP) een regering. Maar het land zat in een diepe crisis. Miljoenen mensen waren gestorven in de oorlog. Er was voedseltekort, veel mensen waren werkloos en er was grote onzekerheid over de toekomst. Teruggekeerde soldaten voelden zich verraden door deze regering. In januari 1919 brak de Spartakusopstand uit, geleid door communisten zoals Rosa Luxemburg. Ook conservatievenConservatieven zijn mensen of groeperingen die vasthouden aan traditionele waarden en gezagsverhoudingen en tegen snelle maatschappelijke veranderingen zijn. probeerden in deze periode met steun van het leger en het grootkapitaal de macht te grijpen, uit vrees voor een communistische revolutie. De opstanden werden hard onderdrukt, met steun van het leger en de FreikorpsenFreikorpsen waren gewapende, nationalistische vrijwilligersgroepen van ex-soldaten die in de jaren na de Eerste Wereldoorlog werden ingezet tegen linkse revolutionaire bewegingen., in opdracht van de sociaaldemocratische regering. Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden gearresteerd en vermoord. Hoewel de opstand werd beëindigd, bleven de spanningen in het land groot. Links en rechts stonden lijnrecht tegenover elkaar, wat de jonge Weimarrepubliek bijzonder kwetsbaar maakte.
Omdat Berlijn te gevaarlijk was, verhuisde het parlement tijdelijk naar Weimar. Daar werd een nieuwe grondwet opgesteld. Duitsland werd een parlementaire democratie met algemeen kiesrecht. In de grondwet werden drie belangrijke principes vastgelegd: de macht ging uit van het volk (volkssoevereiniteit), iedereen was gelijk voor de wet (rechtsgelijkheid), en de grondrechten van burgers moesten worden beschermd (klassieke grondrechten). De Rijksdag kreeg de macht om wetten te maken. De regering werd geleid door een rijkskanselier, en er kwam een rijkspresident met speciale bevoegdheden in crisissituaties. De democratie leek modern, maar bleek in de praktijk zwak en instabiel.
Het Verdrag van Versailles
In juni 1919 werd het Verdrag van Versailles ondertekend. Duitsland mocht niet meebeslissen over dit verdrag. Toch moest het land zich aan de bepalingen houden.
- Gebiedsafspraken: Duitsland verloor grondgebied aan Frankrijk (zoals Elzas-Lotharingen), België (Eupen-Malmédy), Polen (West-Pruisen en Posen) en Denemarken (Noord-Sleeswijk). Daarnaast werd het Saargebied onder internationaal bestuur geplaatst en moest Danzig een vrije stad worden. Duitsland verloor ook al zijn kolonies, die als mandaatgebieden onder toezicht van de VolkenbondDe Volkenbond was een internationale organisatie, opgericht na de Eerste Wereldoorlog, bedoeld om vrede te bewaren en toekomstige oorlogen te voorkomen. Kolonies van verliezende landen kwamen onder toezicht van deze organisatie. kwamen.
- Militaire afspraken: militair gezien werd het gedemilitariseerdGedemilitariseerd betekent dat een gebied of leger ontdaan is van militaire troepen, wapens en andere middelen, zodat het niet meer ingezet kan worden voor oorlog of gewapend conflict.: het mocht niet meer dan 100.000 soldaten tellen, en het mocht geen tanks, vliegtuigen of zware artillerie bezitten. De dienstplicht werd afgeschaft en het Rijnland werd een gedemilitariseerde zone. Vanuit geallieerd perspectief waren deze afspraken bedoeld om Duitsland blijvend militair te verzwakken, zodat het land nooit meer een grote oorlog zou kunnen beginnen zoals in 1914 was gebeurd.
- Financiële afspraken: op financieel gebied moest Duitsland herstelbetalingen doen aan de geallieerden, die in 1921 werden vastgesteld op 132 miljard goudmark. Deze enorme schuldenlast drukte zwaar op de Duitse economie en zorgde voor diepe onvrede onder de bevolking.
Veel Duitsers vonden het verdrag oneerlijk en vernederend. Ze noemden het een dictaat. Dit kwam mede doordat de Duitse onderhandelaars pas mochten aansluiten op het moment dat het verdrag al volledig was opgesteld. Er viel niets meer te bespreken of te wijzigen; ze konden het alleen nog ondertekenen. Vanuit Duits perspectief voelde dit als een opgelegd vonnis, zonder enige vorm van onderhandeling.
Het gevoel van verraad
Veel mensen geloofden in de zogenaamde ‘dolkstootlegende’: het idee dat het Duitse leger in 1918 niet echt verslagen was, maar dat het werd verraden door politici, revolutionairen en Joden. In werkelijkheid had het leger zware nederlagen geleden aan het westfront en was de militaire situatie uitzichtloos. Toch keerden veel soldaten terug naar huis zonder directe veldslag op Duits grondgebied, wat het gevoel versterkte dat ze niet echt verloren hadden. Omdat de wapenstilstand werd ondertekend door burgerlijke politici, kregen zij de schuld van de nederlaag. Vooral rechtse nationalistische groepen, waaronder oud-generaal Ludendorff, grepen deze mythe aan om de jonge democratische regering van de Weimarrepubliek in diskrediet te brengen. Ze beweerden dat Duitsland had kunnen winnen als de politici het leger niet in de rug hadden gestoken. Vrijwillige legereenheden, zoals de Freikorpsen, vochten tegen linkse groeperingen en verdedigden hiermee het beeld van een verraden natie.
Crisis in de Weimarrepubliek
In 1923 ontstond opnieuw een crisis. Frankrijk bezette het Ruhrgebied omdat Duitsland niet genoeg herstelbetalingen deed. De regering riep de arbeiders op om te staken. De lonen werden toch uitbetaald, en daarom werd veel geld bijgedrukt. Hierdoor ontstond hyperinflatieHyperinflatie betekent dat alles ineens veel duurder wordt, terwijl het geld snel zijn waarde verliest.. Het geld werd bijna waardeloos. Spaargeld verdampte en mensen verloren het vertrouwen in de overheid.
Het Dawesplan van 1924 bracht tijdelijk herstel. De Verenigde Staten leenden geld aan Duitsland. Daarmee kon het land weer betalen en herstelde de economie enigszins. Voor de Amerikanen was dit ook in hun eigen belang: als Duitsland economisch herstelde, kon het zijn herstelbetalingen aan Frankrijk en Groot-Brittannië hervatten, waardoor deze landen hun schulden aan de VS weer konden aflossen. Minister Stresemann zorgde bovendien voor betere relaties met andere landen. In het Verdrag van Locarno erkende Duitsland zijn westelijke grenzen, zoals die in het Verdrag van Versailles waren vastgelegd. Dit Verdrag van Locarno werd gezien als een belangrijke stap om de spanningen tussen Duitsland en zijn buurlanden te verminderen. Door formeel zijn grenzen te accepteren, liet Duitsland zien dat het vrede wilde sluiten met andere landen en zich aan de internationale afspraken wilde houden. Deze periode van samenwerking wordt de Verzoeningspolitiek genoemd, omdat Duitsland probeerde zijn positie als internationale partner te herstellen en het vertrouwen van andere landen terug te winnen.
