De oorlog om alle oorlogen te beëindigen: de Eerste Wereldoorlog
Hoofdvragen
Wat zijn de oorzaken voor het ontstaan van een massasamenleving en hoe kon dat leiden tot een oorlog?
Op welke manier droeg nationalisme bij aan het ontstaan van een grote Europese oorlog?
Op welke manier droegen nationalisme, militarisme, bondgenootschappen, wapenwedloop en modern imperialisme bij aan het ontstaan en uit de hand lopen van een oorlog in Europa?
Waarom werd de oorlog van 1914-1918 een wereldoorlog genoemd?
Op welke manieren verschilde de Eerste Wereldoorlog van de oorlogen die daarvoor waren uitgevochten in Europa?
In het voorjaar van 1900 liep de vijftienjarige Jules samen met zijn vader door de poorten van de wereldtentoonstelling in Parijs. Zijn ogen schoten alle kanten op: overal waren mensen van over de hele wereld, sommigen in deftige pakken, anderen in kledij die hij alleen kende uit boeken. Het rook naar koffie, kaneel en specerijen uit verre landen, en boven alles torende de glinsterende Eiffeltoren, verlicht door duizenden lampjes. In de paviljoens zagen ze wonderlijke dingen: röntgenfoto’s waarop je door mensen heen kon kijken, een auto die zonder paarden reed, en een tram die elektrisch vooruitging. Voor een groot scherm bleef Jules ademloos staan – daar bewogen echte mensen over een doek, de allernieuwste uitvinding van de gebroeders Lumière. “Alsof de tijd zelf gevangen wordt,” fluisterde hij.
Toch waren er ook uitvindingen die hem benauwden. In een grote hal demonstreerde een man een machine die met één druk op de knop muren kon verwoesten. Het publiek applaudisseerde, maar Jules voelde een koude rilling. “Papa,” zei hij aarzelend, “is dit niet gevaarlijk?” Zijn vader knikte bedachtzaam. “Ja, maar het bewijst dat de mens alles kan maken. Elk probleem is op te lossen.” Jules zweeg. Hij wist niet of dit soort kracht wel altijd een oplossing zou zijn. Terwijl buiten de mensen juichend over elektriciteit en techniek spraken, bleef in zijn hoofd het beeld hangen van de muren die instortten.
Toen de avond viel, wandelden vader en zoon langs de Seine. De stad schitterde als een sprookje, overal licht en leven. Jules keek omhoog naar de Eiffeltoren, die stralender leek dan ooit. Alles voelde mogelijk: geen armoede meer, geen duisternis, misschien zelfs geen oorlog. Het idee dat de mens de wereld naar eigen hand kon zetten maakte hem tegelijk hoopvol en onrustig. Hij wist één ding zeker: hij wilde deel uitmaken van deze toekomst, maar hij wilde ook nadenken over de gevolgen. En zo liep hij verder door het fonkelende Parijs, met een hoofd vol dromen én vragen.
- 37 De rol van Moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.
- 40 Het voeren van twee wereldoorlogen.
- 41 Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op joden.
- 43 Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.
- 44 Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.
Bron 1. Een overzicht van de tentoonstelling in Parijs, 15 april 1900.
1. Een massasamenleving
- Kent 3 oorzaken voor het ontstaan van een massasamenleving.
- Kan aangeven dat een massasamenleving oorlog voeren makkelijker maakt vanuit sociaal, politiek en economisch perspectief.
- Kan aangeven dat communicatiemiddelen en propaganda bijdragen aan het effectief voeren van een oorlog.
- Kan aangeven dat het modern imperialisme leidde tot spanningen tussen de grote mogendheden van Europa.
- Leerdoelen
-
- Kent 3 oorzaken voor het ontstaan van een massasamenleving.
- Kan aangeven dat een massasamenleving oorlog voeren makkelijker maakt vanuit sociaal, politiek en economisch perspectief.
- Kan aangeven dat communicatiemiddelen en propaganda bijdragen aan het effectief voeren van een oorlog.
- Kan aangeven dat het modern imperialisme leidde tot spanningen tussen de grote mogendheden van Europa.
- Extra uitleg
-
De wereldtentoonstelling in Parijs liet zien wat de wereld allemaal te bieden had. Bezoekers konden er kennismaken met uitvindingen, kunst, muziek en de nieuwste technische snufjes. Vooral de Europese en Amerikaanse samenleving was totaal veranderd vergeleken met honderd jaar eerder. Het waren echte massasamenlevingen geworden waarin steeds meer mensen bij elkaar in steden leefden en waarin grote groepen dezelfde gewoonten en gebruiken deelden. Drie belangrijke ontwikkelingen zorgden voor het ontstaan van die nieuwe samenleving en maakten de verschillen met de negentiende eeuw goed zichtbaar.
