Een veranderende wereld
Hoofdvragen
Op welke manier verschilde het renaissance van het middeleeuwse denken?
Op welke manier werd het wereldbeeld van de Europeanen vergroot?
Hoe werden de eerste Europese ontdekkingsreizen georganiseerd en wat waren de gevolgen van deze ontdekkingsreizen?
Hoe ontstond de scheuring van de christelijke kerk in de 16e eeuw?
Wat waren de gevolgen van de kerkelijke scheuring?
Rond 1300 ontstond in Italië opnieuw belangstelling voor het Romeinse en Griekse verleden. In de welvarende Italiaanse stadstaten maakten kunstenaars indrukwekkende schilderijen en marmeren beelden, net zoals de Romeinen dat eeuwen eerder hadden gedaan. Deze kunstwerken werden vaak geïnspireerd door oude verhalen, mythen en architectuur. Na een periode van ongeveer duizend jaar kwam er een einde aan de middeleeuwen en begon de renaissance, een tijd van herontdekking en vernieuwing.
Met het einde van de middeleeuwen veranderde ook de manier waarop mensen dachten. De strenge leer van de middeleeuwse kerk stond minder centraal in het dagelijks leven. Steeds meer mensen wilden zelf, met behulp van gedrukte en vertaalde Bijbels, de teksten over het christelijke geloof bestuderen en interpreteren. Hierdoor ontstond ruimte voor nieuwe ideeën over wetenschap, kunst en de rol van de mens in de wereld. Rond 1500 had deze vernieuwende manier van denken bijna heel Europa bereikt en beïnvloedde zij het leven in veel landen.
Niet alleen historici vinden dat rond 1500 een nieuwe periode begon: de moderne tijd. Ook geleerden en kunstenaars uit de renaissance voelden zelf dat zij in een bijzondere, nieuwe tijd leefden. Zij waren ervan overtuigd dat na de lange periode van duisternis – de middeleeuwen – eindelijk weer licht en kennis terugkeerden. Deze overgang werd samengevat in twee Latijnse spreuken die de mentaliteit goed weergaven. In de middeleeuwen gold Memento mori (denk eraan dat je zult sterven), terwijl in de renaissance eerder Carpe diem (pluk de dag) paste, wat aanspoorde om het leven actief en bewust te beleven.
- 18. Het begin van de Europese overzeese expansie.
- 19. Het veranderde mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
- 20. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid.
- 21. De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
- 22. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
Bron 1. Deze tekening staat bekend als de 'Vitruviusman'. Leonardo da Vinci gebruikte deze afbeelding als illustratie in een boek over wis- en meetkunde in 1490. De afbeelding laat de verhoudingen van het menselijk lichaam zien. Als je goed naar de afbeelding kijkt, zie je dat de navel het altijd in het midden staat ongeacht welke kant je Vitruvius op zou bewegen.
Bron 2. Ondanks dat de mens centraal ging staan tijdens de renaissance, betekende dit niet dat het geloof onbelangrijk werd. Dit schilderij van Leonardo da Vinci laat het belang van het geloof zien in het leven van de renaissance mens. De engel Gabriel bezoekt Maria om aan te kondigen dat zij zwanger is. Taferelen uit het geloof werden nog steeds afgebeeld.
1. De mens in de wereld centraal
- Kent het begrip renaissance.
- kan uitleggen op welke manier het renaissance denken verschilde van het middeleeuwse denken.
- kan uitleggen op welke manieren teruggegrepen werd op de cultuur uit de klassieke oudheid (bron 3 t/m 5) en dit kunnen aangeven in een bron.
- Kan uitleggen dat in Italië de renaissance ontstond en deze kon verspreiden onder andere door de boekdrukkunst (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kent het begrip renaissance.
- kan uitleggen op welke manier het renaissance denken verschilde van het middeleeuwse denken.
- kan uitleggen op welke manieren teruggegrepen werd op de cultuur uit de klassieke oudheid (bron 3 t/m 5) en dit kunnen aangeven in een bron.
- Kan uitleggen dat in Italië de renaissance ontstond en deze kon verspreiden onder andere door de boekdrukkunst (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
In de middeleeuwen dachten mensen heel anders dan de meeste mensen tegenwoordig. In middeleeuws Europa zag men het leven op aarde vooral als een tussenfase. Het belangrijkste doel was je voorbereiden op het leven na de dood. Alles wat je deed, stond in het teken van een plek in de hemel krijgen.
In de renaissanceHeropleving of wedergeboorte. Vaak wordt met de renaissance bedoeld de periode rond 1500 op haar hoogtepunt, waarbij de cultuur en wetenschap van de Grieken en Romeinen opnieuw belangstelling kregen. – ongeveer van 1300 tot 1600 – vond een mentaliteitsveranderingEen andere manier van denken, vaak veroorzaakt door nieuwe kennis. plaats. Oude Griekse en Romeinse teksten uit de oudheid werden herontdekt in bibliotheken, universiteiten of mee teruggebracht door de kruistochten vanuit het Midden-Oosten. In deze teksten stond de mens centraal. Voor mensen in de middeleeuwen was dit een grote verandering, want tot dan toe stonden God en het christelijke geloof voorop.
Van humanisme naar ‘uomo universale’
De oude teksten werden zorgvuldig bestudeerd. Het gevolg was dat mensen meer op zichzelf gingen vertrouwen en de mens centraal stelden, net als in de oudheid. Daar vond men de dood iets angstaanjagends, dus moest men genieten van het leven. Die gedachte werd ook in de renaissance overgenomen. Men geloofde dat ieder mens talenten had, die ontwikkeld konden worden om zowel jezelf als de wereld te verbeteren. Wel moest je kritisch kijken naar informatie die je las. Deze manier van denken noemen we het humanismeEen stroming die zich bezighield met de studie van teksten uit de klassieke oudheid. Humanisten probeerden op een rationele manier de samenleving te begrijpen en te verbeteren. .
Door deze humanistische manier van denken kwam er meer interesse in het aardse leven en de werking van natuur en samenleving. Men vroeg zich af: ‘waar komen die talenten vandaan?’ Wie zich volledig had ontwikkeld, werd een uomo universaleUniverseel mens. genoemd. Een goed voorbeeld is Leonardo da Vinci. Hij onderzocht het menselijk lichaam, deed aan natuur- en scheikunde, was kunstenaar, ontwierp gebouwen en apparaten en stond bekend als muzikant.
Renaissance: gebieden van ontwikkeling
Een belangrijk kenmerk van de renaissance was het zoeken van inspiratie in het verleden. Vooral de cultuur van de Grieken en Romeinen werd opnieuw ontdekt. Humanistische geleerden gebruikten de ideeën van klassieke wetenschappers en schrijvers om de wereld te verbeteren. Op het gebied van bouw- en schilderkunst, literatuur en politiek zien we duidelijk de invloed van de oudheid terug (zie ook bronnen 3 t/m 5).