Bron 3. Al in een vroeg stadium laat Adolf Hitler in zijn plannen doorschemeren dat in een nationaalsocialistisch land er alleen plek is voor het ware volk: de raszuivere Duitser. Maar waar zou de rest dan naartoe moeten?
Maar in 1929 begon een nieuwe crisis. De beurs in New York stortte in. Een gebeurtenis die bekend staat als de BeurskrachDe Beurskrach van 1929 was het plotselinge ineenstorten van de aandelenbeurzen in de Verenigde Staten. Deze gebeurtenis leidde tot een wereldwijde economische crisis.. Amerikaanse banken en investeerders raakten in paniek en trokken hun geld terug uit Europa. Omdat Duitsland sinds het Dawesplan sterk afhankelijk was van Amerikaanse leningen, verdween ineens een belangrijk deel van het kapitaal waar de Duitse economie op draaide. Hierdoor gingen Duitse banken failliet, bedrijven sloten hun deuren en de export viel stil. Ook Duitsland werd dus hard getroffen. Fabrieken sloten, banken gingen failliet en miljoenen mensen verloren hun baan. In 1932 waren er zes miljoen werklozen. Het vertrouwen in de regering verdween. Steeds meer mensen gingen op radicale partijen stemmen, zoals de communistische KPD aan de linkerkant van het politieke spectrum en de nationaalsocialistischeNationaalsocialisme is de ideologie van Hitler en zijn partij (NSDAP), die uitgaat van extreem nationalisme, racisme en het afwijzen van democratie. NSDAP aan de rechterkant
De nationaalsocialisten
De NSDAP van Adolf Hitler profiteerde van de economische problemen in Duitsland. De partij had felle kritiek op de democratie en gebruikte nationalisme, antisemitismeAntisemitisme is de haat tegen of discriminatie van Joden vanwege hun religie, afkomst of vermeende eigenschappen. en anticommunisme om mensen aan te spreken. De nationaalsocialistische ideologieEen ideologie is een samenhangend geheel van ideeën over hoe een samenleving moet worden ingericht. (is fascismeFascisme is een autoritaire, nationalistische ideologie die tegen democratie en individuele vrijheid is en vaak geweld en leidersverheerlijking als middelen gebruikt. + rassenleerRassenleer is het idee dat sommige menselijke rassen beter of waardevoller zijn dan andere, en dat dit biologische verschillen met zich meebrengt die de maatschappij zouden moeten bepalen.) kende 5 belangrijke kenmerken, waardoor het een aantrekkelijke partij was voor veel Duitsers:
- Extreem nationalisme: Duitsland moest weer sterk en machtig worden. De Duitsers beschouwden zichzelf als superieur aan andere volken en wilden verloren gebieden terugwinnen.
- Racisme en antisemitisme: De nazi’s geloofden dat het Arische ras het beste was. Joden, Roma, Slaven en andere groepen werden gezien als minderwaardig en als de oorzaak van de problemen in Duitsland.
- Afwijzing van de democratie (antiparlementarisme): Volgens Hitler werkte een parlementaire democratie niet. Hij vond dat één sterke leider alle beslissingen moest nemen, zonder tegenstand van politieke partijen of een parlement.
- Het leidersbeginsel: Hitler zag zichzelf als de enige die Duitsland kon redden. Hij eiste absolute gehoorzaamheid van het volk en stond boven alle wetten.
- MilitarismeMilitarisme is het verheerlijken van het leger en het gebruik van militair geweld als middel om politieke doelen te bereiken.: geweld en oorlog werden als noodzakelijke middelen gezien om nationale doelen te bereiken en macht te tonen.

Bron 5. Adolf Hitler zette getalenteerde mensen in om hem bij te staan tijdens de verkiezingen, om van de NSDAP de grootste partij van Duitsland te kunnen maken. Zo ook propagandameester Joseph Goebbels.
Hitler presenteerde zich als de redder van Duitsland. Door toespraken, massabijeenkomsten en slimme propaganda – geleid door Joseph Goebbels – groeide de NSDAP snel uit tot een massaorganisatieEen massaorganisatie is een politieke beweging met een grote, goed georganiseerde aanhang, die gebruikmaakt van propaganda en mobilisatie om een brede bevolking te bereiken en te beïnvloeden.. In 1923 had Hitler al geprobeerd om met geweld de macht te grijpen tijdens de mislukte staatsgreep in München, ook wel de Bierkellerputsch genoemd. Hij werd gearresteerd en schreef in de gevangenis zijn boek Mein Kampf, waarin hij zijn ideeën over Duitsland, ras en macht uiteenzette. Na zijn vrijlating besloot hij de macht via legale verkiezingen te veroveren.
In de jaren dertig werd de partij steeds groter. In 1932 werd de NSDAP de grootste partij in het parlement. Toch kreeg Hitler nog niet direct de macht. Pas op 30 januari 1933 benoemde president Hindenburg hem tot rijkskanselier, in de hoop dat hij de steun van het volk kon gebruiken maar tegelijkertijd in toom gehouden zou worden door conservatieve ministers.
Kort daarna, op 27 februari 1933, brandde het parlementsgebouw (de Rijksdag) af. De Nederlandse communist Marinus van der Lubbe werd opgepakt op de plaats van de brand en bekende schuld; hoogst waarschijnlijk na marteling, vermoedelijk onder druk van de paramilitaireEen paramilitaire organisatie is een gewapende groep die militair georganiseerd is, maar geen officieel onderdeel uitmaakt van het reguliere leger. Ze worden vaak ingezet voor ordehandhaving of geweld tegen tegenstanders. SA (Sturmabteilung), die destijds vaak samenwerkte met de politie bij het onderdrukken van politieke tegenstanders.
Hitler gebruikte deze gebeurtenis om de communisten de schuld te geven. Volgens hem waren zij bezig met een revolutie om de macht te grijpen. Propagandaminister Joseph Goebbels speelde hierin een grote rol: hij zorgde ervoor dat de Rijksdagbrand in de media werd gepresenteerd als het startsein van een communistische opstand. Door die angst te verspreiden kon Hitler duizenden communisten laten oppakken. Hij liet de Rijkspresident Von noodtoestandDe noodtoestand is een situatie waarin normale wetten tijdelijk niet gelden, zodat de regering meer macht krijgt om de orde te handhaven of een crisis aan te pakken. uitroepen. Zo versterkte hij zijn macht en zette hij politieke tegenstanders buitenspel. De gebeurtenis werd aangegrepen om de macht van de staat te vergroten. Door de Rijksdagbrand-noodverordening en de Machtigingswet kon Hitler zonder parlement regeren. Politieke tegenstanders werden gearresteerd, andere partijen werden verboden en Duitsland veranderde in rap tempo in een dictatuur waarin Hitler alle macht had.
