De Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap
Hoofdvragen
Hoe heeft de wetenschappelijke revolutie het mens- en wereldbeeld veranderd?
Hoe heeft de Verlichting het denken over de religie, samenleving, politiek en economie veranderd?
Welke problemen zouden de indirecte oorzaken vormen voor de Franse Revolutie?
Hoe verliep de Franse Revolutie tijdens republikeinse fase?
Wat veranderde er voor Frankrijk en de rest van Europa op politiek, militair, economisch en sociaal gebied onder het bewind van Napoleon Bonaparte?
In het vroegst van de ochtend op 21 januari 1793 reed een glazenkoets over de hobbelige straatjes van Parijs, met daarin de voormalige Franse koning Lodewijk naar de Place de la Révolution. Lodewijk XVI was de vernedering van de beulskar bespaard gebleven; een laatste restje eerbetoon. De koets beschermde de voormalige koning echter niet tegen het gelach, gescheld en de doodswensen van de joelende menigte. De inwoners van Parijs roken bloed; en bloed zouden ze krijgen. Lodewijk wist wat hem te wachten stond: de dood. Eenmaal aangekomen bij het schavot, werd hij de gammele houten treden op geduwd door enkele norse wachters. Er waren 50.000 militairen op de been gebracht om de voormalige koning te begeleiden naar zijn dood. Aanhangers van Lodewijk mochten de koning niet kunnen bevrijden. Deze executie mocht niet misgaan. De Franse koning was namelijk het symbool van de oude macht, een macht die gebroken moest worden aldus de leiders van de Franse Revolutie.
Met een gebroken stem vroeg Lodewijk of hij de menigte nog mocht toespreken, een allerlaatste keer. De beul schudde nors zijn hoofd en schopte de voormalige koning tegen zijn knieën. Lodewijk viel voorover. De beul greep hem bij zijn haren en sleurde de voormalige koning richting de wachtende guillotine. Dit instrument van de dood – dat bekend zou komen te staan als het wapen van de Franse Revolutie – zou de voormalige Franse koning met één snelle haal doden. Lodewijk werd vastgezet onder de guillotine. De beul voelde de gespannen sfeer die over de menigte was gekropen. Hij besloot dan ook de executie niet langer uit te stellen. Met een snelle ruk aan het koord gleed het schuine mes van de guillotine naar beneden. De magere nek van de koning bood geen weerstand. Lodewijks hoofd, nu bevrijd van zijn nek, stuiterde over de planken om vervolgens te worden opgepakt door de beul. Triomfantelijk hield hij het levenloze hoofd in de lucht. De Parijzenaren gingen door het lint. Hier hadden ze al die jaren op gewacht! Hun leven zou vanaf nu nooit meer hetzelfde zijn. Velen beloofden zichzelf die ochtend dat er nooit weer een tiran op de troon zou komen te zitten. Enkele maanden na de executie van Lodewijk onderging de voormalige Franse koningin Marie Antoinette hetzelfde lot.
Bron 1. Lodewijk werd in de vroege ochtend naar de guillotine begeleid.
- 26. De wetenschappelijke revolutie.
- 27. Rationeel optimisme en ‘Verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
- 28. Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).
- 29. Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.
- 30. De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
1. De wetenschappelijke revolutie
- Kan de 4 verschillen uitleggen tussen wetenschappelijk onderzoek doen tijdens de wetenschappelijke revolutie ten opzichte van de renaissance.
- Kan uitleggen met welke reden overheden wetenschappelijk onderzoek steunden.
- Kan uitleggen dat Galilei en Newton het wereldbeeld van de Europeanen hebben veranderd.
- Kan uitleggen dat wetenschappelijk onderzoek heeft geleid tot de dominante positie van West-Europa in de wereld.
- Kan uitleggen hoe Copernicus, Kepler en Galilei het Europese wereldbeeld hebben veranderd (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kan de 4 verschillen uitleggen tussen wetenschappelijk onderzoek doen tijdens de wetenschappelijke revolutie ten opzichte van de renaissance.
- Kan uitleggen met welke reden overheden wetenschappelijk onderzoek steunden.
- Kan uitleggen dat Galilei en Newton het wereldbeeld van de Europeanen hebben veranderd.
- Kan uitleggen dat wetenschappelijk onderzoek heeft geleid tot de dominante positie van West-Europa in de wereld.
- Kan uitleggen hoe Copernicus, Kepler en Galilei het Europese wereldbeeld hebben veranderd (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
In de zeventiende eeuw werden steeds meer wetenschappelijke ontdekkingen gedaan. Deze ontwikkeling begon al in de oudheid bij de Grieken en Romeinen, die met logisch denken en observatie de basis legden voor wetenschap. In de middeleeuwen ging veel van die kennis verloren in West-Europa, maar bleef bewaard in de islamitische wereld. Tijdens de renaissance, rond 1500, werd deze kennis herontdekt en uitgebreid. Mensen verdiepten zich weer in ideeën van filosofen en wetenschappers als Hippocrates en Socrates, wat leidde tot nieuwe onderzoeken.
Verschillend onderzoek

Bron 2. Op het schilderij uit 1768 van Joseph Wright wordt een huiskamer experiment getoond. Dit soort experimenten waren populair, omdat ze entertainment waren voor de mensen met geld. Daarnaast werden dit soort experimenten gebruikt om wetenschappelijke theorieën aan een breder publiek te onderwijzen. Op het schilderij legt de vader aan de twee bange meisjes uit dat dit soort experimenten nodig zijn in het belang van de wetenschap.
Het onderzoek in de renaissance leek op dat van de wetenschappelijke revolutie, maar er waren vier grote verschillen:
- Er kwamen meer onderzoeken en ook meer onderzoekers.
- Er werd meer nadruk gelegd op experimenterenEen zorgvuldig opgezette proef om een stukje werkelijkheid te testen aan de hand van een vooraf opgestelde wetenschappelijke vraagstelling.. Wetenschappers moesten proeven doen en hun ideeën controleren door te observerenWaarnemen door een persoon en beschrijven van wat je ziet. en te redenerenProblemen oplossen met behulp van het menselijk denkvermogen. waarom juist die resultaten waren ontstaan.