Bron 3. De twee afbeeldingen laten de overgang zien van middeleeuwse kunst naar renaissance kunst.
Ten eerste verschilde de renaissancecultuur sterk van die in de middeleeuwen. Middeleeuwse kunstenaars hielden zich vooral bezig met godsdienstige onderwerpen, waarbij de symbolische betekenis belangrijker was dan een realistische weergave. Hoe personen precies werden afgebeeld, was minder van belang. In de renaissance veranderde dat: kunstenaars wilden personen, dieren en voorwerpen zo waarheidsgetrouw mogelijk afbeelden. Ze besteedden veel aandacht aan perspectief, licht, schaduw en natuurgetrouwe kleuren. Alles moest levensecht zijn en emotie uitstralen. Dit gold voor schilders, maar ook voor beeldhouwers en architecten. Beeldhouwers maakten anatomisch correcte beelden, naar Grieks voorbeeld. Architecten lieten zich inspireren door de bouwkunst uit de klassieke oudheid. Kijk maar eens in je eigen omgeving: misschien vind je wel een gebouw of beeld dat heel Grieks oogt, maar toch in latere tijden is gemaakt.
Een tweede belangrijke ontwikkeling vond plaats in de literatuur. Een bekend voorbeeld hiervan is De goddelijke komedie van de Italiaanse schrijver Dante. In de middeleeuwen werd voornamelijk in het Latijn geschreven, maar Dante koos ervoor zijn werk in het Italiaans te schrijven – een volkstaal. Dat was bijzonder, want in die tijd konden vooral geestelijken Latijn lezen en schrijven. Door in de volkstaal te publiceren, maakte Dante literatuur – zowel christelijk als niet-christelijk – toegankelijk voor een veel breder publiek. Hij doorbrak hiermee het alleenrecht van de Kerk op lezen en schrijven. Dit zorgde ervoor dat steeds meer mensen in hun eigen taal lazen en daardoor ook een eigen visie op het geloof konden ontwikkelen, iets waar de Kerk niet altijd blij mee was.
Een derde ontwikkeling speelde zich af in de politiek. In de middeleeuwen werd politiek gezien als onderdeel van een goddelijk plan: de vorst was door God aangewezen om te regeren over de mensen. In de geschriften van de oudheid stond niets over zo’n goddelijke aanstelling. Wel stond er dat machthebbers moesten handelen in het belang van de gemeenschap. Renaissancedenkers onderzochten hun eigen machthebbers en hun manier van besturen. De Italiaan Niccolò Machiavelli (1469-1527) bekeek verschillende bestuursvormen en beschreef zijn bevindingen in Il PrincipeBetekent: de vorst of prins. . Zijn conclusie was dat een vorst soms als een dictator moest regeren om effectief te zijn. Niet iedere burger kon namelijk beslissen wat het beste was voor de samenleving. Volgens Machiavelli moest het welzijn van de staat boven dat van het individu staan, en waren offers soms noodzakelijk voor een hoger doel. Zijn ideeën maken dat zijn boek nog steeds door veel politici wordt gelezen.
Dankzij hun leergierigheid en kritische instelling keken mensen in de renaissance verder dan de kennis uit de klassieke oudheid. Ze namen niet alleen ideeën over, maar verbeterden deze zelfs. Experimenteren werd belangrijk om nieuwe kennis te verkrijgen. Iets wat in de middeleeuwen nauwelijks gebeurde.
Verdiepingsstof: Ontstaan en verspreiding
Waarom vond die verandering in denken juist in Italië plaats? Daarvoor zijn meerdere oorzaken aan te wijzen. Italië bestond in deze periode uit diverse machtige stadstaten, zoals Florence en Pisa. Een deel van de bevolking in deze stadstaten had grote rijkdom verworven door handel en nijverheid. Zo ontstond er een welgestelde elite die haar status wilde tonen. Deze rijke burgers gaven opdracht aan kunstenaars om kunstwerken, gebouwen en beelden te maken die zowel hun eigen macht als het aanzien van de stad versterkten. Sommige opdrachten dienden ook het algemeen belang, zoals het bouwen van bibliotheken die voor iedereen toegankelijk waren. Tussen burgers ontstond een wedijver om elkaar te overtreffen, wat leidde tot een klimaat van culturele bloei en vernieuwing.
Daarnaast greep men in Italië terug op de schoonheid en idealen van de oudheid. Overal waren nog zichtbare resten van het Romeinse verleden te vinden, die herinnerden aan de vroegere macht van het Romeinse Rijk. Bovendien werden in Italiaanse kloosters talloze geschriften van Griekse en Romeinse denkers teruggevonden. Ook teksten die tijdens de kruistochten vanuit het Midden-Oosten waren meegenomen, droegen bij aan deze herontdekking van klassieke kennis.
Dat de ideeën van de renaissance zich snel over Europa verspreidden, was in hoge mate te danken aan de boekdrukkunstIs een mechanisch proces om geschriften te vermenigvuldigen door middel van een drukpers. . Kunstenaars en geleerden konden hun ideeën vastleggen en deze goedkoop laten reproduceren. De gedrukte werken werden door heel Europa verspreid, waardoor kennis zonder inhoudelijke veranderingen werd overgedragen van een geleerde in Italië naar collega’s en geïnteresseerden elders in Europa. Wetenschappers konden hierdoor elkaars onderzoek controleren, bekritiseren en verbeteren, wat het tempo van intellectuele vooruitgang aanzienlijk versnelde.
2. Overzeese expansie
- Kan de Europese drang naar specerijen vanuit economisch en sociaal perspectief verklaren.
- Kan aangeven hoe de pest; het wegvallen van de veiligheid geboden door het Mongoolse Rijk en het ontstaan van het Ottomaanse Rijk de aanleiding vormde voor de Europeanen om op zoek te gaan naar een alternatieve route richting Azië.
- Kan aangeven dat de Europese ontdekkingsreizen mogelijk waren door nieuwe technische middelen.
- Leerdoelen
-
- Kan de Europese drang naar specerijen vanuit economisch en sociaal perspectief verklaren.
- Kan aangeven hoe de pest; het wegvallen van de veiligheid geboden door het Mongoolse Rijk en het ontstaan van het Ottomaanse Rijk de aanleiding vormde voor de Europeanen om op zoek te gaan naar een alternatieve route richting Azië.
- Kan aangeven dat de Europese ontdekkingsreizen mogelijk waren door nieuwe technische middelen.