Nazi-Duitsland: de uitbouw van een totalitaire staat
Direct na de machtsovername in 1933 begonnen de nazi’s met het opbouwen van een totalitaireEen totalitaire staat is een staat waarin de overheid totale controle uitoefent over alle aspecten van het leven van mensen, zoals politiek, economie, media, onderwijs en privéleven. staat. De samenleving werd stap voor stap genazificeerdNazificatie betekent dat de nazi-ideologie werd opgelegd aan alle onderdelen van de samenleving, zoals het onderwijs, de media, organisaties en het dagelijks leven.: iedereen moest zich schikken naar de denkbeelden van het nationaalsocialisme. De nazi’s gebruikten propaganda om hun boodschap te verspreiden en mensen achter het regime te krijgen. Kritische kranten, politieke partijen en vakbonden werden verboden. Tegelijkertijd gebruikten ze terreurTerreur is het bewust inzetten van geweld of dreiging met geweld om mensen angst aan te jagen en onder controle te houden. om tegenstanders uit te schakelen. Politieke tegenstanders, vooral communisten en sociaaldemocraten, behoorden tot de eerste slachtoffers van arrestaties, gevangenschap en mishandeling. Daarna volgden groepen die volgens de nazi’s niet in de Volksgemeinschaft pasten, zoals Joden, Roma en mensen met een beperking.
Het regime kreeg echter ook steun van grote delen van de bevolking. Doordat Hitler erin slaagde om de economie te laten herstellen, groeide bij veel Duitsers het vertrouwen in zijn leiderschap. De werkloosheid daalde snel, mede door grote bouwprojecten, de herbewapening en het invoeren van de arbeidsdienst. Voor veel mensen betekende dit eindelijk weer werk, inkomen en hoop op een betere toekomst. Zo werd het nationaalsocialistische regime stevig verankerd in de Duitse samenleving.
Hitler wilde dat Duitsland onafhankelijk werd van andere landen: autarkie. Hij liet kunstmatige grondstoffen zoals rubber en olie ontwikkelen. De hele economie werd gericht op oorlog. In dit kader voerde Hitler twee vierjarenplannen in. Het eerste vierjarenplan (1933-1936) richtte zich op het terugdringen van de werkloosheid door middel van grote bouwprojecten, zoals de aanleg van snelwegen, en het versterken van de wapenindustrie. Het tweede vierjarenplan (1936-1940), onder leiding van Hermann Göring, had als doel om Duitsland volledig klaar te maken voor oorlog. Er kwam meer nadruk op de productie van wapens, tanks en vliegtuigen, en op het vervangen van buitenlandse grondstoffen door synthetische materialen. Door deze plannen daalde de werkloosheid sterk, maar betekende het ook dat het land steeds meer op oorlog was voorbereid.
‘Heim ins Reich’
Daarnaast sloot Duitsland bondgenootschappen met Italië en Japan. Samen vormden deze drie landen de zogenaamde Asmogendheden. In 1936 sloten Duitsland en Italië een verdrag, de As Rome-Berlijn, en in 1937 trad Japan toe tot dit bondgenootschap. Deze landen ondersteunden elkaar politiek en militair. Voor Hitler betekende dit dat hij niet geïsoleerd stond en kon rekenen op internationale steun voor zijn expansiepolitiek. Voor Italië bood het bondgenootschap een mogelijkheid om zijn ambities in Afrika en de Middellandse Zee kracht bij te zetten, in de hoop op meer wereldwijde erkenning. Voor Japan, dat al langere tijd oorlog voerde in Azië en China, was het bondgenootschap een strategische zet om sterker te staan tegenover de Verenigde Staten en andere westerse machten. Beide landen zagen in Duitsland een sterke partner waarmee ze hun eigen imperialistische doelen konden nastreven.

Bron 7. Het Duitse buitenlands beleid onder Hitler was niet alleen gericht op het annexeren van gebieden waar Duitstaligen woonden. Ook richtte het zich op het koloniseren van gebieden die de Duitsers hadden veroverd. Via kolonisatie zou Europa worden genazificeerd / gegermaniseerd. Duizenden Duitsers werden via propaganda gelokt om hun thuis te verlaten en in de bezette gebieden te gaan wonen, met de belofte op een mooie toekomst.
Hitler voerde een agressieve buitenlandse politiek. Hij wilde alle Duitssprekende gebieden bij Duitsland voegen. Dit noemde hij Heim ins Reich. In 1938 werd Oostenrijk ingelijfd tijdens de zogeheten Anschluss. Deze aansluiting gebeurde zonder geweld en werd gepresenteerd als een hereniging van het Duitse volk. Het succes van deze annexatie zonder militaire tegenstand gaf Hitler vertrouwen en moedigde hem aan om verder te gaan met zijn expansieplannen. Later dat jaar eiste hij ook het Sudetenland in Tsjechoslowakije op, waar veel Duitstaligen woonden.
Tijdens de Conferentie van München in september 1938 kwamen de leiders van Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Duitsland bijeen om een oorlog over het Sudetenland te voorkomen. Opvallend was dat Tsjechoslowakije zelf niet was uitgenodigd voor deze conferentie. De aanwezige landen gingen akkoord met Hitlers eis om het Sudetenland over te nemen, in ruil voor zijn belofte geen verdere gebiedsuitbreiding na te streven. Deze diplomatieke aanpak, waarbij concessies werden gedaan aan een agressieve leider om oorlog te vermijden, staat bekend als appeasementpolitiek.
Groot-Brittannië en Frankrijk kozen voor appeasementAppeasement is een politiek waarbij concessies worden gedaan aan een agressieve staat om oorlog te voorkomen, vaak ten koste van principes of bondgenoten. omdat ze nog diep getraumatiseerd waren door de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. In beide landen was het pacifistische sentiment groot en hoopte men met diplomatie het uitbreken van een nieuw conflict te voorkomen. Daarnaast waren beide landen in 1938 militair nog niet klaar voor een oorlog.
Maar Hitler wilde meer. In maart 1939 bezette hij ook de rest van Tsjechoslowakije, ondanks zijn eerdere beloften. Daarmee werd duidelijk dat appeasement had gefaald: Hitler hield zich niet aan zijn afspraken en bleef territoriale expansie nastreven.
Een pact met de duivel
In augustus 1939 sloot Hitler een verdrag met de Sovjet-Unie: het Molotov-Ribbentroppact. Dit was opvallend, want Hitler had jarenlang fel geageerd tegen het communisme en liet communisten vervolgen en opsluiten. Toch sloot hij dit niet-aanvalsverdrag met Stalin, omdat hij zo een oorlog op twee fronten wilde vermijden. In een geheime clausule spraken beide landen af om Polen samen te verdelen. Op 1 september viel Duitsland Polen binnen. Op 17 september volgde de Sovjet-Unie, die volgens de geheime afspraken in het Molotov-Ribbentroppact het oostelijke deel van Polen bezette. Twee dagen later verklaarden Groot-Brittannië en Frankrijk de oorlog. De Tweede Wereldoorlog was begonnen.
Nog een wereldoorlog?
Na de inval in Polen begon Duitsland in het voorjaar van 1940 aan een snelle verovering van West-Europa. Noorwegen en Denemarken werden in april aangevallen, gevolgd door Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk in mei. Nederland werd op 10 mei 1940 binnengevallen en gaf zich op 14 mei over, na het zware bombardement op Rotterdam. De Nederlandse regering vluchtte naar Londen. In de bezette gebieden werd de rechtsstaat afgebroken: de democratische instellingen werden opgeheven, vrijheid van meningsuiting verdween en de bevolking werd onderdrukt met behulp van censuur, propaganda en gewelddadige controle door politie en SS.