- Onderzoekers deelden hun bevindingen met elkaar in speciale verenigingen, ook wel wetenschappelijke genootschappen. Deze konden armere onderzoekers helpen met geld voor experimenten. In Frankrijk werden deze bijeenkomsten salons genoemd.
- Niet alleen wetenschappers, maar ook vorsten – zoals de Franse koning Lodewijk XIV – waren geïnteresseerd. Overheden betaalden soms mee aan onderzoek, in de hoop zo economische of militaire voordelen te behalen. Toch werd niet elk onderzoek gesteund.
Sommige onderzoekers werkten zonder steun van de overheid. De Italiaanse wetenschapper Galileo Galilei toonde aan dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt van het heelal was. Veel vorsten vonden dit nutteloos voor oorlogvoering en gevaarlijk omdat het inging tegen het beeld van de Katholieke Kerk. Vorsten hadden vaak de steun van de Katholieke Kerk nodig en vreesden dat twijfel aan de Kerk ook twijfel aan hun macht zou geven. In 1633 moest Galilei zijn woorden intrekken om marteling te voorkomen. De Engelse wetenschapper Isaac Newton werd daarentegen door zijn koning geridderd.
Van eenzame wetenschapper naar overheidsgeleerde
Newton onderzocht de zwaartekracht en berekende hoe deze werkte. Zijn wetten van de zwaartekracht maakten het mogelijk om bijvoorbeeld de baan van een kanonskogel nauwkeurig te voorspellen. Omdat deze kennis direct ingezet kon worden om oorlogen te winnen, vond de koning zijn werk zeer waardevol. Dit zorgde ervoor dat vorsten meer geld in wetenschappelijk onderzoek staken, vooral in wapentechnologie. Het gevolg hiervan was dat er daarna veel onderzoek werd gedaan naar betere wapens. Dat had twee mondialeVerspreid over de hele wereld. gevolgen: West-Europa kon eeuwenlang de wereld overheersen. En niet-Europese volken probeerden westerse wapens over te nemen om zelf sterker te worden. Doordat zij vaak alleen de technologie overnamen en niet de waarden zoals vrijheid, gelijkheid en democratie, ontstonden later nieuwe spanningen.
Verdiepingsstof: Veranderend wereldbeeld
Vooral aan het begin van de wetenschappelijke revolutie werden wetenschappers niet gesteund door verenigingen of overheden. Zo bekostigde de Poolse wetenschapper Copernicus grotendeels zijn eigen onderzoek naar het heelal. Hij vermoedde dat het geocentrische heelalbeeld (aarde als middelpunt van het heelal) niet klopte. Copernicus stelde dat de zon het middelpunt was van het heelal, oftewel een heliocentrisch heelalbeeld. Dit ging in tegen de leer van de Katholieke Kerk. De aarde was namelijk de perfecte creatie van God. Alles draaide om Hem. Volgens de Kerk was het dan ook volstrekt logisch dat alle planeten om Gods creatie draaiden.
Bron 3. Het verschil tussen het heliocentrisme en het geocentrisme.
De Duitse astronoom Johannes Kepler onderzocht de theorie van Copernicus en berekende dat de Poolse wetenschapper op de goede weg was, maar dat er nog wat ontbrak. Copernicus beweerde dat zowel de aarde als de andere planeten in een perfecte cirkelbaan om de zon draaiden. Kepler werkte de theorie van Copernicus verder uit en kwam tot de conclusie dat een perfecte cirkelvormige baan, zoals Copernicus die beschreef, wiskundig gezien niet kon. Kepler stelde de theorie van de Poolse wetenschapper bij. De planeten draaiden niet in een cirkel, maar in een ovaal (ellips) rond de zon. Hoewel de Kerk niet blij was met deze ontdekking, werden er geen grote stappen ondernomen tegen Kepler. Het bleef immers een theorie; een berekening zonder tastbaar bewijs. De Italiaan Galileo Galilei bracht daar verandering in. Hij gebruikte een telescoopEen instrument om hemellichamen te bestuderen. om de baan van de planeten te observeren. Door zijn waarnemingen werd Keplers theorie bevestigd. De Kerk ondernam toen stappen, want Galilei tastte met zijn waarnemingen de geloofwaardigheid van de Bijbel en de Kerk aan, aangezien hij zijn onderzoek met iedereen deelde. Ondanks de genomen maatregelen tegen Galilei was het kwaad al geschied. De Katholieke Kerk begon steeds meer aanhangers te verliezen.
2. Van duisternis naar het licht
- Kan uitleggen dat de Verlichting een vervolg was op de wetenschappelijke revolutie
- Kan uitleggen waarom rationalisme noodzakelijk was volgens de verlichte denkers en de 3 verbeteringen die daarvoor doorgevoerd moesten worden.
- Kent de verlichte denkers Voltaire, Locke, Rousseau, Montesquieu en Smith en kan uitleggen hoe zij op religieus, sociaal, politiek en economisch gebied nadachten over de samenleving.
- Kan uitleggen hoe vorsten reageerden op de ideeën uit de Verlichting (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kan uitleggen dat de Verlichting een vervolg was op de wetenschappelijke revolutie
- Kan uitleggen waarom rationalisme noodzakelijk was volgens de verlichte denkers en de 3 verbeteringen die daarvoor doorgevoerd moesten worden.
- Kent de verlichte denkers Voltaire, Locke, Rousseau, Montesquieu en Smith en kan uitleggen hoe zij op religieus, sociaal, politiek en economisch gebied nadachten over de samenleving.
- Kan uitleggen hoe vorsten reageerden op de ideeën uit de Verlichting (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
Dankzij de ontdekkingen in de periode van de wetenschappelijke revolutie nam de kennis toe. Een revolutie betekent een grote verandering, en in dit geval een verandering in het denken. Onderzoekers kwamen aan die kennis door te experimenteren, maar ook door logisch na te denken. In de achttiende eeuw richtten zij zich niet alleen op de natuur en het heelal. Zij wilden ook begrijpen hoe en waarom een samenleving functioneerde.