- In de eerste plaats had de landbouw grote vooruitgang geboekt. Nieuwe technieken zoals verbeterde ploegen en kunstmest zorgden ervoor dat op een klein stuk grond veel meer voedsel kon worden geproduceerd dan ooit tevoren. Hierdoor groeide de bevolking flink. Vooral in de industriegebieden en steden nam het aantal inwoners snel toe, want daar waren fabrieken en werkplaatsen die arbeiders nodig hadden. De bevolkingsgroei werd niet alleen veroorzaakt door meer voedsel, maar ook door een betere hygiëne en medische vooruitgang. In de steden werd stromend water aangelegd en riolering zorgde voor het afvoeren van afvalwater. Artsen ontdekten bovendien dat schadelijke bacteriën ziekten veroorzaakten, waardoor ze besmettelijke ziekten beter konden bestrijden. Vaccinaties en nieuwe medicijnen droegen hier ook aan bij.
- Een tweede belangrijke verandering was een grotere mobiliteitDe mogelijkheid om korte en lange afstanden af te leggen.. Nieuwe vervoermiddelen zoals de auto, trein, metro, tram, zeppelin en later ook het vliegtuig maakten het mogelijk om veel sneller grote afstanden af te leggen. De wereld werd hierdoor letterlijk kleiner en mensen konden elkaar gemakkelijker ontmoeten. Waar je vroeger weken onderweg was om van Amsterdam naar Londen te reizen, kon je er nu in een paar dagen of zelfs uren zijn. Ook goederen konden dankzij deze vervoermiddelen in grotere hoeveelheden en tegen lagere kosten worden vervoerd, waardoor producten goedkoper werden en meer mensen ze konden kopen. Het was bijvoorbeeld ineens mogelijk om verse producten of grondstoffen vanuit verre gebieden naar Europa te brengen.
- De derde grote ontwikkeling was dat nieuwe communicatiemiddelenEen voorwerp waarmee gecommuniceerd kan worden. het makkelijker maakten om cultuur, kennis en informatie sneller aan een groot publiek door te geven. Met de radio kon je bijvoorbeeld naar muziek en nieuws luisteren en in de bioscoop keek je naar films die door miljoenen mensen werden gezien. Ook kranten en tijdschriften bereikten steeds grotere groepen mensen, waardoor men beter op de hoogte bleef van gebeurtenissen. Voor de overheid was dit heel handig, want zij kon de bevolking goedkoop en snel bereiken. Zo konden grote groepen mensen beïnvloed worden. Dit beïnvloeden van mensen noemen we propagandaEen vorm van communicatie waarbij een partij probeert aanhangers voor haar ideeën te winnen door het beïnvloeden van de publieke opinie. Dit gebeurt door het verspreiden van eenzijdige of verzonnen informatie.. Regeringen, maar ook bedrijven, gebruikten propaganda om hun boodschap duidelijk te maken en steun te winnen.
Modern imperialisme
De snelgroeiende Europese samenlevingen richtten hun aandacht op Afrika en Azië. Landen als Nederland, Frankrijk en Engeland hadden daar al eeuwenlang koloniën. Maar vaak hadden zij in de praktijk nog weinig macht, omdat lokale vorsten het bestuur in handen hielden en hun eigen regels bepaalden. Aan het begin van de twintigste eeuw veranderde dat. De grote mogendheden begonnen de continenten onder elkaar te verdelen en gingen zelf rechtstreeks regeren. Toen ook Duitsland – als laatkomer – koloniën wilde hebben, ontstond er een wedloop om het grootste koloniale rijk. Dit noemen we modern imperialismeHet streven van West-Europese landen naar koloniën in Afrika en Azië, als afzetgebieden, leveranciers van grondstoffen, strategische steunpunten en gebieden waar beschaving verspreid kon worden.. Het ging niet alleen om macht en grondgebied, maar ook om nieuwe markten waar Europese producten konden worden verkocht en om goedkope grondstoffen voor de fabrieken. Daarnaast wilden de koloniale machten hun eigen cultuur en ideeën verspreiden, omdat ze vonden dat zij meer ontwikkeld waren dan de bevolking in de koloniën. Het modern imperialisme zorgde zo voor ingrijpende veranderingen in de wereld en legde de basis voor veel conflicten die later zouden ontstaan.
Bron 2. Voedsel werd niet alleen geproduceerd in Europa. Ook richtten veel koloniale mogendheden gedeelten van de kolonie in om voedsel te produceren voor de bevolking van Europa.
2. Nationalisme: de opkomst van één volk, één land
- Kan uitleggen dat het nationalisme is ontstaan door de revoluties van de late achttiende eeuw.
- Kan met een historisch voorbeeld aangeven dat nationalisme leidde tot eenwording, verbroedering en het ontstaan van natiestaten, maar ook tot verbrokkeling.
- Kan nationalisme herkennen in geschreven en ongeschreven bronnen.
- Kan uitleggen dat nationalisme een indirecte oorzaak was van de Eerste Wereldoorlog.