- Extra uitleg
-
In augustus 1492 vertrok Christoffel Columbus met drie schepen vanuit Spanje op ontdekkingsreis. Zijn doel was Azië bereiken. Hij dacht dat dit ook kon door westwaarts te varen, in plaats van de lange route langs Afrika te nemen. Als dit zou lukken, had hij iets gedaan wat nog nooit iemand eerder had bereikt. Na zeventig dagen varen zag hij land. Columbus en zijn bemanning gingen aan land, plantten de Spaanse vlag en ontmoetten een nieuwsgierige bevolking. Columbus wist niet zeker of hij in India of China was aangekomen. Later zouden andere ontdekkingsreizigers volgen, zoals Amerigo Vespucci. Deze ontdekkingsreiziger overtuigde Europa ervan dat Columbus een nieuw continent had ontdekt. Noord- en Zuid-Amerika zijn naar hem vernoemd.
Peperduur
Waarom wilden Europeanen naar Azië, Afrika en Amerika? In de middeleeuwen hadden Europese handelaren contact met kooplieden uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Deze handelden in suiker, edelstenen, zijde en specerijen zoals kaneel, gember, peper, nootmuskaat en kruidnagel. Specerijen werden gebruikt om eten lekkerder te maken, langer te bewaren en om rijkdom te tonen. Hoe meer specerijen in een gerecht, hoe rijker iemand leek. Een handvol peperkorrels kostte evenveel als een heel varken. Vandaar de uitdrukking ‘peperduur’.
Specerijen en andere exotische goederen kwamen uit Oost-Azië via de zijderoute. Deze handelsroute was vernoemd naar de kostbare stof zijde, die per gram meer waard was dan goud. Handelaren legden de route in etappes af en verkochten hun goederen telkens door. Zo werd alles steeds duurder. Omdat Europeanen niet zelf in Azië handelden, profiteerden vooral handelaren uit het Midden-Oosten.
De zijderoute was bijzonder veilig. De KhanTitel van een Mongoolse of Turkse heerser. van het Mongoolse Rijk liet de route bewaken door soldaten. Rovers werden streng gestraft. Slechts enkele Europeanen durfden de reis aan, zoals Marco Polo in 1272. Hij verbleef jaren aan het hof van Koeblai Khan en gaf veel informatie over Europa. Uit zijn verslagen weten historici dat het Mongoolse Rijk belangrijk was voor de veiligheid van de zijderoute. Na 1294 viel het Mongoolse Rijk uiteen. Daardoor werd de route minder veilig voor reizigers en handelaren.
Pest en Ottomanen
Naast het wegvallen van die veiligheid kreeg zowel Europa als Azië te maken met pestepidemieën, ook wel de Zwarte Dood genoemd. Deze ziekte trof arm en rijk, jong en oud. Door het gevaar van ziekte en roof durfden weinig handelaren nog naar Azië te reizen, over land of over zee. Uiteindelijk nam het Ottomaanse RijkHet Ottomaanse Rijk of Osmaanse Rijk was een Turks wereldrijk dat vernoemd was naar de stamvader Osman. Het bestond tussen de 15e en 20e eeuw en werd bestuurd vanuit de stad Istanboel. de handel in exotische producten over.
Dit nieuwe machtige rijk beheerste met zijn vloot de Middellandse Zee. Ook breidde de Ottomaanse sultanBenaming voor een hoge rang in een moslimstaat. Vaak wordt de leider van die staat met sultan aangesproken. zijn rijk uit in Noord-Afrika en de Balkan. Ze stonden zelfs op het punt de Oostenrijkse stad Wenen te veroveren. Na deze grote veroveringen brak een periode van vrede, veiligheid en voorspoed aan: de Pax Ottomana. Dit was gunstig voor de handel, want er kon weer veilig gehandeld worden, ook over zee. Italiaanse steden als Venetië profiteerden hiervan.
Maar het Ottomaanse Rijk vormde ook een belemmering voor de Europeanen. De Ottomanen vroegen steeds hogere handelsbelastingen. Daarom wilden de Europeanen een alternatieve route naar ‘Indië’ vinden, zoals Azië in de 15e en 16e eeuw werd genoemd. Zo’n route moest veilig zijn, zonder dat de Ottomanen hen tegenhielden, en goedkoper dan de landroutes door het Ottomaanse Rijk. Een eigen route betekende dat alle winsten uit specerijen, zijde, keramiek en andere exotische producten naar Europese handelaren zouden gaan die de gevaarlijke reis aandurfden. Zo hoefden zij geen deel meer af te staan aan de Ottomanen in de vorm van belastingen. Vooral de Portugezen en Spanjaarden verlangden naar een eigen veilige en winstgevende handelsroute.
Het zoeken naar een eigen zeeroute was gevaarlijk. Het moest technisch mogelijk zijn om lange stukken over zee te varen, ver van land, en toch veilig terug te keren. Ook moesten schepen op zee kunnen strijden. De nieuwe schepen verschilden van de middeleeuwse schepen: ze waren wendbaarder, sneller en hadden meer opslagruimte voor voedsel en goederen. Nog belangrijker: ze konden beter worden bewapend. In de Italiaanse stad Genua werd de kraak ontworpen, een schip met kanonnen op de voor- en achterkant. Bovendien werden ontwerpen van Chinese en Arabische navigatie-instrumentenVoorwerpen waarmee iemand zijn positie op de wereld kan bepalen. overgenomen. Hierdoor werd het navigeren over open zee mogelijk.
3. Een veranderend wereldbeeld
- Kan aangeven dat het mens- en wereldbeeld in de 16e eeuw veranderde door de ontdekkingsreizen.
- Kent 2 redenen waarom de eerste ontdekkingsreizigers de kust nauwlettend in de gaten hielden.
- Kan aangeven hoe Portugal de Europese specerijenhandel overnam van de Ottomanen door een eigen route naar Azië te zoeken en een handelsnetwerk van factorijen op te bouwen.
- Kan aangeven dat Spanje de concurrentie aanging met Portugal door een eigen westwaartse handelsroute te zoeken waardoor Amerika werd ‘ontdekt’,
- Kent 3 redenen waarom vorsten de ontdekkingsreizen steunden en financierden.
- Kan met het voorbeeld van de Azteken en de Inca’s uitleggen dat de inheemse volken uit Amerika snel door de conquistadores werden verslagen door de Spaanse/Europese technologische voorsprong.
- Kan aangeven dat Spanje Zuid-Amerika koloniseerde door onderkoninkrijken te stichten, waarin encomenderos de encomienda’s bestuurden vanuit hun haciënda’s.
- Kan aangeven dat in de Spaanse economie van Zuid-Amerika gebruik werd gemaakt van slavenarbeid; in eerste instantie van indianen en later van Afrikanen die via de Atlantische driehoekshandel werden verkregen.
- Kan beredeneren dat Spanjaarden, Duitsers en Italianen belang hadden bij een westwaartse route naar het Indische Archipel (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kan aangeven dat het mens- en wereldbeeld in de 16e eeuw veranderde door de ontdekkingsreizen.
- Kent 2 redenen waarom de eerste ontdekkingsreizigers de kust nauwlettend in de gaten hielden.