Op weg naar een verlichte samenleving

Bron 4. De encyclopedie van Diderot werd het symbool van de Verlichting. In dit boek werd alle tot dan toe bekende kennis gebundeld, zodat het uitgegeven kon worden.
Onderzoekers uit de zeventiende eeuw vonden hun samenleving bijgelovig en weinig ontwikkeld. Mensen gebruikten volgens hen te weinig hun verstand – de rede – om zaken logisch te verklaren. Een voorbeeld: in plaats van te denken dat ziekte een straf van God was, probeerden onderzoekers de echte oorzaak te vinden. Daarom leefde de mens volgens hen nog in de duisternis. Verlichte denkers wilden dit veranderen door de bevolking te onderwijzen. Zij deden dit door boeken te schrijven en te verspreiden. Door deze boeken te lezen, zouden mensen kritischer worden en niet meer blindelings de kerk, een vorst of een beroemd persoon volgen. Ook scholing en opvoeding waren belangrijk om de samenleving te verbeteren. Met die middelen moest bijgeloof verdwijnen. De eeuw waarin de onderzoekers deze rationalistischeRationalisme is de filosofische stroming die stelt dat kennis alleen bereikt kan worden door het verstand te gebruiken. visie ontwikkelden, wordt de ‘Eeuw van de Rede’ genoemd, ook wel de Verlichting.
Dankzij dit nieuwe vertrouwen in de rede begon men na te denken over de rechten en plichten van de mens. De verlichte denkers wilden af van het middeleeuwse idee dat het leven slechts een tussenfase was om in de hemel te komen. Mensen moesten juist gelukkig zijn tijdens hun leven op aarde. Geluk was volgens hen alleen mogelijk als er op drie punten verbeteringen kwamen:
- Alle mensen moesten gelijk zijn, ongeacht huidskleur, sekse, afkomst of godsdienst. Dit idee was toen nieuw, omdat men eeuwenlang gewend was aan ongelijkheid.
- Alle mensen moesten recht hebben op vrijheid van meningsuiting, drukpers, godsdienst en handel. censuurCensuur is het onderdrukken of beperken van informatie door de overheid of andere machthebbers. door de overheid moest verboden worden. Dit was revolutionair, want vroeger bepaalde de overheid of kerk wat wel en niet gezegd mocht worden.
- Iedereen had recht op een menswaardig bestaan. Niemand mocht iemand martelen, doden of bezitten op grond van huidskleur, geloof of afkomst. Deze ideeën vormden de basis voor het latere abolitionismeAbolitionisme is sinds 1787 de term voor het streven naar afschaffing van de slavernij..
Hoewel verandering centraal stond, waren de verlichte denkers het niet altijd eens over de manier waarop. Het was een eeuw vol debatDebat is een discussievorm waarbij een stelling verdedigd of bestreden wordt. en onderzoek.
Verlichte religieuze, sociale, politieke en economische ideeën
Op religieus gebied hadden de verlichte denkers een afkeer van godsdienstig fanatismeFanatisme is een emotie waarbij iemand kritiekloos en overdreven streeft naar een religieus of politiek doel. en intolerantie. De Fransman Voltaire was de bekendste denker hierover. Hij pleitte voor godsdienstige vrijheid en keek neer op het gewone volk dat andersgelovigen vervolgde en blind hun priesters volgde. Voltaire was geen voorstander van democratie. Hij vond een democratie zelfs gevaarlijk, omdat fanatisme en intolerantie dan de overhand konden krijgen. Volgens hem moest een absolute vorst regeren die verstandige beslissingen kon nemen voor het volk. Hij dacht dat een vorst beter met rede kon regeren dan een verdeeld volk.
Op sociaal gebied gingen de Engelsman John Locke en de Fransman Jean-Jacques Rousseau hiertegenin. Zij verafschuwden juist absolutisme, omdat dat volgens hen altijd leidde tot corruptieCorruptie betekent dat iemand zijn macht misbruikt om zichzelf of anderen onterecht voordelen te geven.. Locke vond dat ieder mens van nature vrij was en recht had op leven en bezit. De regering moest deze rechten beschermen. Als dat niet gebeurde, mochten burgers in opstand komen. Rousseau ging nog verder. Volgens hem bestond er een sociaal contract tussen regering en volk. Zodra de regering begon te heersen, trad dit contract in werking. Schond de regering de natuurlijke rechten, dan had het volk het recht in opstand te komen. De soevereiniteitSoevereiniteit is het recht van een volk om zelf te besturen zonder dat een hogere macht zich ermee bemoeit. lag daardoor niet bij de vorst, maar bij het volk. Absolute koningen, zoals Lodewijk XVI, wantrouwden Rousseau en zijn ideeën.
De Fransman Montesquieu legde een brug tussen politiek en samenleving. Hij had een hekel aan het Franse ‘despotisme’, zoals hij het absolutisme noemde. Montesquieu stelde de driemachtenleer (trias politica) voor. Volgens hem moest het parlement wetten maken (wetgevende macht), moest de regering die uitvoeren (uitvoerende macht) en moesten onafhankelijke rechters controleren of de wetten werden nageleefd (rechtsprekende macht). Dit was belangrijk, want daardoor had niet één persoon alle macht.
Ook in de economie werd rationeel denken toegepast. De Schot Adam Smith vond dat iedereen zijn eigen belang moest nastreven. Dan zou de economie vanzelf groeien, omdat iedereen andere behoeften had. Bedrijven die nuttige producten maakten, verdienden geld, net als een bakker die goed brood bakt en daardoor meer klanten krijgt. Bedrijven die nutteloze producten maakten, gingen failliet, zoals een bakker die slecht brood bakt en daardoor zijn klanten kwijtraakt. Dat was volgens Smith goed voor een gezonde economie. Dit werkte alleen als de overheid zich er niet mee bemoeide. Daarom vond Smith dat de overheid de economie met rust moest laten.