In Nederland werd het dagelijks leven steeds meer beheerst door de Duitse bezetter. Jongemannen werden opgeroepen voor de arbeidsdienst, waarin ze verplicht moesten werken voor de Duitse oorlogsindustrie. Sommigen gaven hier gehoor aan, anderen doken onder of sloten zich aan bij het groeiende verzet. Tegelijkertijd werkten ook mensen samen met de Duitsers; dit noemen we collaboratie. Sommige Nederlanders werden NSB’er (Nationaal-Socialistische Beweging) en hielpen actief mee met de bezetting.
Het verzet in Nederland kende vele vormen: van het verspreiden van illegale kranten en het saboteren van spoorlijnen tot het onderbrengen van onderduikers, waaronder Joden en mannen die de arbeidsinzet wilden ontlopen. Onderduiken bracht grote risico’s met zich mee, zowel voor de onderduikers als voor degenen die hen hielpen. Wie gepakt werd, kon rekenen op deportatie of de doodstraf.
In veel andere veroverde gebieden voltrok zich een vergelijkbaar patroon. Overheden werden uitgeschakeld, nazi-ideologie werd opgelegd en lokale bevolkingen werden ingezet voor de oorlogsinspanningen van Duitsland. De bevolking werd onderworpen aan terreur, controle en indoctrinatie, wat leidde tot angst, lijden, maar ook verzet.
De genocide op Joden
In 1935 werden de Neurenberger Wetten ingevoerd. Joden verloren hun rechten als burgers. In november 1938 vond de Kristallnacht plaats: Joodse winkels en synagogen werden aangevallen, Joodse huizen werden geplunderd en duizenden Joden werden gearresteerd. Deze gebeurtenissen markeerden het begin van een steeds intensievere Jodenvervolging.
Tijdens de oorlog werd dit beleid systematisch uitgebreid. Joden werden geïsoleerd van de rest van de samenleving: ze mochten geen overheidsfuncties meer vervullen, hun kinderen mochten niet naar gewone scholen, ze moesten op aparte plekken wonen en vanaf 1942 verplicht een gele ster dragen. Dit isoleerde hen zichtbaar in het dagelijks leven. Daarna volgde de concentratiefase: Joden werden verzameld in getto'sGetto’s waren afgesloten stadswijken waar Joden gedwongen woonden, vaak onder erbarmelijke omstandigheden, geïsoleerd van de rest van de bevolking., zoals in Warschau of gedeporteerd naar doorgangskampen zoals Westerbork in Nederland.
Op 20 januari 1942 vond in Berlijn de Wannseeconferentie plaats. Daar bespraken hoge nazi-functionarissen de ‘definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk’: de systematische uitroeiing van alle Joden in Europa. Vanaf dat moment begon de eliminatiefase. In vernietigingskampen zoals Auschwitz, Sobibor en Treblinka werden miljoenen mensen vergast en vermoord op de meest gruwelijke manieren.
De manier waarop de Jodenvervolging werd uitgevoerd, verschilde sterk per gebied. In West-Europa, zoals Nederland, Frankrijk en België, werd gewerkt met administratieve maatregelen, registratie, isolatie en deportaties. In Oost-Europa, zoals Polen en de Sovjet-Unie, ging het veel gewelddadiger. Daar werden Joden vaak direct na de Duitse inval opgepakt en in massagraven vermoord door Einsatzgruppen. In totaal werden ongeveer zes miljoen Joden vermoord: een genocideGenocide is het opzettelijk en systematisch uitmoorden van een hele bevolkingsgroep, met de bedoeling deze volledig te vernietigen. die bekendstaat als de Holocaust.
2. Een gespleten Duitsland als frontlijn in de Koude Oorlog (1945–1961)
- Kent in grote lijnen het verloop van de Tweede Wereldoorlog in Europa vanaf 1940 tot de capitulatie van Duitsland.
- Kunt de belangrijkste afspraken noemen die gemaakt zijn tijdens de Conferenties van Jalta en Potsdam.
- Kunt uitleggen waarom de samenstelling van de Duitse bevolking in 1945 sterk veranderde en welke gevolgen dit had.
- Kunt de belangrijkste verschillen beschrijven in de manier waarop de Sovjet-bezettingszone van Duitsland werd behandeld in vergelijking met de andere bezettingszones.
- Kunt het doel van de Trumandoctrine en het Marshallplan uitleggen en de relatie tussen Marshallhulp en Europese eenwording benoemen.
- Kunt uitleggen wat de Blokkade van Berlijn inhield en welke gevolgen dit had voor de relatie tussen de twee machtsblokken.
- Kunt uitleggen dat de BRD en de DDR zich op economisch en politiek gebied steeds verder van elkaar ontwikkelden, en je kunt hiervan oorzaken noemen.
- Kunt met voorbeelden aantonen dat de DDR een totalitaire dictatuur was.
- Kan verklaren waarom in 1961 werd besloten tot de bouw van de Berlijnse Muur.
Invloedssferen tijdens de Koude Oorlog
Omgang met het naziverleden
- Leerdoelen
-
- Kent in grote lijnen het verloop van de Tweede Wereldoorlog in Europa vanaf 1940 tot de capitulatie van Duitsland.
- Kunt de belangrijkste afspraken noemen die gemaakt zijn tijdens de Conferenties van Jalta en Potsdam.
- Kunt uitleggen waarom de samenstelling van de Duitse bevolking in 1945 sterk veranderde en welke gevolgen dit had.
- Kunt de belangrijkste verschillen beschrijven in de manier waarop de Sovjet-bezettingszone van Duitsland werd behandeld in vergelijking met de andere bezettingszones.
- Kunt het doel van de Trumandoctrine en het Marshallplan uitleggen en de relatie tussen Marshallhulp en Europese eenwording benoemen.
- Kunt uitleggen wat de Blokkade van Berlijn inhield en welke gevolgen dit had voor de relatie tussen de twee machtsblokken.
- Kunt uitleggen dat de BRD en de DDR zich op economisch en politiek gebied steeds verder van elkaar ontwikkelden, en je kunt hiervan oorzaken noemen.
- Kunt met voorbeelden aantonen dat de DDR een totalitaire dictatuur was.
- Kan verklaren waarom in 1961 werd besloten tot de bouw van de Berlijnse Muur.
- Extra uitleg
-
Invloedssferen tijdens de Koude Oorlog
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.Omgang met het naziverleden
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
In mei 1940 begon voor West-Europa een moeilijke tijd. Duitsland viel Nederland, België en Frankrijk aan met een snelle aanval, een zogenaamde Blitzkrieg. Binnen zes weken had Duitsland Frankrijk verslagen. Noord-Frankrijk werd bezet door de Duitsers. Zuid-Frankrijk werd een vazalstaat onder leiding van het Vichy-regime. Dit regime werkte samen met de nazi’s. Groot-Brittannië bleef als enige West-Europese grootmacht in verzet. De Duitse luchtmacht, de Luftwaffe, probeerde de Britse luchtmacht te vernietigen. Deze aanval staat bekend als de Slag om Engeland. De aanval mislukte.