- Kan uitleggen dat nationalisme zowel van onderaf als van bovenaf ontstond (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kan uitleggen dat het nationalisme is ontstaan door de revoluties van de late achttiende eeuw.
- Kan met een historisch voorbeeld aangeven dat nationalisme leidde tot eenwording, verbroedering en het ontstaan van natiestaten, maar ook tot verbrokkeling.
- Kan nationalisme herkennen in geschreven en ongeschreven bronnen.
- Kan uitleggen dat nationalisme een indirecte oorzaak was van de Eerste Wereldoorlog.
- Kan uitleggen dat nationalisme zowel van onderaf als van bovenaf ontstond (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
In de negentiende eeuw ontstond een sterke liefde voor het eigen land: nationalisme. Maar waar kwam dat vandaan? Het nationalisme had zijn oorsprong in de revoluties en het nieuwe denken van de late achttiende eeuw. Tijdens de Franse Revolutie ontstonden de eerste moderne natiestatenEen staat waarin één dominante bevolkingsgroep het bestuur in handen heeft en zich met elkaar verbonden voelt.. In dat denken werd steeds vaker benadrukt dat de macht om te regeren bij het volk lag en niet bij God. Het belangrijkste onderdeel van het nationalisme was het idee van volkssoevereiniteit. Dit betekende dat het volk zelf de macht had om te beslissen wie regeerde, in plaats van een koning die beweerde namens God te regeren. Verlichte denkers stelden dat bij deze vorm van soevereiniteitHet recht om zelf te besturen zonder verantwoording aan een vorst, land of organisatie. het volk het recht had om een staat te besturen. De inwoners verleenden dus als het ware toestemming aan de regering om namens hen beslissingen te nemen. Daarmee waren ze niet langer onderdanen van een koning, maar burgers die actief meededen aan het bestuur. Burgers hadden zelfs het recht om hun toestemming in te trekken als de regering handelde tegen ‘het belang van het volk’. Dit gebeurde bij de Franse koning Lodewijk XVI, die daarom in 1793 werd onthoofd. Maar de vraag wie precies tot een volk hoorde, werd vaak pas duidelijk in tijden van oorlog.

Bron 5. Wilhelm I roept in 1871 in het Franse Versailles de Duitse éénheidsstaat uit na een korte oorlog tegen Frankrijk. Een oorlog die later bekend zou komen te staan als de Frans-Duitse oorlog (1870-1871).
Verspreiding van het nationalisme
Tussen 1796 en 1813 werd een groot deel van Europa overheerst door Franse revolutionairen. Daardoor raakte het idee van volkssoevereiniteit diep verankerd in Europa. Denkers over nationalisme benadrukten vooral het gevoel van verbondenheid: gedeelde taal, geschiedenis en cultuur. Dit wordt cultureel nationalisme genoemd.
Dat culturele nationalisme groeide uit tot politiek nationalisme. Mensen wilden alleen bestuurd worden door iemand uit hun eigen volk. Nederlanders wilden bijvoorbeeld niet overheerst worden door Fransen. Regeringen maakten daar gebruik van door verschillen tussen volken te benadrukken, zoals ‘wij zijn Nederlands, zij zijn Frans’. Na de Franse Revolutie werd dit idee vastgelegd in een recht: het zelfbeschikkingsrecht. Volken moesten zelf kunnen bepalen door wie ze geregeerd werden, binnen een eigen grondgebied. Een concreet voorbeeld is de Belgische Revolutie van 1830: de Belgen wilden niet langer onderdeel zijn van Nederland en kozen voor een eigen staat. Zo werd nationalisme verbonden aan het zelfbeschikkingsrechtHet recht van volkeren om zelf te bepalen onder welke soevereiniteit ze willen vallen.: ‘één volk, één staat’.
Nationale eenwording: het succes van Duitsland?
Het idee van volkssoevereiniteit en zelfbeschikkingsrecht was populair bij gewone mensen, maar ook bij politieke bewegingen. Deze nationale bewegingenPolitieke beweging die voor elk volk een eigen regering en eigen land nastreeft. zetten de gevoelens om in concrete doelen. Zo wilden Duitssprekende volken een eenheidsstaat met één volk, één parlement, één cultuur en één taal. Rond 1800 bestond Duitsland echter nog niet als eenheid, maar uit tientallen losse staten en vorstendommen die elk hun eigen heerser, wetten en belangen hadden. Duitse schrijvers en geleerden, zoals filosoof Johann Gottfried Herder (1744-1803), benadrukten dat elk volk unieke kenmerken had. Het idee was dat zo’n gemeenschappelijk gevoel kon helpen om een staat te vormen. Later werd dit gedachtegoed echter misbruikt: Adolf Hitler gebruikte het als rechtvaardiging om andere volken systematisch buiten te sluiten of zelfs uit te moorden. Zo zie je dat een idee dat bedoeld was om verbondenheid te scheppen, kon omslaan in uitsluiting en geweld.
