Bij het vak geschiedenis bestudeer je bronnen. Deze worden door mensen gemaakt. Daardoor staan ze vaak vol met interpretaties gebaseerd op meningen, feiten, vooroordelen en andere informatie die de inhoud van een bron beïnvloeden. Daarnaast wordt in wetenschappelijk onderzoek en op school wordt vaak onderscheid gemaakt tussen feiten, meningen en vooroordelen als je met elkaar moet discussiëren. De vraag is dan ook: ‘hoe herken ik een feit, mening en een vooroordeel’?
Feiten
Iets wordt een feit genoemd als bewezen kan worden dat het echt is gebeurd. Om dit te bewijzen moet je de gebeurtenis of omstandigheid kunnen waarnemen – met bijvoorbeeld je ogen, oren, neus, mond of handen – of het moet met een instrument gemeten kunnen worden. Een beperking van waarnemen is dat deze beïnvloed kan worden door diegene die waarneemt. Je ogen kunnen je bedriegen of de waarnemer legt datgene wat hij waarneemt verkeerd uit, omdat hij niet over de kennis beschikt om datgene wat hij waarneemt goed uit te leggen. Dit noemen we een foutieve interpretatie. Vergeleken met waarnemen, is instrumenteel meten minder foutgevoelig. Instrumenten kunnen helpen bij het beter analyseren van een gebeurtenis. Als een gebeurtenis of ontwikkeling te controleren valt dan noemen we het objectief.