Hitler breidde zijn oorlog verder uit. In juni 1941 viel Duitsland de Sovjet-Unie aan. Deze aanval kreeg de naam Operatie Barbarossa. In het begin boekte het Duitse leger grote successen. De troepen rukten snel op naar Moskou, Leningrad en Stalingrad. Maar de afstanden waren groot, het was extreem koud en het Rode Leger bood fel verzet. Daardoor liep de aanval vast. De Slag om Stalingrad, van 1942 tot 1943, werd een keerpunt. Het Duitse leger moest zich terugtrekken. Vanaf dat moment was Duitsland vooral in het defensief.
In juni 1944 begonnen de geallieerden een tweede front in West-Europa. De Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Engeland werkten samen. Ze landden op de kust van Normandië. Deze aanval heet D-Day. De aanval leidde tot de bevrijding van Frankrijk. Daarna trokken de geallieerden richting Duitsland. Tegelijkertijd rukte het Rode Leger vanuit het oosten op. In april 1945 bereikten zij Berlijn. Hitler pleegde zelfmoord. Op 8 mei 1945 gaf Duitsland zich officieel over. Daarmee eindigde de Tweede Wereldoorlog in Europa.
De conferenties van Jalta en Potsdam

Bron 10. Duitse kinderen (Heimatvertriebenen) moeten huis en haard in Polen verlaten doordat ze voor hun leven moeten vrezen. De naderende Sovjettroepen spaarden geen enkele Duitser.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog spraken de leiders van de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Engeland regelmatig met elkaar. Ze bespraken hoe ze de oorlog snel konden beëindigen. Maar ze spraken ook over hoe het na de oorlog verder moest. Deze drie leiders noemden ze de ‘Grote Drie’. Ze hadden een gezamenlijke vijand: Nazi-Duitsland. In februari 1945 kwamen Roosevelt, Churchill en Stalin samen op de Conferentie van Jalta. Ze spraken af dat Duitsland verdeeld zou worden in vier bezettingszones: een Britse, Amerikaanse, Franse en Sovjetzone. Ook maakten ze plannen voor de oprichting van de Verenigde Naties.
Toen Duitsland zich in 1945 overgaf, bleek dat veel afspraken onduidelijk waren. Er was onenigheid over hoe Duitsland bestuurd moest worden. Stalin begon al met het verdrijven van Duitsers uit Oost-Europa. Hij deed dit zonder overleg. Daarmee liep hij vooruit op de vredesbesprekingen in Potsdam. Volgens de Duitse overheid ging het om 7 miljoen Duitsers uit Polen, 3 miljoen uit het Sudetenland in Tsjechoslowakije en 1,8 miljoen uit andere gebieden. Deze mensen werden de ‘Heimatvertriebenen’ genoemd. Hun terugkeer zorgde voor grote problemen. Wat moest er met deze mensen gebeuren? De Grote Drie grepen niet in. Ze dachten dat het probleem vanzelf opgelost zou worden. Veel van deze Duitsers hoopten op opvang in één van de bezettingszones. In de praktijk werden velen van hen ondergebracht in voormalige concentratiekampen.
Op de Conferentie van Potsdam (juli-augustus 1945) was de sfeer minder goed. Roosevelt was overleden. Truman was nu president van de Verenigde Staten. Hij was strenger tegen Stalin. Truman vertelde dat de Verenigde Staten over massavernietigingswapensWapens die in één keer extreem veel schade en slachtoffers veroorzaken, zoals atoombommen en gifgas. beschikten. Stalin wist dit al via spionnen. Toch kwam de manier waarop Truman dit vertelde over als een dreigement. Stalin besloot vanaf dat moment geen enkele Amerikaanse president meer te vertrouwen. Intussen moesten de geallieerden besluiten wat er met Duitsland moest gebeuren. Ze spraken af dat Duitsland ontwapend zou worden. Ook moesten oorlogsmisdadigers worden berecht. Dit proces werd denazificatieIn eerste instantie het straffen van nazi-oorlogsmisdadigers, maar later ook het verwijderen van nazi-invloed uit de samenleving door nazi-symbolen en boeken te verbieden. genoemd. In het begin ging het vooral om het straffen van daders. Later ging het om het uitwissen van het hele naziverleden.
Daarnaast spraken de geallieerden af dat Duitsland en Berlijn verdeeld bleven in vier zones. Er kwamen spanningen over de toekomst van Oost-Europa. In Jalta was afgesproken dat er vrije verkiezingen zouden komen in landen die door de Sovjet-Unie waren bevrijd. Maar Stalin hield zich daar later niet aan. Dit leidde tot meer wantrouwen en droeg bij aan het begin van de Koude Oorlog.
De verandering van de Duitse bevolking na 1945
Na de oorlog veranderde de bevolking van Duitsland sterk. Miljoenen Duitsers vluchtten of werden verdreven uit gebieden in Oost-Europa. Dit waren bijvoorbeeld Oost-Pruisen, Silezië en het Sudetenland. Deze Duitsers noemen we Heimatvertriebenen. Zij moesten plaatsmaken voor Polen en Tsjechen die zelf ook hun huis waren kwijtgeraakt. In totaal werden ongeveer 12 tot 14 miljoen Duitsers verdreven. De opvang van deze mensen was slecht geregeld. Veel van hen kwamen uitgeput, mishandeld of getraumatiseerd aan in Duitsland. Omdat zij werden gezien als ‘verliezers van de oorlog’, kregen ze weinig hulp. Dit veroorzaakte grote problemen in de samenleving.
Er waren ook miljoenen doden te betreuren. Ongeveer 5 miljoen Duitse soldaten kwamen om. Daarnaast stierven miljoenen burgers, onder wie veel slachtoffers van bombardementen op Duitse steden. Duitsland was zwaar getroffen. Veel steden lagen in puin. De economie lag stil. Miljoenen mensen hadden geen woning of voedsel.
Spanningen tussen oost en west
Na de oorlog gingen de geallieerden heel verschillend met Duitsland om. In de westelijke bezettingszones (Brits, Amerikaans en Frans) richtten ze zich op herstel van de economie en opbouw van een democratie. Hiervoor kregen deze gebieden hulp via het Marshallplan. Zo kreeg West-Duitsland steun bij de wederopbouw en ontstond er een democratische samenleving.
TrumandoctrineDe Trumandoctrine was het Amerikaanse beleid uit 1947 om landen te steunen die bedreigd werden door het communisme. Het was bedoeld om de invloed van de Sovjet-Unie tegen te gaan., die in 1947 werd aangekondigd door de Amerikaanse president Truman, vormde de basis voor dit beleid. Deze doctrine had als doel om de verspreiding van het communisme tegen te gaan. De Verenigde Staten gaven economische en militaire steun aan landen die bedreigd werden door het communisme. Dit gold bijvoorbeeld voor Griekenland en Turkije, maar ook voor Duitsland.

Bron 13. Met een luchtbrug van vliegtuigen werd West-Berlijn van voedsel en andere voorraden voorzien.
In 1948 volgde het Marshallplan, het economische onderdeel van deze doctrine. Dit hulpprogramma was bedoeld voor West-Europese landen. Het doel was om de wederopbouw te versnellen en de communistische invloed te beperken. Landen die hulp ontvingen, moesten samenwerken. Dit stimuleerde politieke en economische samenwerking, wat later leidde tot de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG). In Oost-Europa werd het plan als een bedreiging gezien. De Sovjet-Unie weigerde deel te nemen en verbood ook andere Oostbloklanden om hulp te accepteren.