- Kan aangeven hoe Portugal de Europese specerijenhandel overnam van de Ottomanen door een eigen route naar Azië te zoeken en een handelsnetwerk van factorijen op te bouwen.
- Kan aangeven dat Spanje de concurrentie aanging met Portugal door een eigen westwaartse handelsroute te zoeken waardoor Amerika werd ‘ontdekt’,
- Kent 3 redenen waarom vorsten de ontdekkingsreizen steunden en financierden.
- Kan met het voorbeeld van de Azteken en de Inca’s uitleggen dat de inheemse volken uit Amerika snel door de conquistadores werden verslagen door de Spaanse/Europese technologische voorsprong.
- Kan aangeven dat Spanje Zuid-Amerika koloniseerde door onderkoninkrijken te stichten, waarin encomenderos de encomienda’s bestuurden vanuit hun haciënda’s.
- Kan aangeven dat in de Spaanse economie van Zuid-Amerika gebruik werd gemaakt van slavenarbeid; in eerste instantie van indianen en later van Afrikanen die via de Atlantische driehoekshandel werden verkregen.
- Kan beredeneren dat Spanjaarden, Duitsers en Italianen belang hadden bij een westwaartse route naar het Indische Archipel (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
Tijdens de verre reizen naar Afrika, Amerika en Azië werden veel bijzonderheden ontdekt. Deze hadden economische gevolgen: de Portugezen en Spanjaarden begonnen met de handel in specerijen. Later namen de Nederlanders en Engelsen dit over. Ook leerden de Europeanen nieuwe producten, planten en grondstoffen kennen. Zo werd de aardappel uit Zuid-Amerika naar andere werelddelen gebracht. Deze handel legde de basis voor een wereldeconomie. Daarnaast veranderde door de ontdekkingsreizen het wereldbeeldHet algemene idee, dat de mensen hebben over de wereld, waarin we leven. Het betreft het geheel aan op- en misvattingen over het eigen bestaan van de mens en van de wereld, al dan niet vormgegeven door religieuze of magische overtuigingen. van de Europeanen. Continenten bleken er anders uit te zien dan gedacht en er bleken onbekende gebieden te bestaan. Columbus had dit in 1492 aangetoond toen hij per ongeluk Amerika ontdekte tijdens zijn zoektocht naar een route naar Azië die niet om Afrika heen ging.
Handelaar, militair en dominee
Portugal was het eerste Europese land dat zich richtte op overzeese handel in exotische producten. Vanuit Portugal vertrokken de eerste ontdekkingsreizigers. Zij ontdekten onder andere de Canarische en Kaapverdische eilanden. Toch bleven de eerste ontdekkingsreizigers dicht bij de kust. Dit had twee redenen:
- Op open zee kon je makkelijk verdwalen. De zee en het weer bleven gevaarlijk en onvoorspelbaar, zelfs met navigatie-instrumenten.
- Er kon maar een beperkte hoeveelheid voedsel en drinken worden meegenomen. Als dit opraakte, zou de bemanning sterven. Langs de kust kon men voorraden aanvullen.
In 1488 voer Bartholomeus Diaz naar Kaap de Goede Hoop in het huidige Zuid-Afrika. Dankzij deze kennis bereikte Vasco da Gama in 1498 India, het hart van de specerijenhandel in Azië. In de Indiase stad Calicut trof hij Arabische handelaren die geen Portugese concurrentie wilden en hen tegenwerkten. Met maar een klein deel van de gewenste specerijen vertrok Da Gama terug. Tijdens de terugreis stierven dertig bemanningsleden aan scheurbuik, een ziekte door een tekort aan vitamine C. Ook bereikten maar twee van de vier schepen Portugal. Toch was de reis winstgevend: de handvol specerijen leverde veel op en Portugal beschikte nu over een route naar de bron van de specerijen: de Carriera da IndiaDoor Portugezen ontdekte zeeroute naar India.. Deze route en de kennis erover waren veel waard. De Portugese koningen hielden dit geheim en executeerden mogelijke spionnen.
In Afrika en Azië werden plekken veroverd binnen bestaande handelsnetwerken. Daar konden de Portugezen handelen met de plaatselijke bevolking. Een heel gebied veroveren was niet nodig. Handelsovereenkomsten werden vreedzaam of gewelddadig afgedwongen. Om de handel te beschermen stichtten zij bewaakte handelsposten: een factorijhandelspost; kantoor, opslagplaats, fort van een handelsonderneming overzee.. Zo ook het fort El Mina in het huidige Ghana, waar voedsel werd ingeslagen, goud werd geruild en in slaven werd gehandeld. Vanuit deze posten trokken geestelijken het binnenland in om het christendom te verspreiden.
Door deze handelsposten ontstond een Portugees handelsrijk dat concurreerde met Turkse, Arabische en Venetiaanse handelaren. Veel handelaren investeerden in expedities en aanverwante bedrijvigheid zoals scheepsbouw. Zij probeerden zoveel mogelijk winst te maken. Zo ontstond het handelskapitalismeIs een economisch systeem waarbij de ondernemers streven naar zoveel mogelijk winst door het verhandelen van goederen of diensten..
Een nieuwe wereld
De kustgebieden van de nieuw ontdekte en oude werelddelen werden steeds beter in kaart gebracht. In Azië en Afrika bleven de ontdekkingen beperkt tot de kust. Het binnenland werd nauwelijks in kaart gebracht. Dit gold niet voor Amerika.
De Spanjaarden wilden net als Portugal ontdekkingen doen en winst maken. In 1492, na de ReconquistaBetekent herovering, is de herovering van het Iberisch schiereiland op de moslims door de christenen., gaven koning Ferdinand en koningin Isabella steun aan Columbus om een nieuwe zeeroute naar India te vinden. Deze route moest sneller zijn dan de Portugese en conflicten met Portugal vermijden, door westwaarts te varen buiten Portugese handelsroutes. Columbus dacht in Indië te zijn aangekomen en noemde het eiland San Salvador (Spaans voor ‘Heilige Verlosser’). Omdat hij de plek voor Indië hield, noemde hij de bewoners ‘indios’: vandaar de term ‘indianen’. Zonder steun van de Spaanse staat was zijn tocht onmogelijk geweest, omdat de reis zeer kostbaar was.
Vorsten steunden ontdekkingsreizen om drie redenen:
- Het vinden van een eigen veilige en winstgevende zeeroute om direct specerijen en exotische producten te kunnen verhandelen, zonder tussenhandel en hoge belastingen aan andere rijken te betalen.
- Het vergroten van het eigen grondgebied (expansie), waardoor de vorst meer macht, rijkdom en aanzien kreeg binnen Europa.
- Het verspreiden van het christendom onder nieuwe bevolkingen. Meer gelovigen betekende voor vorst en Kerk niet alleen zielen redden volgens hun geloof, maar ook meer politieke invloed en inkomsten als iedereen in hetzelfde geloofde.