Bron 5. Galerij met verschillende verlichte absolute vorsten. Klik op de afbeeldingen om erachter te komen wie elke vorst is en uit welk land ze komen.
Verdiepingsstof: Verlichters en vorsten
Het ontstaan van het absolutisme viel samen met de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting. Omdat veel van de ideeën uit de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting in strijd waren met de ideeën over het absolutisme en het beleid van absolute vorsten, ontstonden er vaak conflicten tussen verlichte denkers en vorsten. Toch werd niet elke denker vervolgd. Als vorsten de waarde inzagen van een idee, waren zij best bereid om deze ideeën uit te voeren. Deze vorsten werden verlichte despoten genoemd en hun bestuursvorm verlicht absolutisme. Desondanks namen ze niet afstand van hun macht. De verlichte vorsten vonden dat ze deze macht nodig hadden om de staat goed te kunnen besturen. Ze begonnen wel meer rekening te houden met de belangen van hun onderdanen. Enkele verlichte despoten waren: Karel III van Spanje, Catherina II van Rusland, Gustav III van Zweden, Josef I van Portugal, Josef II van Oostenrijk, Frederik II van Pruisen en Lodewijk XVI van Frankrijk.
3. Het ancien régime: een tikkende tijdbom?
- Kan uitleggen welke economische, sociale en politieke problemen in het Franse ancien régime aanwezig waren.
- Kan uitleggen dat Lodewijk XVI nauwelijks wilde/kon hervormen.
- Kent de oorzaak voor het bijeenroepen van de Staten-Generaal en de gevolgen hiervan.
- Leerdoelen
-
- Kan uitleggen welke economische, sociale en politieke problemen in het Franse ancien régime aanwezig waren.
- Kan uitleggen dat Lodewijk XVI nauwelijks wilde/kon hervormen.
- Kent de oorzaak voor het bijeenroepen van de Staten-Generaal en de gevolgen hiervan.
- Extra uitleg
-
Na de Franse RevolutieEen revolutie is een plotselinge radicale omslag of verandering. zijn historici het bestuur van de Franse koningen in de achttiende eeuw het ancien régime (oude stelsel of oud systeem) gaan noemen. Onder dit systeem leefden gewone boeren vaak arm en werkten ze hard op het land, terwijl rijke edelen in kastelen woonden en veel meer rechten hadden. Koning Lodewijk XVI probeerde als een verlicht vorst te regeren. Toch was hij het maar eens met een paar verlichte ideeën. Vooral de verlichte ideeën die Lodewijks macht zouden inperken, was hij niet bereid over te nemen. Daarnaast was Lodewijk XVI ook niet bekwaam in het besturen van het land. Dat was een groot probleem, omdat de Franse koning de enige was die het voor het zeggen had.
Lodewijks bestuur
Frankrijk onder Lodewijk XVI was een land op het randje van de afgrond. Dat was onder andere terug te herleiden naar zijn bestuur. Twee bestuurlijke problemen waren het opvallendst:
- Onder Lodewijks bestuur konden belangrijke posities bij de overheid worden gekocht, in plaats van dat ze naar de personen gingen die het meest geschikt waren voor die functies.
- Lodewijk XVI probeerde dan ook te regeren zoals zijn overgrootvader Lodewijk XIV had gedaan: als een absoluut vorst. Maar zoals later zou blijken, lang niet zo succesvol. Onder het ancien régime werd Frankrijk geregeerd als een autocratieIs een bestuursvorm waarbij onbeperkte macht wordt uitgeoefend door één persoon.; er was ongelijkheid op economisch, sociaal en politiek gebied.
Privileges, ongelijkheid en verschil
Diezelfde ongelijkheid was terug te zien in de Franse samenleving. Deze samenleving was verdeeld als een standensamenlevingDe standensamenleving of standenmaatschappij is een samenleving waarin de bevolking in verschillende groepen of standen is opgedeeld die elk hun eigen rechten en plichten hebben. De groep mensen hoort bij elkaar door afkomst of geboorte.: de Eerste Stand was de geestelijkheid, de Tweede Stand de adel en de Derde Stand de burgers in de steden en de boeren op het platteland. Een edelman had bijvoorbeeld recht op jacht en belastingvrijstelling, terwijl een boer vaak zware lasten droeg. Die ongelijkheid zou er uiteindelijk toe leiden dat Frankrijk voor grote problemen kwam te staan op economisch, sociaal en politiek gebied.
Macht, aanzien en sociale status waren ongelijk verdeeld in de tijd van het ancien régime. Ook was de grond niet eerlijk verdeeld (bron 7). Het grootste gedeelte van de bevolking behoorde tot de Derde Stand. Die had in verhouding maar een klein gedeelte van de grond in bezit. Deze kromme verdeling was van oudsher altijd al zo geweest. Dat had een belangrijke oorzaak. De geestelijkheid en de adel hadden in de eeuwen daarvoor privilegesEen privilege is een voorrecht dat een persoon of een groep mensen heeft wat ingaat tegen de rechten waarop men normaal aanspraak kan maken. afgedwongen van de Franse koningen. Zo ook het recht op grote stukken grond. Daarnaast mocht de Kerk de inwoners van Frankrijk belasting laten betalen. Maar de Kerk zelf hoefde dit niet te betalen aan de staat. Ook de adel hoefde nauwelijks belasting te betalen. Voor de Derde Stand voelde dit erg oneerlijk, want zij droegen de zwaarste lasten. Bovendien mocht de adel herendiensten afdwingen. Boeren waren verplicht deze diensten uit te voeren. Dat betekende bijvoorbeeld wegen en bruggen onderhouden op het landgoed van hun heer, koren malen voor hun heer, hun brood bakken in de heer zijn ovens tegen betaling en een gedeelte van hun oogst afstaan. Voor een boer betekende dit soms dat hij een dag in de week gratis voor de heer moest werken. Zelfs al had een boer een misoogst gehad, dan moest hij toch een gedeelte afstaan aan zijn heer. De rest mocht de boer zelf houden. Vaak was dat te weinig.