De Duitse eenheid werd in 1871 bereikt, toen koning Wilhelm I van Pruisen en zijn kanselier Otto von Bismarck de Duitse staten verenigden. Bismarck vond dat dit alleen mogelijk was met ‘Eisen und Blut’ (ijzer en bloed). Daarmee bedoelde hij dat Duitsland niet door overleg of afspraken zou ontstaan, maar door oorlog en machtspolitiek. De oorlog tegen Frankrijk leverde hem die kans: na de overwinning bij Sedan in 1871 riepen de Duitsers in Versailles hun keizerrijk uit. Omdat Frankrijk Elzas-Lotharingen moest afstaan en vijf miljard franc schadevergoeding moest betalen, voelde de Franse bevolking zich vernederd. Hierdoor ontstond een sterk verlangen naar wraak, de zogenaamde ‘revanche’ (vergelding).
Nationale verbrokkeling: Oostenrijk-Hongarije, Ottomaanse Rijk en Rusland
Het voorbeeld van Duitsland laat zien dat nationalisme kon leiden tot verbroedering. Maar nationalisme kon ook leiden tot verdeeldheid, vooral in veelvolkerenstatenStaten waarin verschillende volken onder één regering samenleven.. Daar zorgde het voor opstanden en zelfs geweld.
- In Oostenrijk-Hongarije leefden veel verschillende volken met eigen talen, zoals Duitsers, Hongaren en Tsjechen. In 1866 kregen de Hongaren zelfbestuur, maar bleven de Oostenrijkse keizer erkennen. Deze ‘dubbelmonarchie’ liet zien dat zelfbeschikking mogelijk was, wat andere volken ook eisten. De Oostenrijkse regering gaf die andere volken echter geen zelfbeschikking, omdat ze bang was dat het rijk uit elkaar zou vallen als te veel groepen zelfstandig zouden worden.
- Het Ottomaanse Rijk werd bestuurd vanuit Istanboel. Op de Balkan riepen Grieken en later Serven hun onafhankelijkheid uit. Hun voorbeeld gaf ook andere volken moed om in opstand te komen. Door deze aanhoudende opstanden verloor het rijk steeds meer controle en macht over de regio. Uiteindelijk had het Ottomaanse Rijk niet genoeg kracht om de bewegingen te onderdrukken en trok het zich terug uit de Balkan.
- In Rusland, dat in de achttiende en negentiende eeuw enorm was uitgebreid, woonden veel verschillende volken, waaronder Polen. Anders dan Oostenrijk en het Ottomaanse Rijk reageerde de Russische tsaar met onderdrukking. De nationale bewegingen werden hard vervolgd, wat veel onvrede veroorzaakte. Deze spanningen zouden later, tijdens de Eerste Wereldoorlog, tot uitbarstingen leiden.
Verdiepingsstof: Van onder en boven
Tegenwoordig zijn historici het erover eens dat nationalisme niet alleen vanzelf is ontstaan. Politici en nationalistische bewegingen hebben deze ideeën en gevoelens bewust verspreid onder de bevolking. Regeringen voerden bijvoorbeeld een nationale vlag en een volkslied in om samenhorigheid en verbondenheid te creëren bij mensen die zich vaak nog niet echt één volk voelden. Dit noemen we nationalisme van boven, omdat het door de overheid werd opgelegd en bewust werd gecreëerd. Staatslieden hadden die eenheid nodig om burgers te motiveren zich in te zetten voor het vaderland. Vooral mannen moesten bereid zijn om in tijden van oorlog te vechten en zo nodig te sterven voor hun land. Het leger speelde daarin een grote rol, want soldaten werden opgevoed met het idee dat ze hun volk en vaderland moesten verdedigen.
Wil dat zeggen dat al het nationalisme door regeringen werd gemaakt? Nee, want nationalisme ontstond ook op kleinere schaal in het dagelijks leven. Mensen uit dezelfde bevolkingsgroep herkenden elkaar aan de gemeenschappelijke taal, dezelfde gewoonten, tradities en ook aan hun voedselcultuur. Zo werd stokbrood gezien als typisch Frans en poffertjes als typisch Nederlands. Zulke producten gaven mensen een gevoel van trots: iets wat echt bij hun volk hoorde. Wanneer dit gevoel van verbondenheid vanuit het volk of de gemeenschap zelf ontstond, spreken we van nationalisme van onderen.
3. Militarisme leidt tot een wapenwedloop
- Kan uitleggen hoe militarisme voortvloeit uit nationalisme; een wapenwedloop uit militarisme; bondgenootschappen uit militarisme en kan uitleggen dat deze indirecte oorzaken waren voor het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog.
- Kan aangeven waarom de Triple Entente en de Triple Alliantie werden gevormd.
- Kan aangeven dat het Schlieffenplan werd ontwikkeld om een tweefrontenoorlog te voorkomen.