Toen duidelijk werd dat Columbus niet in Azië was aangekomen maar een onbekend werelddeel had ontdekt, grepen de Spanjaarden hun kans om het nieuwe gebied te verkennen en te veroveren. Kort daarna werd het nieuwe continent vernoemd naar de zeeman en kaartbeschrijver Amerigo Vespucci; in 1507 plaatste de Duitse kaartmaker Martin Waldseemüller Amerigo Vespucci’s voornaam op een wereldkaart bij dit werelddeel.
ConquistadoresSpaanse veroveraars van Zuid- en Midden-Amerika uit de zestiende eeuw. trokken eropuit, gelokt door verhalen over goud en zilver. Hun komst leidde vaak tot conflicten met de inheemse bevolking, door Columbus ‘indianen’ genoemd. De Spanjaarden hadden een militair voordeel met vuurwapens, paarden, kanonnen en metalen harnassen, terwijl de inheemse bevolking vocht met wapens van steen, hout en obsidiaan. Sommige inheemse volken sloten zich bij de Spanjaarden aan om rivalen te verslaan.
Azteken en Inca’s
Aan het begin van de zestiende eeuw woonden in Amerika veel verschillende bevolkingsgroepen met hun eigen talen, gebruiken en culturen. Eén daarvan waren de AztekenMachtig indianenvolk met een hoogstaande beschaving, dat leefde in het huidige Mexico.. In de vijftiende eeuw hadden zij door veroveringen veel andere volkeren onderworpen en belasting laten betalen. Hun hoofdstad Tenochtitlan was een grote stad met tempels, markten en kanalen. In 1519 kwamen de Azteken in contact met de Spaanse conquistador Hernán Cortés, die vanaf Cuba met 500 soldaten naar het vasteland kwam. De Azteken vereerden hun leider Montezuma als een god, maar geloofden ook in andere goden. Ze waren onder de indruk van de wapens, paarden en kleding van de Spanjaarden en ontvingen hen met veel respect. In 1521 veranderde dit. Met hulp van volken die door de Azteken waren onderdrukt en met sterkere wapens, veroverden de Spanjaarden het rijk. De Azteekse beschaving werd vernietigd en Cortés werd de nieuwe bestuurder van Mexico.
Een ander groot rijk was dat van de Inca’sIndianenvolk in Zuid-Amerika dat een groot en machtig rijk had opgebouwd.. Dit lag langs de westkust van Zuid-Amerika, in het Andesgebergte, en strekte zich uit van Ecuador tot diep in Chili. De Inca’s hielden hun rijk bijeen door samen te werken met sommige volken en andere te onderwerpen. Ze hadden een netwerk van verharde wegen waarover koeriers berichten vanuit de hoofdstad Cuzco naar alle delen van het rijk brachten. Deze wegen werden ook door hun legers gebruikt. De Inca’s geloofden in meerdere goden, zoals de zon en de maan. Hun leider werd gezien als de belichaming van de zonnegod Inti.
In 1524 en 1526 ontmoette de Inca-leider de Spaanse conquistador Francesco Pizarro. Pizarro zag dat de Inca’s rijk waren aan goud, zilver en edelstenen. Bij een derde ontmoeting in 1532 in Cuzco ging het mis. Na een ruzie gaf Pizarro het bevel de Inca’s aan te vallen. Zonder leiding vanuit Cuzco wisten de Inca-legers niet meer goed samen te werken of gecoördineerd te vechten. Hierdoor verzwakte hun verdediging snel. Daardoor konden Pizarro en zijn mannen zonder veel tegenstand verder trekken en het rijk in korte tijd volledig veroveren.
Kolonisatie en verandering
De veroveringen leidden tot ruzie tussen Spanje en Portugal over wie welk gebied mocht hebben. De paus koos de kant van Spanje, maar Portugal protesteerde. In 1494 sloten ze het Verdrag van Tordesillas, waarbij de wereld werd verdeeld. Nadat de Spanjaarden en Portugezen grote delen van de Nieuwe Wereld hadden ontdekt en veroverd, stichtten zij er koloniënEen nederzetting op/of een overzees grondgebied.. De meest succesvolle conquistadores kregen een stuk gebied te leen van de koning, een encomiendaLeen (gebied) van de Spaanse koning in Spaans Amerika, waarin de wonende indianen gebruikt mochten worden voor (dwang)arbeid.. Deze leenman, of encomendero (nieuwe adel), was verantwoordelijk voor het innen van belasting en mocht de indianen in zijn gebied laten werken in mijnen of op haciëndasUitgesterkt landgoed dat Spaanse leenmannen in bezit kregen van de Spaanse koning.. In ruil daarvoor beloofde de encomendero de indianen te beschermen en hen het katholieke geloof te leren. Omdat direct bestuur vanuit Spanje onmogelijk was, richtte de Spaanse staat in 1550 twee onderkoninkrijken op. Deze werden bestuurd door de nieuwe adel, die wel onder bevel van de koning stond, maar door de grote afstand naar Spanje in de praktijk bijna onbeperkte macht had.
Hoewel er regels waren om uitbuiting van indianen te voorkomen, greep de Spaanse staat in de koloniën nauwelijks in. Dit kwam omdat het zelf meedeelde in de winst. Door de slechte behandeling probeerden veel indianen te vluchten. Soms lukte dat, maar vaak werden ze teruggevonden en zwaar gestraft. Veel indianen stierven door deze wrede omstandigheden. Daarbovenop kwamen ziekten zoals pokken, pest, mazelen, tyfus en griep. In tegenstelling tot Europeanen hadden indianen als kind geen weerstand (immuniteit) tegen deze ziektes opgebouwd, waardoor ze er massaal aan overleden. De Spaanse priester Bartolomé de las Casas en anderen waren de eersten die kritiek uitten op de slechte situatie van de indianen en de rol die de Spaanse overheid hierin speelde. Hun inzet leidde in 1542 tot de ‘Nieuwe Wetten’. Vanaf toen waren indianen officieel onderdanen van de Spaanse koning en mochten ze niet meer mishandeld worden. Als dit toch gebeurde, konden ze de dader aanklagen bij de rechtbank. In de praktijk gebeurde dat bijna nooit en veranderde er weinig: de sterfte onder indianen bleef hoog.
Het tekort aan arbeidskrachten werd aangevuld met tot slaafgemaaktenEen term die wordt gebruikt om aan te geven dat slaven niet van nature slaaf waren. uit Afrika. Zij werden op schepen naar Amerika gebracht om te werken in mijnen en op plantagesEen plantage is een stuk grond waarop op grote schaal gewassen van één soort/type verbouwd worden. Plantages komen meestal voor in de tropen. waar suiker, tabak en katoen werden verbouwd. Deze producten gingen naar Europa. Dit handelssysteem werd de Atlantische driehoekshandelHet handelsnetwerk tussen Europa, Afrika en Amerika. In dit netwerk werden wapens, munitie en textiel geruild voor slaven die moesten werken in de koloniale economie. Met een gedeelte van die koloniale inkomsten werden weer nieuwe slaven gekocht. genoemd.