In 1787-1788 was de oogst in Frankrijk heel slecht. Door de misoogsten kregen niet alleen de boeren het moeilijk. Ook de burgers in de steden die afhankelijk waren van het platteland voor hun voedsel werden getroffen. Omdat er minder graan was, stegen de broodprijzen in de stad. Daarnaast klaagden de mensen in de stad over hun werksituatie. De meeste van hen werkten in de nijverheid. Deze handwerklieden moesten lang en hard werken, vaak onder onveilige en ongezonde omstandigheden. Daarbovenop kwam dat zij te weinig loon kregen voor hun werk. Sommigen van hen moesten dag en nacht werken om rond te komen. Ze smeekten Lodewijk om hun positie te verbeteren.
Bron 7. Bevolkingsomvang en grondverdeling in percentages in 1750.
De weg naar verbetering?
Lodewijk XVI zag dat er een gevaarlijke situatie aan het ontstaan was. Daarom wilde hij de economische problemen oplossen. Maar dit was voor de staat onmogelijk, want het land had grote schulden. Door de vele oorlogen – waar Lodewijk XIV aan had bijgedragen – kon de regering de schulden niet meer betalen. De schatkist was leeg. Om die problemen aan te pakken besloot Lodewijk XVI, op voorstel van Étienne Charles de Loménie de Brienne, de minister van Financiën, de edelen belasting te laten betalen. De rijke burgers in de steden (bourgeoisie) wilden wel akkoord gaan met Lodewijks plannen. In ruil daarvoor wilden zij meer inspraak krijgen in de politiek. Ook moest de staat de vrijheid van meningsuiting en drukpers toestaan. De edelen wilden echter niets weten van deze plannen. Zij eisten dat Lodewijk dit eerst aan het volk zou voorleggen in de Staten-GeneraalVergadering van de drie verschillende standen, die de Franse koning bijeenriep als vertegenwoordigers van zijn onderdanen. De Eerste Stand bestond uit de geestelijken, de Tweede uit de adel en de Derde uit het volk. De Staten-Generaal werden slechts bijeengeroepen wanneer de koning dit noodzakelijk vond. Hij hoorde de vergadering aan maar nam zelf de uiteindelijke beslissing op basis van de stemming.. Alleen dan zou zo’n hervorming legaal zijn. In deze vergadering waren alle drie standen vertegenwoordigd, onder leiding van de koning. Eerst zou er gestemd worden over de belastinghervormingen. Zoals gebruikelijk gebeurde dat niet per persoon, maar per stand. Zo had elke stand één stem. Dit was onrechtvaardig, want de Derde Stand bestond uit miljoenen mensen, maar had net als de twee andere standen maar één stem. De edelen vertrouwden erop dat de geestelijkheid hun kant zou kiezen. Daarom rekende de adel erop dat een belastinghervorming nooit de meerderheid zou halen.
De Franse koning gaf toe en besloot de Staten-Generaal bijeen te roepen. Dit was bijzonder, want deze vergadering was sinds 1614 niet meer gehouden. Daar had Lodewijk XIV voor gezorgd door zonder Staten-Generaal te regeren. Als voorbereiding op de bijeenkomst zouden vertegenwoordigers uit de drie standen gekozen worden vanuit heel Frankrijk. Daarnaast werden volgens oud gebruik de klachten (Cahiers) van de Franse inwoners in elke gemeente opgeschreven. Een klacht kon bijvoorbeeld zijn: ‘wij willen minder belasting betalen’ of ‘wij willen gelijke rechten’. De klachten gingen mee naar de Staten-Generaal. Het idee was dat de koning dankzij deze Cahiers wist wat hij in de vergadering moest bespreken.
4. Vrijheid, gelijkheid en broederschap
- Kent de oorzaak voor het ontstaan van de Nationale Vergadering en het doel dat deze vergadering zichzelf stelde.
- Kent de directe oorzaak voor het uitbreken van de Franse Revolutie.
- Kent drie republikeinse fasen van de revolutie: bestorming van de Bastille, Nationale Vergadering regeert en de Terreur.
- Kent de sociale, politieke en economische gevolgen van de revolutie voor de drie standen.
- Kan uitleggen dat Europese vorsten de revolutie in Frankrijk vreesden.
- Leerdoelen
-
- Kent de oorzaak voor het ontstaan van de Nationale Vergadering en het doel dat deze vergadering zichzelf stelde.
- Kent de directe oorzaak voor het uitbreken van de Franse Revolutie.
- Kent drie republikeinse fasen van de revolutie: bestorming van de Bastille, Nationale Vergadering regeert en de Terreur.
- Kent de sociale, politieke en economische gevolgen van de revolutie voor de drie standen.
- Kan uitleggen dat Europese vorsten de revolutie in Frankrijk vreesden.
- Extra uitleg
-
Aangezien de laatste Staten-Generaal in 1614 bijeen waren gekomen, wist niemand wat men kon verwachten toen ze opnieuw bijeenkwamen op 5 mei 1789. De koning besloot de vergaderprocedure zoals die in 1614 had bestaan te hanteren. Er zou per stand gestemd worden. Die werkwijze zorgde voor onrust bij de Derde Stand. Het verleden had uitgewezen dat een stemming per stand bijna altijd nadelig uitpakte voor deze Derde Stand. Miljoenen mensen hadden samen maar één stem, net als de geestelijkheid en de adel. Tijdens de eerste bijeenkomsten werd die zorg ook naar de koning uitgesproken.