- Leerdoelen
-
- Kan uitleggen hoe militarisme voortvloeit uit nationalisme; een wapenwedloop uit militarisme; bondgenootschappen uit militarisme en kan uitleggen dat deze indirecte oorzaken waren voor het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog.
- Kan aangeven waarom de Triple Entente en de Triple Alliantie werden gevormd.
- Kan aangeven dat het Schlieffenplan werd ontwikkeld om een tweefrontenoorlog te voorkomen.
- Extra uitleg
-
In de Europese landen die steeds nationalistischer werden, voelden inwoners zich verbonden met hun natie. Zo zag een Duitser zichzelf als burger van het Duitse keizerrijk. Dit gevoel ging vaak gepaard met trots: trots om deel uit te maken van een machtig land. In de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkelde dit nationalisme zich tot superioriteitsgevoelensZich beter voelen dan anderen.. Dat betekende dat men zichzelf slimmer, sterker of beschaafder vond dan andere volken. Duitsers vonden zichzelf beter dan Fransen. Engelsen keken neer op de inwoners van India, hoewel India een Britse kolonie was. Veel Britten beschouwden zichzelf als superieur.

Bron 6. Nederland wenste aan het begin van de twintigste eeuw neutraal te blijven tijdens een Europese oorlog. Toch was ook Nederland niet gespaard gebleven van militaristisch machtsvertoon. Opperbevelhebber generaal Snijders tezamen met koningin Wilhelmina.
Van superioriteit naar militarisme
De superioriteitsgevoelens werden onderdeel van de identiteitHet zelfbeeld van een groep of persoon. van een land. Een voorbeeld: Nederlanders herkenden zich in hun taal, vlag en tradities. Die identiteit werd zichtbaar in het straatbeeld. Propagandaposters met trotse inwoners hingen overal met de boodschap: ‘wees blij dat je onderdeel bent van dit machtige land’. In Europa, en vooral in Duitsland, werden deze gevoelens gekoppeld aan het leger: de superioriteit van het volk moest ook militair zichtbaar zijn.
Het leger moest de trots van de natie worden en sterker zijn dan dat van andere landen. Vooral in de twintigste eeuw begonnen Europese landen daarom met het opbouwen van grote legers. Soldaten kregen een hoge status in de samenleving; wie soldaat was, kreeg automatisch respect. Scholen bereidden jongens vaak al voor op hun toekomstige dienstplicht. Vooral de Duitse keizers Wilhelm I en zijn opvolger Wilhelm II wilden een samenleving waarin alles draaide om militaire macht. Dit streven noemen we militarismeHet verheerlijken van het leger. Bij militarisme staat de hele samenleving in het teken van het leger..
Van wapenwedloop tot bondgenootschap
Militarisme had een onverwacht gevolg. Het streven naar een zo groot en sterk mogelijk leger leidde tot de productie van enorme hoeveelheden wapens. Die wapenvoorraden moesten andere landen afschrikken. Men dacht dat zo de drang naar oorlog zou worden beperkt, maar het tegendeel gebeurde. Er ontstond een wapenwedloopLanden proberen elkaar te overtreffen op het gebied van wapentechnologie of in aantallen wapens.. Landen dachten dat veel wapens vrede zouden garanderen, maar in werkelijkheid groeiden de spanningen alleen maar. Om niet achter te blijven, probeerden de Europese landen elkaar te evenaren in de productie van wapens. Duitsland maakte zijn vloot groter en versterkte het leger om met Engeland te concurreren, dat al een enorme vloot had. Engeland reageerde door nog meer schepen te bouwen. Ook Frankrijk voelde zich bedreigd door het machtsvertoon van Duitsland en besloot zijn leger verder te versterken.
Geen enkel land wilde er alleen voor staan tijdens een conflict. Landen besloten samen te werken en sloten bondgenootschappen. Meedoen aan een bondgenootschap gaf een veilig gevoel, maar het betekende ook dat een klein conflict makkelijk kon uitgroeien tot een grote oorlog.
Tegenstellingen
In de vorige paragraaf is al geschreven over het Russische Keizerrijk met zijn verschillende volken. Hoewel het rijk verdeeld was, weerhield dat de Russische tsaar (de benaming voor de Russische keizer) er niet van om een groter rijk te willen. Een groot probleem voor de Russische economie was het gebrek aan ijsvrije havens. Door het klimaat waren de havens in het noorden van Rusland maar enkele maanden per jaar bruikbaar. Toen het Ottomaanse Rijk zich terugtrok van de Balkan, zag de tsaar dit als een kans om de Russische macht daar uit te breiden – Rusland had net als andere christelijke landen weinig op met de islam. Het Russische Keizerrijk veroverde gebieden en bood steun aan de Slavische volken op de Balkan. Omdat het Russisch ook een Slavische taal is, voelde Rusland zich verplicht hen te beschermen tegen andere grootmachten.