Een veranderend mensbeeld
Ontdekkingsreizigers zagen in de Nieuwe Wereld culturen en gewoonten die voor hen vreemd waren. Ze vonden deze vaak ‘slecht’ of ‘achtergebleven’ volgens hun eigen christelijke normen en waardenDe gebruikelijke omgangsnormen binnen de samenleving.. Ze wilden deze volken bekeren tot het christendom, soms op een vriendelijke manier maar vaak met geweld. Hierdoor verdwenen veel oude tradities, maar er kwam ook vermenging. Inheemse religies mengden zich met het katholicisme, waardoor het voor de lokale bevolking makkelijker werd het nieuwe geloof te accepteren. Er ontstonden ook gemengde huwelijken: kinderen van een blanke en indiaanse ouder heetten mesties, van een blanke en zwarte ouder mulat, en van een indiaanse en zwarte ouder zambo.
Door de grote culturele verschillen werd afkomst vaak bepalend voor iemands positie in de kolonie. Deze veranderingen zorgden ervoor dat Europeanen opnieuw gingen nadenken over het mensbeeldWat het betekend om mens te zijn.: Waren sommige mensen beter dan anderen? Had iemand het recht om een ander als bezit te zien, en mocht zo’n persoon dan als een voorwerp worden behandeld?
Verdiepingsstof: Europa met Magellaes de wereld rond?
Portugese zeevaarders hadden aan het begin van de zestiende eeuw de Molukken – huidig Indonesië – en andere eilanden in de Indische Archipel ontdekt. Deze eilanden, en vooral de Molukken, waren rijk aan kruidnagels, nootmuskaat, kaneel en andere specerijen. Omdat deze producten in Europa zeer waardevol waren, besloot de Portugese vorst veel geld te investeren in de verdere ontdekking en beheersing van de Indische Archipel.
Spanje keek jaloers naar deze rijkdom, maar kon niets doen. In 1494 hadden Portugal en Spanje in het Verdrag van Tordesillas immers afgesproken de wereld in tweeën te verdelen (bron 11). Toch begonnen de Spanjaarden na de ontdekking van de Molukken te twijfelen: ‘als we via een westwaartse route naar de Molukken zouden varen, zouden ze dan niet binnen ons deel van de wereld vallen?’ De Portugese zeevaarder Ferdinand Magellaes durfde deze riskante tocht aan. In opdracht van de Spaans-Habsburgse keizer Karel V vertrok hij in 1519 met vijf schepen en 250 bemanningsleden uit de Spaanse stad Sevilla. De tocht werd betaald door de schatrijke Duitse bankiersfamilie Fugger. De Italiaanse edelman Antonio Pigafetta legde de reis vast en beschreef daarbij de flora, fauna, vreemde volken en culturen die zij tegenkwamen, en zelfs de dood van Magellaes op de Filipijnen. Drie jaar na vertrek keerden de ontdekkingsreizigers met slechts één schip terug.
Dit verhaal laat zien dat ontdekkingsreizen niet zomaar avonturen waren, maar sterk werden beïnvloed door afspraken tussen landen, geldbelangen en de strijd om de macht. Het maakt duidelijk hoe ver zeevaarders durfden te gaan om nieuwe handelsroutes te vinden, zelfs als dat betekende dat ze hun gezin of familie nooit meer zouden terugzien. Velen accepteerden dat zo’n reis levensgevaarlijk was en dat ze waarschijnlijk zouden sterven ver van huis. Toch zagen veel zeevaarders het als hun ‘heilige taak’ om deze reis te maken. Ze waren bereid grote risico’s te nemen, omdat ze geloofden dat hun ontdekking belangrijk was voor hun land, hun geloof en hun eigen eer. Dat had ingrijpende gevolgen – zowel voor henzelf als voor de volkeren die zij onderweg ontmoetten.


Bron 13. Deze twee schilderijen van Columbus' landing in Amerika, laat zien hoe de eerste ontdekkingsreizen waren georganiseerd.
4. De kerk verscheurd
- Kan aangeven dat de kritiek van Erasmus op de Bijbel en de Katholieke Kerk de opstap vormde naar verdere kritiek.
- Kan uitleggen waarom Maarten Luther kritiek had op de heiligenverering, de organisatie van de kerk en de aflatenhandel en de kritiek verklaren vanuit Luthers standplaatsgebondenheid.
- Kan misstanden in de katholieke kerk herkennen in geschreven en ongeschreven bronnen.
- Kent de 7 sacramenten van de Kerk en welke door Maarten Luther werden geaccepteerd (verdiepingsstof).
Kritiek op de kerk door humanisme
- Leerdoelen
-
- Kan aangeven dat de kritiek van Erasmus op de Bijbel en de Katholieke Kerk de opstap vormde naar verdere kritiek.
- Kan uitleggen waarom Maarten Luther kritiek had op de heiligenverering, de organisatie van de kerk en de aflatenhandel en de kritiek verklaren vanuit Luthers standplaatsgebondenheid.
- Kan misstanden in de katholieke kerk herkennen in geschreven en ongeschreven bronnen.
- Kent de 7 sacramenten van de Kerk en welke door Maarten Luther werden geaccepteerd (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
Kritiek op de kerk door humanisme
In het filmpje krijg je een overzicht van het onderwerp van deze paragraaf.
Desiderius Erasmus van Rotterdam (1466–1536) was een van de beroemdste geleerden van zijn tijd. Hij was geestelijke én een echte humanist. Net als veel andere geleerden las hij oude Griekse en Romeinse teksten. Ook bestudeerde hij de Bijbel: de oud‑Griekse versie en de middeleeuwse Latijnse vertaling. Erasmus concludeerde dat er in die middeleeuwse vertaling allerlei fouten stonden. Veel monniken en priesters wilden die kritiek niet horen. Zij waren vooral bezig hun rijke, bevoorrechte leven te behouden. Het lijkt misschien alsof Erasmus’ opmerkingen weinig effect hadden. Maar het tegendeel gebeurde: omdat zo’n beroemde geleerde zijn kritiek openlijk durfde te uiten, durfden anderen dat ook.
Luthers weg naar Rome
Vanuit het midden van het Heilige Roomse Rijk (Duitsland) vertrok de 26‑jarige monnik Maarten Luther naar Rome, het centrum van de christelijke wereld volgens de Katholieke Kerk. Hij verwachtte een ‘stad van God’, volledig gericht op het eren van God zoals in de Bijbel stond. De werkelijkheid schrok hem af. Geloof leek te koop: op elke straathoek kon je beelden van heiligen kopen en zogenaamd ‘echte’ reliekenReligieuze voorwerpen. Soms konden dat botten van heiligen zijn. werden verkocht. Verkopers beweerden dat die relieken al je problemen konden oplossen; zelfs armoede en de pest zouden ermee verdwijnen. Nog erger vond Luther dat je voor bijna elk onderdeel van het geloof moest betalen. Met dat geld werd de Kerk steeds rijker. En de paus? Die was zelden in Rome, verbleef vaak in zijn zomerpaleis of voerde oorlog om de Kerkelijke Staat, het Vaticaan, te vergroten.