Om de Derde Stand tegemoet te komen, besloot de koning het aantal vertegenwoordigers van de Derde Stand naar 600 te verhogen, in plaats van de gebruikelijke 300. Nu zouden er evenveel vertegenwoordigers zijn uit de Derde Stand als uit de Eerste en Tweede samen. Dit vond de Derde Stand niet genoeg, want ze wilde ook praten over de stemprocedure: er moest per hoofd gestemd worden, niet per stand. Maar Lodewijk XVI weigerde over andere zaken te praten dan de lege staatsschatkist. De vertegenwoordigers van de Derde Stand verlieten woedend de vergadering. Ze besloten een eigen vergadering te organiseren, die ze de Nationale Vergadering noemden. Deze vergadering zwoer niet uiteen te gaan tot er een grondwetHierin staan de rechten en plichten van de burger van een staat beschreven. was opgesteld waarin de macht van de koning werd beperkt en de rechten en plichten van alle Fransen werden vastgelegd. Zo’n grondwet zou betekenen dat de koning minder macht kreeg en dat alle burgers meer gelijke rechten hadden. De Derde Stand kreeg spoedig steun van enkele edelen en geestelijken.
Hoewel Lodewijk XVI boos was op de Nationale Vergadering, omdat zij zulke grote veranderingen voorstelden, besefte hij dat de Derde Stand niet naar hem luisterde. De enige mogelijkheid om hen uiteen te drijven was met geweld, maar zover wilde Lodewijk het niet laten komen. De Franse koning gaf het bevel aan de geestelijkheid en de adel om deel te nemen aan de Nationale Vergadering. Daarnaast liet hij, op advies van de adel en uit voorzorg, soldaten naar Parijs komen. Deze konden ingrijpen als het misging. In het verleden had de koning altijd gevochten met de adel om de macht. Nu was het een strijd geworden van de koning en de adel aan de ene kant, tegen de Derde Stand aan de andere kant.
De Bastille
De arme Parijzenaren die achter de Nationale Vergadering stonden, voelden zich bedreigd door de soldaten. Deze inwoners van Parijs trokken naar wapenopslag de Bastille om zichzelf te bewapenen tegen de oprukkende soldaten. De opslag functioneerde ook als gevangenis. Volgens geruchten liet Lodewijk XVI hier zijn politieke gevangenen en tegenstanders martelen. Die geruchten bleken niet waar, maar de wapens waren er wel. De Bastille werd bestormd en veroverd. Deze gebeurtenis werd het symbool van de Franse Revolutie: het volk had laten zien dat het tegen de koning in opstand durfde te komen (bron 11).
Bron 11. Een digitale kijk op de bestorming van de Bastille. Video games laten ons in het verloren 'fictieve' verleden kijken, zodat we een idee hebben van hoe de burgers van Parijs dit oude fort bestormden.
Om verdere geweldsescalatie te voorkomen, stuurde de koning de soldaten weg. De adel reageerde verontrust: ‘waren zij nog wel veilig?’ Velen besloten hierop te vluchten naar hun landgoed buiten Parijs of zelfs naar het buitenland. Na de val van de Bastille ging het verhaal rond dat de gevluchte edelen bezig waren soldaten te verzamelen om Franse boeren buiten de stad te vermoorden. Doordat de haat tegen de adel groot was, gingen de boeren over tot actie: ze plunderden landgoederen. Deze razernij op het platteland liet de Nationale Vergadering zien dat de adel niet sterk genoeg was om de Derde Stand tegen te houden. Daarom besloten zij in de nacht van 4 op 5 augustus dat de adel afstand moest doen van hun privileges. Eerst stemde de koning niet in met dit besluit. Toen hij door een woedende menigte gedwongen werd naar Parijs te verhuizen, stemde hij toch in. De situatie was uit de hand gelopen. De koning had er geen grip meer op.
Op 26 augustus 1789 nam de Nationale Vergadering de Verklaring van de Rechten van de Mens en de BurgerEen tekst over democratie en vrijheid beïnvloed door de ideeën uit de Verlichting, waarin de fundamentele rechten van een mens werden beschreven. aan. Daarin werden ideeën van verlichte denkers over vrijheid en gelijkheid vastgelegd. Een concreet voorbeeld was vrijheid van meningsuiting of gelijke kansen op een baan. Deze ideeën werden later omgezet in de Franse grondwet van 1791. Gelijkheid zou bereikt worden door alle voorrechten van de adel en de geestelijkheid af te schaffen. Ook deze twee standen zouden dan gelijk zijn voor de wet. Zo zouden de boeren op het platteland vrij zijn van de onderdrukking. Daarnaast deed afkomst er niet meer toe als je een baan of ambt wilde: kwaliteiten en vaardigheden waren nu leidend. Toch wilden de revolutionairen niet volledige vrijheid. Er mocht verschil zijn, zolang iedereen gelijke kansen kreeg. De macht van de koning werd bijna volledig ingeperkt. Die macht verschoof van de vorst naar de bourgeoisie; en alleen de rijksten van hen kregen kiesrecht. De revolutionaire regering was geboren.
Frankrijk als Europees buitenbeentje
Lodewijk XVI kreeg een nieuwe taak binnen het Frankrijk van de Nationale Vergadering, maar hij bleef vorst van Frankrijk. Toch probeerde hij in 1791 zijn land te ontvluchten. In het buitenland wachtte een leger van Franse edelen op hem. De edelen hoopten samen met Lodewijk Frankrijk te heroveren op de revolutionairen en zo hun eigen positie terug te krijgen. Maar de koning werd bij de grens herkend! Voor veel Fransen voelde deze vlucht als verraad aan zijn eigen volk. De revolutionairen vreesden dat het land omringd zou worden door vijandelijke legers. Om de vijand voor te zijn, verklaarde de regering die landen zelf de oorlog. Bovendien hoopte de revolutionaire regering dat een gemeenschappelijke vijand een einde zou maken aan de onderlinge verdeeldheid die was ontstaan doordat de revolutie steeds gewelddadiger werd. Ook hoopte de regering dat de revolutionaire ideeën naar het buitenland verspreid konden worden, zodat ook daar onderdrukte volken bevrijd zouden worden. Deze houding was precies de reden dat de Franse revolutionairen werden gevreesd door (verlichte) absolute vorsten. Een vorst kon immers zijn macht verliezen, net als Lodewijk XVI. In april 1792 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Oostenrijk, het geboorteland van koningin Marie Antoinette. Pruisen hielp zijn bondgenoot Oostenrijk en samen wisten zij de Franse soldaten te verslaan. Toen dat nieuws Parijs bereikte, bestormden woedende burgers de Tuilerieën, waar Lodewijk met zijn gezin gevangen was gezet. Kort daarop werd de koning afgezet en werd Frankrijk een republiek.