In de Sovjetzone werd een heel ander beleid gevoerd. Daar kwam een streng communistisch bestuur. Stalin eiste herstelbetalingen en liet fabrieken en grondstoffen naar de Sovjet-Unie brengen. Politieke tegenstanders werden onderdrukt. De economie werd ingericht volgens communistische ideeën. Vrijheid was alleen toegestaan als het binnen het communisme paste. Vanaf 1949 groeide Oost-Duitsland (DDR) uit tot een totalitaire staat. Zowel het westen als het oosten vond dat hun ideologie de beste oplossing was voor het falen van het nationaalsocialisme. Ze wilden hun systeem invoeren in Duitsland, om te voorkomen dat het land opnieuw zou kiezen voor een dictatuur.
In 1948 namen de spanningen verder toe. De westerse zones voerden de Duitse mark in. Stalin zag dat als een bedreiging. Hij besloot Berlijn volledig af te sluiten van West-Duitsland. Alle wegen, sporen en kanalen werden geblokkeerd. De bevolking kreeg geen voedsel of andere goederen meer. De westerse geallieerden reageerden met de Berlijnse luchtbrug. Maandenlang vlogen Amerikaanse en Britse vliegtuigen dag en nacht goederen naar de stad.
Eén maar toch gescheiden
In mei 1949 gaf Stalin de blokkade op. Kort daarna voegden de westerse zones zich samen tot de Bondsrepubliek Duitsland (BRD), ook wel West-Duitsland genoemd. In de Sovjetzone werd de Duitse Democratische Republiek (DDR), oftewel Oost-Duitsland, opgericht. Beide landen kwamen lijnrecht tegenover elkaar te staan. Dit was het begin van de Koude Oorlog. De scheiding tussen Oost en West bleef bestaan tot 1990.
De BRD werd in 1949 opgericht, gesteund door het Westen. Het land voerde een kapitalistisch systeem in. Dankzij het Marshallplan kreeg West-Duitsland economische hulp. Dit leidde tot snel herstel en grote economische groei. In deze periode staat West-Duitsland bekend als het Wirtschaftswunder (het economische wonder), doordat het een wonderbaarlijke economische groei doormaakte. De BRD werd een democratische rechtsstaat. Vrije verkiezingen en persvrijheid waren vanzelfsprekend. Een belangrijke rol hierin speelde bondskanselier Konrad Adenauer. Hij wilde nauwe samenwerking met West-Europa en de Verenigde Staten. Adenauer zocht aansluiting bij de NAVO en de Europese Gemeenschap. West-Duitsland wilde zo laten zien dat het geen gevaar meer vormde voor Europa. In plaats van confrontatie koos het land voor samenwerking.
De DDR ontstond in hetzelfde jaar, 1949. Deze staat werd geleid door de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED). De DDR werd een communistische staat. De economie werd centraal gepland. De staat bepaalde welke producten gemaakt werden en hoe. De economie groeide minder snel dan in het Westen. Veel burgers waren ontevreden. Ze hadden weinig vrijheid en kampten met tekorten. Bovendien moest de DDR herstelbetalingen doen aan de Sovjet-Unie. De BRD kreeg juist hulp uit het Westen. Hierdoor werd het economische verschil tussen beide landen steeds groter.
Bron 15. Via propaganda films werden Oost-Duitsers overtuigd van de welvaart in de DDR. West-Duitsland daarentegen werd als agressor neergezet, als jaloers op de DRR heilstaat.
Ook politiek waren de verschillen groot. In de BRD waren vrije verkiezingen. Het land had een parlementaire democratie. In de DDR was sprake van een dictatuur. De SED had alle macht. Er waren verkiezingen, maar burgers konden alleen stemmen op de SED en haar bondgenoten.
De DDR als totalitaire dictatuur
De DDR profileerde zich als ideologische erfgenaam van het communistische verzet tegen de nazi’s. Haar leiders wilden een socialistische staat creëren waarbinnen het fascisme geen kans meer zou krijgen: vandaar dat het na de vorming in oktober 1949 naar voorbeeld van de Sovjet-Unie begon aan de uitbouw van en totalitaire dictatuur. Hierin heeft de overheid totale controle heeft over het leven van de burgers. In de jaren 50 was dit in de DDR onder partijleider Ulbricht goed zichtbaar. De overheid gebruikte onder andere propaganda, censuur en een geheime politie om de bevolking onder controle te houden.
- De Stasi (Staatssicherheitsdienst) speelde een belangrijke rol in de onderdrukking van de bevolking. De Stasi hield miljoenen DDR-burgers in de gaten, vooral nadat deze geheime dienst in 1953 werd uitgebreid na een mislukte arbeidersopstand in de DDR. Het gebruikte informanten om mensen te bespioneren. Mensen die kritiek uitten op de regering konden gearresteerd worden en werden vaak zwaar gestraft.
- De media in de DDR stonden volledig onder controle van de staat. Kranten, radio en televisie mochten alleen propaganda berichten over het communistische systeem uitzenden. Westerse media werden verboden of gecensureerd en het werd DDR-burgers moeilijk gemaakt om informatie uit het Westen te krijgen.
- Reizen naar het Westen was bijna onmogelijk voor gewone burgers. De DDR had strenge reisbeperkingen en de overheid probeerde te voorkomen dat burgers in contact kwamen met westerse invloeden. Toch probeerden veel Oost-Duitsers naar het Westen te vluchten, wat de DDR-regering als een groot probleem zag.
De DDR sloot zich aan bij het Warschaupact, een militair bondgenootschap onder leiding van de Sovjet-Unie, en bij de Comecon, een economisch samenwerkingsverband van Oostbloklanden. Deze integratie versterkte haar positie binnen het Oostblok, maar vergrootte ook de economische afhankelijkheid van Moskou.
De bouw van de Berlijnse Muur
Een groot probleem voor de DDR was het hoge aantal mensen dat het land wilde verlaten. Tussen 1949 en 1961 vluchtten ongeveer drie miljoen Oost-Duitsers naar West-Duitsland. Vooral jonge en goed opgeleide mensen vertrokken. Deze ‘braindrainBraindrain betekent het vertrek van hoogopgeleide en getalenteerde mensen uit een land, waardoor kennis en vaardigheden verloren gaan.‘ was schadelijk voor de economie en de toekomst van de DDR. De staat verloor juist de mensen die nodig waren voor wederopbouw en technologische ontwikkeling. Dit probleem gold niet alleen voor de DDR. Ook andere landen binnen de invloedssfeer van de Sovjet-Unie zagen jonge en getalenteerde mensen vertrekken naar het Westen. Daardoor kwamen ook daar de economie en de stabiliteit onder druk te staan.