De Russische problemen met het Ottomaanse Rijk en de Franse angst voor Duitsland leidden tot een bondgenootschap tussen Rusland en Frankrijk. Zo werd Duitsland van twee kanten ingesloten. In eerste instantie wilden de Engelsen hier niet aan meedoen. Zij richtten zich liever op de wereldzeeën en hun koloniale rijk: splendid isolation (een term die ‘perfecte afsluiting of perfecte isolatie’ betekent). Engeland kon zich dit veroorloven, omdat het beschikte over een groot rijk en een sterke vloot. Maar door de steeds groter wordende Duitse vloot kozen de Engelsen uiteindelijk toch de kant van Rusland en Frankrijk. Zo ontstond de Triple Entente.
Het ingesloten Duitsland vond bondgenoten in Italië en Oostenrijk-Hongarije. Samen vormden zij de Triple Alliantie. Dit bondgenootschap was echter instabiel. Italië en Oostenrijk-Hongarije waren vaak rivalen, omdat Italië al lang aanspraak maakte op gebieden aan de Oostenrijkse grens. Bovendien waren beide landen niet goed voorbereid op oorlog. Daarom wist Duitsland dat het de zwaarste last zou dragen in een conflict. Omdat het land ingesloten lag, kon het geen tweefrontenoorlog voeren, een oorlog waarbij je op twee verschillende fronten tegelijk moet vechten. Een front is het gebied waar de strijd tussen legers plaatsvindt. Generaal Von Schlieffen bedacht hiervoor een strategie: het Schlieffenplan. Daarbij zou Duitsland eerst snel Frankrijk aanvallen en verslaan; en zich daarna pas richten op Rusland. Von Schlieffen dacht dat Rusland te groot en traag was om snel te mobiliseren. Frankrijk was eerder al eens snel verslagen, dus hij verwachtte dat dit opnieuw zou lukken. Het plan vereiste echter dat Duitsland heel snel moest handelen, anders zou het vast komen te zitten tussen twee vijanden tegelijk.
4. Een Europese oorlog
- Kan uitleggen dat nationalisme, de wapenwedloop en militarisme een situatie in Europa veroorzaakten waarbij een klein conflict kon leiden tot een oorlog; met de expansiedrang van Duitsland als voorbeeld.
- Kent de aanleiding (directe oorzaak) tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
- Kan aangeven dat de gesloten bondgenootschappen van een conflict tussen twee landen in 1914 een grotere Europese oorlog zouden maken.
- Kan uitleggen dat in het beginfase van de oorlog nog gesproken wordt van een Europees conflict.
- Leerdoelen
-
- Kan uitleggen dat nationalisme, de wapenwedloop en militarisme een situatie in Europa veroorzaakten waarbij een klein conflict kon leiden tot een oorlog; met de expansiedrang van Duitsland als voorbeeld.
- Kent de aanleiding (directe oorzaak) tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
- Kan aangeven dat de gesloten bondgenootschappen van een conflict tussen twee landen in 1914 een grotere Europese oorlog zouden maken.
- Kan uitleggen dat in het beginfase van de oorlog nog gesproken wordt van een Europees conflict.
- Extra uitleg
-
De oorzaken van het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog hangen samen met een machtsstrijd in Europa. Door de industrialisatie en het modern imperialisme waren de machtsverhoudingen verschoven: landen met meer fabrieken en koloniën werden rijker en machtiger. Duitsland wilde hierin niet achterblijven. Keizer Wilhelm II, die zijn vader was opgevolgd als keizer van het nieuwe Duitse Keizerrijk, vond dat Duitsland achterliep op andere Europese landen. Volgens Wilhelm “verdiende Duitsland een plekje onder de zon”. Hij wilde dat bereiken door koloniën te stichten in Afrika en Azië. Ook ging Duitsland de concurrentie aan met Engeland door de vloot flink uit te breiden. Frankrijk, Engeland en Rusland zagen deze drang tot uitbreiding als een bedreiging. Vooral Engeland, dat zijn vloot altijd als oppermachtig had beschouwd, begon daarom ook te versterken.
Ondanks de gespannen sfeer hoopten de Europese landen de vrede te bewaren. Toch hielden veel landen rekening met een strijd om te bepalen wie het sterkst was. Oorlog werd in die tijd gezien als een acceptabele manier om conflicten tussen landen op te lossen. Daarom werd veel geld besteed aan de ontwikkeling van nieuwe wapens en aan een goed getraind leger. Deze wapenwedloop en militaristische houding, samen met nationalisme en de bondgenootschappen die landen onderling sloten, zorgden ervoor dat landen steeds oorlogszuchtiger werden. Het probleem was dat door deze bondgenootschappen kleine conflicten al snel konden uitgroeien tot een oorlog tussen meerdere landen.