Lodewijk XVI moest wel geheime informatie hebben gelekt aan de Oostenrijkers, zo dachten de Parijzenaren. Anders had Oostenrijk nooit het machtige Frankrijk kunnen verslaan. Lodewijk werd beschuldigd van landverraad en ter dood veroordeeld. Op 21 januari 1793 werd hij onthoofd onder de guillotineEen instrument waarmee door middel van een valbijl mensen snel en – zo werd gedacht – pijnloos werden onthoofd. Het toestel werd op grote schaal gebruikt tijdens de Franse Revolutie.. De guillotine werd gezien als een ‘gelijkmaker’: rijk of arm, edelman of boer, iedereen kon eronder eindigen. Als nog niet elke Europese vorst was geschrokken, dan waren zij dat nu wel. De Europese vorsten vonden dat Frankrijk een halt moest worden toegeroepen.
Het revolutionaire Frankrijk werd in datzelfde jaar van alle kanten aangevallen. Zij werden gesteund door sommige edelen, geestelijken en burgers (reactionairenMensen die vonden dat het geweld van de revolutie te ver was gegaan en liever een gematigde of terugdraaiende hervorming wilden.) die hervormingen wilden stoppen. Daarentegen vonden sommige Fransen dat er nog niet genoeg was veranderd. Zij wilden meer hervormingen. Deze radicalenOok wel Jakobijnen genoemd; een groep die zich inzette voor een snelle hervorming van Frankrijk, waarbij geweld een middel mocht zijn. wilden meer gelijkheid en kregen steun van minder rijke burgers uit Parijs.
De Terreur
Na een korte en hevige strijd grepen de radicalen de macht in Parijs. De radicalen, onder leiding van Maximilien de Robespierre, vonden dat iedereen die tegen hervorming was, een vijand van de revolutie was. En vijanden verdienden de doodstraf! Vanaf de zomer van 1793 begonnen de executies sterk toe te nemen. In oktober 1793 werd een van de bekendste slachtoffers, de voormalige Franse koningin Marie Antoinette, geëxecuteerd. Daarna volgden nog velen. Historici schatten dat ongeveer 16.000 mensen officieel ter dood werden veroordeeld, waarvan een groot deel onder de guillotine terechtkwam. Mogelijk kwamen er nog duizenden om door slechte omstandigheden in gevangenissen of door geweld buiten de rechtbanken.
Deze periode van massa-executies wordt de Terreur genoemd. De Terreur zorgde voor grote angst onder gewone burgers, omdat niemand zeker wist of hij of zij veilig was. Je kon al ter dood veroordeeld worden als je ook maar één verkeerd woord zei over de revolutie. Toen Robespierre uiteindelijk begon met het executeren van zijn eigen medestanders, gaf de Nationale Vergadering – toen het officiële Franse parlement – het bevel Robespierre en zijn handlangers te arresteren. De volgende dag (juli 1794) kwam Robespierre zelf onder de guillotine terecht.
5. Napoleon Bonaparte
- Kent een politieke en twee militaire veranderingen die werden doorgevoerd onder het bewind van Robespierre.
- Kent de 2 belangrijkste punten uit de Code Napoléon.
- Kan uitleggen dat andere Europese volken Napoleon eerst wilden ontvangen, maar later kwijt wilden.
- Kent de 4 gevolgen van de Franse Revolutie die niet meer teruggedraaid konden worden.
- Leerdoelen
-
- Kent een politieke en twee militaire veranderingen die werden doorgevoerd onder het bewind van Robespierre.
- Kent de 2 belangrijkste punten uit de Code Napoléon.
- Kan uitleggen dat andere Europese volken Napoleon eerst wilden ontvangen, maar later kwijt wilden.
- Kent de 4 gevolgen van de Franse Revolutie die niet meer teruggedraaid konden worden.
- Extra uitleg
-
De revolutie mocht dan geradicaliseerd zijn onder Robespierre, het bestuur van Frankrijk was wel verbeterd. Hetzelfde gold voor de organisatie van het Franse leger. Deze politieke en militaire veranderingen waren het opvallendst:
- Allereerst nam de Franse overheid ambtenaren in dienst die moesten controleren of de bevelen van de Nationale Vergadering goed werden uitgevoerd. Op corruptie stond een zware straf.
- Ten tweede voerde Frankrijk de algemene dienstplichtHet verplicht werkzaam zijn in het leger. in. Dit betekende dat jonge mannen verplicht enkele jaren in het leger moesten dienen. Vroeger was soldaat zijn een beroep geweest. Nationale legers bestonden uit beroepsmilitairen aangevuld met huursoldaten. Met de invoering van de dienstplicht werd het kleine beroepsleger flink uitgebreid. Daardoor werd het leger groter dan de legers die de tegenstanders van Frankrijk op de been konden brengen. Het gevolg was dat de Franse soldaten – ondanks dat ze slechter getraind waren – de vijand vaak konden overrompelen.
- Daarnaast werd ook het leger beter georganiseerd. Officier kon je alleen worden als je daar bekwaam genoeg voor was; niet meer als je genoeg geld had om de functie te kopen. Dankzij deze maatregel kon de jonge artillerieofficier Napoleon Bonaparte opklimmen tot generaal.
Het Directoire en Napoleon
Na de onthoofding van Robespierre wist de Nationale Vergadering de macht weer in handen te krijgen. Ze besloten de regeringsvorm iets te veranderen. Om te voorkomen dat radicalen als Robespierre opnieuw de macht konden grijpen, kwam het bestuur van Frankrijk in handen van vijf overheidsfunctionarissen: het Directoire (1795-1799). Zij werden directeuren genoemd. Jaarlijks werd één van hen vervangen om corruptie te voorkomen. In theorie werkte dit systeem, maar in de praktijk waren de directeuren vooral bezig met hun eigen belangen. Een concreet voorbeeld hiervan was dat zij geen einde wisten te maken aan de grote hongersnood door de oorlogen en voedseltekorten.