Eenmaal terug in zijn woonplaats Wittenberg groeide Luthers afkeer van deze kerkelijke gewoonten. Na een scherpe studie van de Bijbel besloot hij in 1517 zijn kritiek openbaar te maken in 95 stellingen (korte uitspraken). Die kritiek richtte zich op vier misstanden: de verering van heiligen, de organisatie van de Kerk, de handel in aflaten en een deel van de sacramenten.
Misstanden
Maarten Luther had veel kritiek op de Katholieke Kerk. Zo geloofde hij niet in het vereren van heiligen. In de middeleeuwen was dat juist heel gewoon. Heiligen waren mensen die tijdens hun leven bijzondere dingen hadden gedaan voor God. Na hun dood kregen ze de titel ‘Sint’. Bekende voorbeelden zijn Maria, de moeder van Jezus, Sint-Nicolaas en Sint-Maarten. Men dacht dat heiligen dichter bij God stonden dan gewone mensen. Daarom zagen gelovigen hen als tussenpersoon tussen zichzelf en God. Veel mensen geloofden dat bidden tot een heilige bijna hetzelfde was als bidden tot God. Maar in de Bijbel stond volgens Luther juist dat je alleen God mocht vereren, en dat je zelfs geen beelden van Hem mocht maken of vereren.
Luther had ook problemen met hoe de kerk was georganiseerd. Er was een strenge hiërarchie: de paus stond bovenaan, daarna kwamen de bisschoppen en onder hen de lagere geestelijken. De paus had het hoogste gezag. Soms konden mensen een hoge functie in de kerk kopen, zonder kennis van het geloof of een opleiding. Luther vond dat de paus zich gedroeg alsof hij God zelf was. Volgens hem kon alleen God mensen hun zonden vergeven. Het was aan God om na iemands dood te bepalen of hij naar de hemel ging. Luther geloofde dat gelovigen door goede daden te doen konden laten zien dat ze naar de hemel mochten. Dit leidde tot het idee dat iedereen zelf de Bijbel moest lezen en begrijpen, zonder tussenkomst van priesters. Daardoor werden geestelijken minder belangrijk, of zelfs overbodig.
Een ander groot probleem vond Luther de handel in aflaten. Een aflaat was een brief waarmee je kwijtschelding van zonden kreeg. In de middeleeuwen kreeg je zo’n brief meestal als beloning voor een goede daad. Maar later begon de kerk aflaten te verkopen. Eerst alleen voor bepaalde zonden, maar later ook blanco aflaten. Dan kon je zelf invullen waarvoor je vergeving wilde. Het ging niet meer om goede daden; je moest gewoon betalen. Luther vond dat de kerk dit gebruikte om rijk te worden. De paus liet enorme paleizen bouwen en kerken versieren met goud en zilver. Ondertussen gaven veel arme mensen hun laatste geld uit aan aflaten, omdat ze geloofden dat het leven op aarde tijdelijk was en het hiernamaals eeuwig.
Luther in de ban
Luther wilde dat al deze misstanden zouden stoppen. In 1517 schreef hij zijn lijst met 95 stellingen, waarin hij zijn kritiek opsomde. Maar de paus wees deze af. In plaats van het geloof te hervormen, zette hij Luther in 1521 uit de kerk. Luther werd ook uit de christelijke gemeenschap gezet. Toch bleef Luther bij zijn standpunten. De paus was woedend en kreeg steun van keizer Karel V. Deze verklaarde Luther vogelvrij. Dat betekende dat iedereen in het Duitse Rijk hem mocht oppakken of zelfs doden.
Verdiepingsstof: Sacramenten
Maarten Luthers laatste kritiek richtte zich op enkele kerkelijke sacramenten. In de middeleeuwen was het de taak van geestelijken om ervoor te zorgen dat de zielen van gelovigen in de hemel kwamen. De kerk had daar zeven rituelen voor, zogenoemde sacramenten:
- De doop. Door iemand de dopen wordt hij opgenomen in de christelijke gemeenschap. Door lid te zijn van de christelijke gemeenschap kan je uiteindelijk in de hemel terechtkomen.
- Het vormsel. Waarbij je voor het eerst echt gaat deelnemen aan kerkelijke diensten.
- De eucharistie, ook wel het avondmaal genoemd. Tijdens dit ritueel wordt brood en wijn uitgedeeld, zoals Jezus dit deed op een van de laatste avonden voordat hij gekruisigd zou worden. Tijdens het eten en drinken zou dat voedsel omgezet worden in het lichaam en bloed van Jezus. Door dit te eten en drinken zouden de zonden van de gelovigen vergeven worden.
- De biecht, waarin de zonden worden uitgesproken
- De wijding tot priester.
- Het huwelijk.
- Het sacrament voor zieken of stervenden.
Luther weigerde alle sacramenten te aanvaarden. Hij accepteerde de doop, het avondmaal en de biecht omdat deze direct met het vergeven van zonden hadden te maken en de mogelijkheid om in de hemel te komen. De rest van de sacramenten werden door Luther gezien als een bijdrage aan de zelfverrijking van de kerk, aangezien een priester aanwezig moest zijn bij het uitvoeren van zo’n ritueel. Voor deze aanwezigheid moest betaald worden.
5. Godsdienstoorlogen
- Kent de ontstaansredenen van de Reformatie en de Contrareformatie met bijbehorende maatregelen.
- Kan de religieuze, sociale, politieke en economische gevolgen van de Reformatie en de Contrareformatie beredeneren.
- Kan het verschil tussen de geloofsstromingen van Maarten Luther (lutheranisme) en Johannes Calvijn (calvinisme) beargumenteren.
- Kent de pragmatische reden van edelen/vorsten om protestants te worden (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kent de ontstaansredenen van de Reformatie en de Contrareformatie met bijbehorende maatregelen.
- Kan de religieuze, sociale, politieke en economische gevolgen van de Reformatie en de Contrareformatie beredeneren.
- Kan het verschil tussen de geloofsstromingen van Maarten Luther (lutheranisme) en Johannes Calvijn (calvinisme) beargumenteren.