Berlijn was hierbij het grootste knelpunt. De stad was verdeeld in een oostelijk en westelijk deel. Maar mensen konden nog vrij tussen beide delen reizen. Daardoor konden Oost-Duitsers via Oost-Berlijn makkelijk vluchten naar het Westen. De DDR-regering besloot dit te stoppen. In de nacht van 12 op 13 augustus 1961 begon de bouw van de Berlijnse Muur. Straten en spoorlijnen werden afgesloten. Er kwamen prikkeldraadversperringen. Later werd dit vervangen door een stevige betonnen muur, met wachttorens, prikkeldraad en zwaarbewapende grenssoldaten.
De Muur verdeelde Berlijn in twee delen. Families en vrienden raakten van elkaar gescheiden. Vluchten werd bijna onmogelijk en gevaarlijk. Toch probeerden veel mensen het. Soms met dramatische gevolgen. Grenswachten hadden het bevel om te schieten op vluchtelingen. Minstens 136 mensen kwamen om toen ze probeerden te ontsnappen naar West-Berlijn. Voor de DDR was de Muur nodig om de bevolking binnen te houden. Zo konden ze hun controle behouden. In het Westen werd de Muur gezien als hét symbool van onderdrukking en van de scheiding tussen democratie en dictatuur.


Bron 17. Op sommige plekken liep de Muur, de grens tussen Oost- en West-Berlijn, over straat. Op andere plaatsen duur gebouwen. Sommigen probeerden over de muur te klimmen of zich uit ramen van gebouwen te werpen die grensden aan de Berlijnse Muur. Al snel werden die dichtgemaakt. Een tweede muur werd opgericht met daartussen niemandsland om klimpogingen te ontmoedigen.
3. Van verzoening tot vereniging: Duitsland en het einde van de Koude Oorlog (1961-1991)
- Kunt verklaren waarom er, ondanks de Ostpolitik, tussen 1970 en 1985 geen stappen werden gezet in de richting van een hereniging van de BRD en de DDR.
- Kunt verklaren waarom Gorbatsjov perestrojka en glasnost noodzakelijk vond en wat de gevolgen daarvan waren voor de communistische landen in Oost- Europa.
- Kunt de relatie beschrijven tussen de hervormingspolitiek van Gorbatsjov en de val van de Berlijnse Muur.
- Kunt beschrijven wat vanaf 1990 de rol is van het herenigde Duitsland in Europa.
De hervormingen van Gorbatsjov
Het einde van de Koude Oorlog
- Leerdoelen
-
- Kunt verklaren waarom er, ondanks de Ostpolitik, tussen 1970 en 1985 geen stappen werden gezet in de richting van een hereniging van de BRD en de DDR.
- Kunt verklaren waarom Gorbatsjov perestrojka en glasnost noodzakelijk vond en wat de gevolgen daarvan waren voor de communistische landen in Oost- Europa.
- Kunt de relatie beschrijven tussen de hervormingspolitiek van Gorbatsjov en de val van de Berlijnse Muur.
- Kunt beschrijven wat vanaf 1990 de rol is van het herenigde Duitsland in Europa.
- Extra uitleg
-
De hervormingen van Gorbatsjov
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.Het einde van de Koude Oorlog
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
Vanaf de jaren 1960 verbeterden de relaties tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. Deze periode van ontspanning wordt detente genoemd. De detente werd vooral veroorzaakt door de angst voor een kernoorlog, het besef dat samenwerking voordeliger kon zijn dan confrontatie, en de noodzaak om de enorme militaire uitgaven te beperken. Beide grootmachten beseften dat ze elkaar niet zomaar konden uitschakelen.
Tegelijkertijd speelde zich in West-Duitsland een belangrijke politieke verschuiving af. In 1969 werd Willy Brandt bondskanselier namens de sociaaldemocratische SPD. Brandt wilde de gespannen verhoudingen met het Oostblok verbeteren. Hij ontwikkelde een nieuwe koers, de Ostpolitik, gericht op toenadering tot de DDR en andere communistische landen in Oost-Europa. Brandt geloofde dat meer contact en samenwerking uiteindelijk tot meer stabiliteit en vrede zouden leiden. Een historisch moment in deze verzoeningspolitiek was zijn knieval in Warschau in 1970 bij het monument voor het getto van Warschau. Deze symbolische daad maakte diepe indruk in binnen- en buitenland.
De Ostpolitik van Brandt
Er waren meerdere redenen waarom een hereniging tussen Oost- en West-Duitsland tussen 1970 en 1985 uitbleef. Beide landen maakten deel uit van vijandige machtsblokken in de Koude Oorlog. De BRD was lid van de NAVO en van de Europese Economische Gemeenschap (EEG), die later zou uitgroeien tot de Europese Unie. De DDR hoorde bij het Oostblok en was lid van het Warschaupact, het militaire bondgenootschap onder leiding van de Sovjet-Unie.
Bron 18. In 1970 knielde de Duitse bondskanselier Willy Brandt in Warschau als teken van nederigheid en spijt voor de Duitse oorlogsmisdaden in Polen. Deze knieval was een belangrijk onderdeel van de zogenaamde Ostpolitik, waarbij West-Duitsland probeerde de relaties met de landen in Oost-Europa te verbeteren. Het was een belangrijk signaal van verandering in de Duitse buitenlandse politiek en een teken van toenadering tot het Oosten. De knieval van Brandt wordt gezien als een belangrijk moment in de naoorlogse geschiedenis en heeft bijgedragen aan de verzoening tussen Duitsland en Polen.
De DDR-leider Erich Honecker stond wel open voor diplomatiek contact via de Ostpolitik, maar hij zag de DDR als een zelfstandige socialistische staat. Hij had geen enkele interesse in hereniging. Integendeel, hij wilde juist de eigen identiteit van de DDR versterken. De grenzen bleven streng bewaakt en de Berlijnse Muur symboliseerde de scheiding tussen Oost en West. De Sovjet-Unie steunde deze opstelling, omdat een herenigd Duitsland de machtsverhoudingen in Europa zou kunnen veranderen.
Tegelijkertijd had Willy Brandt, de West-Duitse bondskanselier, als doel om het dagelijks leven van mensen in zowel West- als Oost-Duitsland te verbeteren. Zijn Ostpolitik maakte het bijvoorbeeld makkelijker om familie over en weer te bezoeken. In 1972 leidde dit beleid tot de ondertekening van het Grundlagenvertrag. Dat was een belangrijk verdrag waarin de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) en de Duitse Democratische Republiek (DDR) elkaar officieel erkenden als gelijkwaardige staten. Tot dan toe had de BRD dat niet willen doen, omdat zij vreesde dat erkenning van de DDR zou betekenen dat hereniging voorgoed onmogelijk werd.
Ondanks het verdrag veranderde er weinig aan de grote politieke situatie. De BRD hoopte nog steeds op een hereniging, maar de DDR-leiders zagen hun staat als blijvend en zelfstandig. De verhoudingen tussen Oost en West verbeterden door meer contact en samenwerking, maar de diepe tegenstellingen tussen het kapitalistische Westen en het communistische Oosten bleven bestaan. Een hereniging leek daardoor voorlopig uitgesloten.