De jonge officier Napoleon Bonaparte wist uiteindelijk de opstand van de adel neer te slaan en de buitenlandse vijanden tegen te houden. Dat maakte hem populair onder het Franse volk. Gesteund door het leger en het volk, greep Napoleon in 1799 de macht. Het bestuur was weer in handen van één man. Voor het volk maakte dit niet uit, want hij was hun held; een man die zich had opgewerkt en niet geboren was als vorst! Dat iemand zonder koninklijke afkomst zichzelf in 1804 tot keizer kon kronen, was bijzonder.
Napoleon wist grote delen van Europa te veroveren. In de veroverde landen liet hij de ideeën van de Franse Revolutie en de Verlichting invoeren. Hij liet de bestaande Franse grondwet vervangen door zijn eigen wetgeving: de Code Napoléon. Enkele belangrijke punten uit deze wetgeving waren:
- Iedereen was gelijk voor de wet en had daarom gelijke kansen om een baan of ambt te bemachtigen. Bijvoorbeeld: rijk of arm, iedereen kreeg dezelfde straf voor hetzelfde misdrijf.
- Daarnaast mochten mensen niet meer gevangengenomen worden zonder dat er een rechtszaak op volgde. In zo’n strafzaak kreeg de beschuldigde hulp van een advocaat en kon hij getuigen meebrengen om zijn onschuld te bewijzen. Het vonnis werd uitgesproken door een jury van burgers. Dit was een verbetering, omdat je vroeger niet altijd de kans kreeg op een eerlijk proces of jezelf te verdedigen.
De twee bovengenoemde punten waren een vooruitgang, maar andere idealen uit de Franse Revolutie werden door Napoleon geschrapt. Vrijheid van meningsuiting, algemeen kiesrecht en een parlement werden verboden onder de Franse keizer. Deze konden namelijk zijn positie in gevaar brengen. Bovendien werd de Code Napoléon ook in andere Europese landen ingevoerd, zoals Nederland en Duitsland, en vormt deze nog steeds de basis van veel rechtssystemen in Europa.
Gevolgen van de Franse Revolutie
Zoals eerder beschreven, moesten de meeste Europese vorsten niets hebben van de Franse Revolutie. Ze waren bang dat ze, net als Lodewijk XVI, hun macht en misschien zelfs hun hoofd zouden verliezen. Toch konden deze vorsten niet ontsnappen aan de invloed van de revolutie en haar ideeën. Veel burgers in Europa bewonderden de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Zij spraken hun steun uit voor Napoleon, in de hoop dat hij hen meer inspraak en macht zou geven. Maar Napoleon koos er niet voor om de plaatselijke bourgeoisie de macht te geven. In plaats daarvan benoemde hij familieleden en vrienden tot bestuurders. Bovendien moesten de onderworpen volken hoge belastingen betalen. De nieuwe wetgeving van Napoleon werd wel gewaardeerd, maar zijn zware maatregelen niet. De bewondering sloeg al snel om in afkeer. Uiteindelijk kwamen de onderworpen volken in opstand en sloten zij zich aan bij een coalitieHet militair samenwerken van verschillende landen. die zich richtte op het verslaan van Napoleon. Na een grote nederlaag in Rusland werd de Franse keizer in 1814 verslagen. Hij werd verbannen naar het eiland Elba, maar wist daar te ontsnappen. Voor honderd dagen nam hij opnieuw de macht in Frankrijk, tot hij in 1815 bij Waterloo voorgoed werd verslagen.
Na zijn val wilden de Europese vorsten de gevolgen van de Franse Revolutie ongedaan maken. Daarom werd in 1815 het Congres van Wenen gehouden, waarbij ook Frankrijk aanwezig was. Het doel was een vreedzaam en stabiel Europa op te bouwen waarin koningen opnieuw de hoogste macht zouden hebben. Dit wordt restauratie genoemd. In werkelijkheid bleek dit niet haalbaar. Het congres probeerde de oude macht van de koningen te herstellen, maar burgers waren al gewend geraakt aan meer vrijheid. De ideeën van de revolutie waren diep doorgedrongen in Europa, vooral in de landen die onder Napoleon hadden gestaan. Daardoor konden veel hervormingen niet meer teruggedraaid worden:
- De Code Napoléon bleef bestaan en in veel landen kwamen grondwetten die voor iedereen golden.
- Er werden parlementen opgericht – samengesteld uit vertegenwoordigers van de bourgeoisie en de adel – die samen met de koning regeerden. De macht van de koning werd hierdoor kleiner.
- De Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger werd het uitgangspunt van veel Europese grondwetten. Deze rechten zouden later ook de basis vormen voor de Verenigde Naties en de Europese Unie.
- Tot slot werd de scheiding van kerk en staat in de grondwet opgenomen. Dit was het gevolg van eeuwenlange religieuze onderdrukking, vaak door de staat gesteund. Door deze scheiding kregen burgers vrijheid van godsdienst. Een Spaanse protestant kon nu bijvoorbeeld vrij leven, ook al was het katholicisme de officiële staatsgodsdienst van Spanje.
Zo werd de basis gelegd voor een samenleving waarin de rol van burgers in het bestuur van een land niet meer weg te denken was. In de negentiende en twintigste eeuw zou dit nog vaak leiden tot botsingen tussen conservatieve vorsten en vooruitstrevende burgers, zoals bij de revoluties van 1848 waarin burgers opnieuw meer vrijheid eisten.
Literatuur
Blom, Hans. Geschiedenis van de Nederlanden. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff, 2005.
Doyle, William. The French Revolution: A Very Short Introduction. Oxford: Oxford University Press, 2001.
Hanson, Paul R. Historical Dictionary of the French Revolution. Oxford: Scarecrow Press Inc., 2004.
Scurr, Ruth. Fatale Zuiverheid: Robespierre en de Franse Revolutie. Antwerpen: De Bezige Bij. 2006.