Gavrilo Prinicip pleegt een aanslag
Op 28 juni 1914 maakte de Oostenrijk-Hongaarse troonopvolger, Frans-Ferdinand, een rijtoer door Sarajevo, de hoofdstad van Bosnië. Daar werd hij samen met zijn vrouw Sophie vermoord door Gavrilo Princip, een Bosnische nationalist die in Servië woonde. Hij wilde wraak nemen op Oostenrijk-Hongarije, omdat dit land in 1908 Bosnië had ingelijfd. Veel Serviërs zagen Bosnië als deel van hun eigen cultuur en wilden het bij Servië voegen. Met de moord hoopte Princip dat Oostenrijk-Hongarije Bosnië zou loslaten.
Bron 11. De moord op Frans-Ferdinand in Sarajevo. Een grote of kleine gebeurtenis?
De Oostenrijk-Hongaarse regering gaf Servië de schuld van de moord, omdat de dader banden had met een Servische nationalistische groep die wapens en training uit Servië had gekregen. Het eiste dat een onderzoeksteam van Oostenrijkers, samen met een bataljon soldaten, de moord zou onderzoeken om te kijken of de Serviërs inderdaad verantwoordelijk waren. Voor Servië was dit onacceptabel. De Duitse keizer Wilhelm II gaf Oostenrijk-Hongarije onvoorwaardelijke steun, toen het besloot Servië aan te vallen. Rusland, de grote beschermer van de Balkan, bood steun aan Servië en begon het leger klaar te maken.
Van aanslag tot oorlog
Op 28 juli 1914 verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië. Enkele dagen later besloten Rusland en Duitsland ook over te gaan tot mobilisatieMobilisatie (militair) is het klaarmaken voor de oorlog. Vaak wordt daar de vloot en het landleger mee bedoeld. , waarbij het leger met dienstplichtigen en de vloot gevechtsklaar werden gemaakt. Frankrijk volgde snel, omdat het Rusland steunde. Engeland besloot de vloot klaar te maken, want het Engelse beroepsleger was te klein om een landoorlog met Duitsland te voeren. Een Engelse oorlogsverklaring bleef dus nog uit. De Duitse legerleiding raakte in paniek. Zij had niet gerekend op een snelle mobilisatie van Rusland, want het hele Schlieffenplan hing juist af van een trage Russische reactie. Maar onverwacht snel veroverden de Russen delen van Oost-Pruisen. Toch wisten de Duitse generaals Hindenburg en Ludendorff de Russen bij Tannenberg te verslaan, in het huidige Polen.
Om het Franse leger af te snijden en te omsingelen, moesten de Duitse troepen door het neutrale België trekken. De Duitse keizer Wilhelm II had gehoopt dat de Belgen door veel militair machtsvertoon bang zouden worden en het Duitse leger vrije doortocht zouden geven. Maar tot zijn verbazing weigerde het kleine land! In de nacht van 4 op 5 augustus brachten Duitse treinen reusachtige kanonnen over de Belgische grens. Vanaf een veilige afstand bombardeerde het Duitse leger een na een de Belgische forten. Ook enkele steden werden getroffen door het oorlogsgeweld. Hierop besloot Engeland Duitsland de oorlog te verklaren. Groot-Brittannië had namelijk na de Belgische onafhankelijkheid beloofd het land te beschermen tegen buitenlandse mogendheden.
Door het dappere verzet van de Belgen, de snelle opmars van de Russische legers en de komst van Engelse troepen mislukte het Duitse Schlieffenplan. Het afsnijden, omsingelen en snel verslaan van de Fransen bleek niet meer mogelijk. Bij de rivier de Marne in Noord-Frankrijk wisten de Fransen de Duitsers tegen te houden en terug te dringen. Nu de legers recht tegenover elkaar stonden, begonnen ze zich in te graven. Zo ontstond een loopgravenoorlogEen loopgravenoorlog of stellingenoorlog is een oorlog waarin beide partijen zich tegenover elkaar hebben ingegraven in loopgraven en andere versterkte posities, om zo de opmars van de vijand te stoppen. .
5. De Grote Oorlog
- Kan uitleggen waarom het conflict van 1914-1918 als een wereldoorlog bestempeld kan worden.
- Kent 2 redenen waarom de Amerikanen aan de Eerste Wereldoorlog deelnamen.
- Kan uitleggen dat in oktober-maart 1918 de Duitsers een laatste poging deden de oorlog te winnen, maar dat de Duitse legerleiding op 11 november genoodzaakt was een wapenstilstand te tekenen.
- Kan aangeven dat Nederland niet direct bij de Eerste Wereldoorlog werd betrokken maar wel indirect (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kan uitleggen waarom het conflict van 1914-1918 als een wereldoorlog bestempeld kan worden.
- Kent 2 redenen waarom de Amerikanen aan de Eerste Wereldoorlog deelnamen.