Kans op hereniging
In de tweede helft van de jaren 1980 kwam er echter toenadering. Michail Gorbatsjov werd de nieuwe leider van de Sovjet-Unie. Hij zag dat zijn land op vele vlakken vastliep. De economie functioneerde slecht, de productiviteit was laag en de levensstandaard bleef achter. De bureaucratie was log en inefficiënt en er was veel corruptie. De staat bemoeide zich met alles, maar zonder resultaat. Ook de onvrijheid drukte zwaar op de bevolking. Er was nauwelijks ruimte voor kritiek, vrije pers of politieke oppositie. Bovendien zag Gorbatsjov dat de wapenwedloop met het Westen onhoudbaar werd: de Sovjet-Unie kon de kosten van het steeds verder uitbreiden van het kernwapenarsenaal en het militaire apparaat niet meer opbrengen.
Gorbatsjov besloot daarom tot vergaande hervormingen. Hij voerde glasnost en perestrojka in.
- Glasnost betekende openheid: burgers mochten hun mening geven, er kwam meer ruimte voor debat en kritiek op het beleid. Het doel hiervan was niet om het communisme af te schaffen, maar juist om het te verbeteren. Gorbatsjov geloofde dat hervormingen nodig waren om uiteindelijk alsnog de communistische ‘heilstaat’ te kunnen bereiken waarin vrijheid, welvaart en gelijkheid voor iedereen zouden gelden.
- Perestrojka stond voor economische herstructurering: staatsbedrijven moesten zelfstandiger worden, er kwam ruimte voor marktwerking en buitenlandse investeringen werden aangemoedigd. Gorbatsjov hoopte hiermee de Sovjet-Unie nieuw leven in te blazen en aansluiting te vinden bij de moderne wereld.
Gorbatsjov wist dat deze veranderingen niet mogelijk waren zonder steun van het Westen. Daarom zocht hij samenwerking. In dat kader liet hij ook de Brezjnevdoctrine los. Tot dan toe had de Sovjet-Unie altijd het recht opgeëist om in te grijpen in andere communistische landen als daar het socialisme bedreigd werd. Dat was bijvoorbeeld gebeurd in Hongarije (1956) en Tsjecho-Slowakije (1968). Door deze doctrine los te laten, gaf Gorbatsjov indirect toestemming aan Oost-Europese landen om hun eigen koers te varen. Dit had grote gevolgen. In Polen, Tsjecho-Slowakije, Hongarije en andere Oostbloklanden groeide het protest. Mensen eisten democratie, vrije verkiezingen en het einde van het communistische regime. De Sovjet-Unie greep niet in. In veel landen vielen de communistische regimes als dominostenen.
Ook in de DDR ontstond steeds meer onvrede. Via televisie konden DDR-burgers zien hoe het leven in West-Duitsland eruitzag: rijker, vrijer, opener. Het contrast met hun eigen situatie werd steeds zichtbaarder en pijnlijker. In de zomer van 1989 openden enkele Oost-Europese landen hun grenzen. In Hongarije werd zelfs letterlijk het IJzeren Gordijn doorgeknipt: een symbool van de scheiding tussen Oost en West verdween daarmee. Hierdoor konden veel DDR-burgers via Hongarije en Oostenrijk naar West-Duitsland vluchten. Binnen de DDR zelf groeide het protest. In Leipzig vonden elke maandag massale demonstraties plaats, de zogenaamde Montagsdemonstrationen. Deze begonnen kleinschalig, maar groeiden uit tot grote volksbewegingen. Steeds meer mensen durfden de straat op. De druk op het regime van de DDR nam toe. De autoriteiten probeerden eerst de protesten te onderdrukken, maar het lukte niet om het tij te keren. De bevolking eiste hervormingen, vrije verkiezingen en open grenzen.
Op 9 november 1989 gebeurde iets historisch. Tijdens een persconferentie werd verkeerd gecommuniceerd dat de grens met West-Berlijn per direct open zou gaan. Duizenden mensen verzamelden zich bij de Berlijnse Muur. De grenswachten, overrompeld en zonder duidelijke instructies, besloten niemand tegen te houden. De Berlijnse Muur viel. Het symbool van de Koude Oorlog was verdwenen. De grens tussen Oost- en West-Duitsland was open. De deling van Duitsland viel praktisch weg. Mensen uit het oosten stroomden massaal naar het westen om familie te bezoeken, vrijheid te ervaren of om te blijven. De emotionele beelden van juichende mensen op de Muur gingen de wereld over.
Een herenigd Duitsland
Na de val van de Muur ging het snel. In 1990 werd Duitsland officieel herenigd. De BRD nam de DDR op als vijf nieuwe deelstaten. Berlijn werd opnieuw de hoofdstad. Aanvankelijk was de Sovjet-Unie terughoudend over een mogelijke hereniging. De Sovjetleiding vreesde dat een verenigd Duitsland zich volledig op het Westen zou richten en daardoor de machtsbalans in Europa zou verstoren. Pas na diplomatiek overleg, toezeggingen over militaire neutraliteit, toekomstige samenwerking binnen Europa en de belofte van financiële steun aan de Sovjet-Unie, gaf Gorbatsjov zijn steun aan het proces.
De weg naar een gezamenlijk Duitsland was niet eenvoudig. De economie in Oost-Duitsland was zwak, de infrastructuur verouderd en het vertrouwen in overheidsinstellingen laag door de jarenlange corruptie onder het bestuur van de communistische regeringsleiders. Veel Oost-Duitsers trokken naar het Westen op zoek naar werk en een beter leven. De overheid investeerde miljarden in de wederopbouw. Tegelijk moest Duitsland zijn rol in Europa opnieuw bepalen. De eenwording riep bij sommige Europese landen zorgen op: zou een sterk Duitsland weer dominant worden in Europa? Bondskanselier van dit nieuwe verenigde Duitsland Helmut Kohl speelde hierin een belangrijke rol. Om Franse steun te krijgen voor de hereniging, stemde hij in met verdere Europese integratie. Duitsland accepteerde de invoering van de euro. Deze gemeenschappelijke munt bond de economieën van Europese landen aan elkaar. Omdat landen die economisch met elkaar verweven zijn veel te verliezen hebben bij een conflict, werd het risico op oorlog tussen Europese landen veel kleiner. Economische samenwerking maakte landen afhankelijk van elkaars welvaart en stabiliteit, waardoor ze eerder geneigd waren om geschillen via diplomatie op te lossen dan via geweld. Ook steunde Duitsland de uitbreiding van de Europese Unie met landen uit het voormalige Oostblok, zoals Polen, Tsjechië en Hongarije. Zo ontwikkelde Duitsland zich tot de economische motor van Europa.
Het verenigde Duitsland werd een brug tussen Oost en West, en speelde een steeds grotere rol in internationale politiek en samenwerking. Het land investeerde in diplomatie, internationale vredesmissies en Europese stabiliteit. Tegelijk bleef de binnenlandse integratie van Oost en West een lang proces. Verschillen in mentaliteit, economische kansen en politieke voorkeuren bleven bestaan. In het oosten groeide soms het gevoel van achterstelling. Daarnaast kreeg Duitsland te maken met nieuwe vraagstukken, zoals migratie en integratie van nieuwkomers. Het land werd aantrekkelijk voor arbeidsmigranten en asielzoekers. In het politieke debat kwam meer aandacht voor nationale identiteit, sociale cohesie en de grenzen van de multiculturele samenleving.