- Kent de pragmatische reden van edelen/vorsten om protestants te worden (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
Maarten Luther mocht dan kritiek hebben op de gang van zaken in de Katholieke Kerk, het was nooit zijn bedoeling om de Kerk af te schaffen. Hij wilde verandering: een reformatie, dat letterlijk hervorming betekent. De periode die daarop volgde, waarin in de 16e eeuw geprobeerd werd het christelijke geloof van alle misstanden te zuiveren, noemen we dan ook de ReformatieDe Reformatie was een periode in de 16e eeuw waarin de protestanten zich afscheidden van de Rooms-Katholieke Kerk, omdat zij het niet eens waren met de gang van zaken in deze kerk.. Luther wilde het katholicisme van binnenuit hervormen. Toch was hij niet de eerste geweest die kritiek had geuit op de Kerk. Anderen hadden geprobeerd de Katholieke Kerk te hervormen, maar waren hier niet in geslaagd. De Kerk had namelijk streng opgetreden tegen critici. Andersdenkenden werden bestempeld als kettersMensen die afwijken van het geloof.. Deze werden opgepakt door speciale kerkelijke rechtbanken (InquisitieEen rechtbank van de Katholieke Kerk, belast met het opsporen, onderzoeken en straffen van ketters.). Na een kort proces werden ketters op de brandstapel gegooid. Zo kon kritiek gericht tegen de Katholieke Kerk zich nooit verder verspreiden. Toch zou het de Kerk nooit lukken critici volledig het zwijgen op te leggen.
Kerkhervormers
In de vorige paragraaf heb je kunnen lezen dat Luther vogelvrij werd verklaard. Keizer Karel V had verwacht dat de vorsten in het Duitse Rijk Luther zouden uitleveren. Maar het tegenovergestelde gebeurde. Kerkcriticus Maarten Luther kreeg veel meer volgelingen dan zijn kritische voorgangers, waaronder enkele vorsten in het Duitse Rijk. Het waren deze vorsten die Luther beschermden. Daarop brak een oorlog uit in het Duitse Rijk tussen Karel V en enkele katholieke vorsten aan de ene kant en Lutherse vorsten aan de andere kant.
Dat het aantal aanhangers van Luther steeg, kwam niet alleen omdat velen het eens waren met zijn stellingen, maar ook omdat hij deze nieuwe kritische houding toegankelijker had gemaakt. Want de kritiek op basis van de Bijbel werd verspreid in het Duits in plaats van in het Latijn, de kerkelijke taal. Zo konden medecritici Luthers kritiek bevestigen door zelf de Bijbel te lezen – die ook in het Duits beschikbaar was. Doordat Luthers aanhangers zijn leer overnamen, steeg het aantal protestantenProtestantisme is een grote stroming binnen het christendom als gevolg van de splitsing van de middeleeuwse katholieke kerk in West-Europa. Aanhangers van het protestantisme kwamen in ‘protest’ tegen niet-bijbelse praktijken van de katholieke kerk. Zij werden protestanten genoemd. in rap tempo.
De kerk besloot Luther en zijn protestanten nog fanatieker te vervolgen. Maar de Katholieke Kerk onderschatte de situatie. Dit protestantse probleem was niet op te lossen door, zoals van oudsher, critici het zwijgen op te leggen. Daardoor kwam het tot een scheuring in de kerk. Maar Luther was niet de enige die kritiek uitte. Ook Johannes Calvijn kwam in botsing met de kerk. Waar Luther nog altijd zei dat er een hoofd was van de kerk – dit kon ook een prins of koning zijn, want vorsten werden aangesteld door God – om ervoor te zorgen dat de regels uit de Bijbel werden nageleefd, daar zei Calvijn dat gelovigen geen hoofd van de kerk nodig hadden en zichzelf prima konden besturen. Johannes Calvijn vond wel dat de gelovigen elkaar op gelovig wangedrag moesten aanspreken. Hij zette met zijn kijk op het geloof niet alleen de Kerk buitenspel, maar ook de vorst.
Contrareformatie
De Reformatie had grote gevolgen. De Katholieke Kerk reageerde op het groeiende protestantisme, de naam voor de nieuwe christelijke stroming met ideeën van kerkcritici en hervormers. Toen in de loop der jaren steeds meer mensen de Kerk verlieten om redenen die Luther had genoemd, werd de verkoop van aflaatbrieven verboden. Er werd ook benadrukt dat heiligen wel vereerd mochten worden, maar niet aanbeden als goden. Tegelijkertijd besloot men ketterse protestanten strenger te vervolgen: de Inquisitie werd uitgebreid. Deze drie maatregelen noemen we de Contrareformatie.
Niet alleen de Katholieke Kerk vreesde de protestantse ideeën. Ook katholieke vorsten vreesden de ideeën van de kerkhervormers, vooral die van Johannes Calvijn. Vorsten geloofden dat hun macht van God kwam. Calvijn zei dat protestantse gelovigen ook zonder zulke vorsten konden leven. De geloofsgemeenschap kon zichzelf besturen. Daardoor zouden katholieke vorsten veel macht verliezen. Bovendien lag deze manier van denken dicht bij het in opstand komen tegen de koning. Daarom hielpen katholieke koningen de Inquisitie een handje, iets wat enorme politieke gevolgen zou hebben.
Door het ontstane protestantisme en het vervolgen van gelovigen ontstond een tweedeling in Europa. Veel noordelijke landen, zoals Engeland, Nederland, delen van Duitsland en de Scandinavische landen, werden protestants. De paus en katholieke vorsten probeerden deze gebieden terug te winnen. Zo kwamen protestanten recht tegenover katholieken te staan. De oorlogen die daarop volgden noemen we de godsdienstoorlogen.
Verdiepingsstof: Protestant of profiteur?
In de 16e eeuw regeerde het Spaanse vorstenhuis, de Habsburgers, over de gebieden in het Heilige Rooms Rijk (HRR) in het huidige Duitsland. De Spaanse vorst was keizer van het HRR. Hij kon dit gigantische rijk niet alleen regeren. Het staatshoofd moest gebruik maken van plaatselijke hoge edelen. Deze edelen zouden uit naam van de keizer een gebied besturen. Als bestuurder kreeg die edele dan de titel prins of in sommige gevallen zelfs koning. Maar zij moesten altijd de Habsburgse keizer gehoorzamen.
Met de komst van het protestantisme hadden de prinsen en koningen in het HRR een alternatief. God had een koning aangesteld om te regeren was het idee in de 16e eeuw. Maar omdat de Habsburgse vorst katholiek was, hoorde hij niet bij het ware geloof en dus geloofde hij niet op de juiste manier in God. Als protestantse prins in het HRR was het dus niet aanvaardbaar om de keizer te volgen, aangezien je dan ook tegen God inging. Afstand nemen van het katholieke geloof, betekende ook afstand doen van de Habsburgse keizer. Een voordeel was dat een protestantse prins nu zelf de machtigste was in zijn vorstendom en geen verantwoording meer hoefde af te leggen aan een keizer die in Spanje verbleef. Historici vragen zich vandaag de dag ook af of elke Europese vorst die zich protestant verklaarde dit deed vanuit het geloof of vanuit politiek oogpunt zoals de Engelse koning Hendrik VIII deed.