- Kan uitleggen dat in oktober-maart 1918 de Duitsers een laatste poging deden de oorlog te winnen, maar dat de Duitse legerleiding op 11 november genoodzaakt was een wapenstilstand te tekenen.
- Kan aangeven dat Nederland niet direct bij de Eerste Wereldoorlog werd betrokken maar wel indirect (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
Na de Eerste Slag aan de Marne werd het voor de Europese landen duidelijk: de oorlog zou niet snel worden gewonnen. Daarom begonnen zij ook koloniale legers in te zetten: soldaten uit koloniën die in Europa of elders vochten. Frankrijk haalde bijvoorbeeld soldaten uit Sudan, Tunesië en Algerije om te vechten in Europa (bron 13). Toch bleef de oorlog niet alleen in Europa. Ook in Afrika en Azië werden koloniale legers ingezet.
Duitsland de bruut?

Bron 12. Het zinken van het schip de Lusitania werd in zowel de Engelse als de Amerikaanse propaganda vaak gebruikt om nieuwe soldaten te werven.
Terwijl de Duitsers zich ingroeven, werden de veroverde Belgische gebieden bezet door Duitse troepen. Onder die troepen gingen geruchten rond over Belgische scherpschutters en burgers die Duitse soldaten zouden hebben aangevallen of zelfs in hun slaap vermoord. Als wraak staken Duitse soldaten dorpen en steden in brand. Belgische mannen werden op de pleinen samengedreven en doodgeschoten, vaak voor de ogen van hun families. De Duitse legerleiding maakte zich hier niet druk om, nog altijd boos over het Belgische verzet. Maar ook andere legers maakten zich schuldig aan wreedheden. Toen de Russische opmars bij Tannenberg door de Duitsers was tegengehouden, trokken de Russische troepen zich terug. Daarbij plunderden ze alles wat ze konden meenemen: niets mocht achterblijven voor de Duitsers. Daarnaast werden veel Polen gedeporteerd of vermoord. Tegen het einde van de oorlog hoopten de Polen bevrijd te worden van de Russische overheersing.
Wake up America!
Op zee waren Duitsland en Oostenrijk-Hongarije – de Centralen – in het nadeel: de Engelse vloot was oppermachtig! Daarom zette Duitsland duikboten in. Deze vielen ook schepen aan die Engeland, Frankrijk en Rusland (de Geallieerden) bevoorraadden. Veel Amerikaanse schepen werden zo het doelwit van de duikbotenoorlogEen oorlogstactiek waarbij vooral Duitse U-boten werden ingezet om de vijandelijke vloot te verslaan. .
In 1917 besloten de Amerikanen in te grijpen. Daarvoor hadden ze twee redenen:
- Duitsland was te ver gegaan met het tot zinken brengen van Amerikaanse schepen. Veel onschuldige burgers kwamen hierbij om, wat tot grote verontwaardiging leidde.
- Amerika had veel geld geleend aan de geallieerden. President Woodrow Wilson wist dat als Frankrijk en Engeland de oorlog zouden verliezen, de leningen niet zouden worden terugbetaald.
Met hulp van Amerikaanse soldaten werd het Duitse leger op grote schaal teruggedrongen. In 1918 vochten de eerste Amerikaanse dienstplichtigen mee in de Europese loopgraven. Vanaf dat moment was er echt sprake van een wereldoorlogEen grote oorlog waaraan landen uit alle continenten deelnemen. .
Rusland doet niet meer mee
Het Russische Keizerrijk was een van de slechtst voorbereide landen van Europa die meededen aan de oorlog. Het land had een tekort aan bijna alles: voedsel, medicijnen, wapens en munitie. Alleen soldaten waren er in overvloed. Juist deze soldaten waren door de vele nederlagen zo ontevreden geraakt dat ze verandering eisten. Honger en slechte bewapening maakten de onvrede nog groter. In februari 1917 brak een revolutie uit. De tsaar en zijn autoritaire regering werden gedwongen af te treden. De nieuwe regering besloot echter door te vechten. In oktober 1917 pleegden communisten onder leiding van Lenin een geslaagde staatsgreep. Door deze gebeurtenissen ontstond zoveel chaos dat de Duitsers grote delen van Rusland konden bezetten. Daarom besloot de nieuwe communistische regering onder Lenin te onderhandelen met Duitsland. In maart 1918 werd de Vrede van Brest-Litovsk gesloten, waarbij Rusland grote gebieden zoals Finland, de Baltische staten en Oekraïne moest afstaan. Daarna verplaatsten de Duitsers hun troepen haastig van het oost- naar het westfront.
Van wapenstilstand tot vrede
Ondanks dat de Duitsers nu nog maar aan één front vochten, zag de legerleiding dat de oorlog niet meer te winnen was. Het land had te weinig grondstoffen en soldaten om het op te nemen tegen de Fransen, Engelsen en Amerikanen. In oktober kwamen de soldaten in opstand: ze weigerden te vechten en keerden zich tegen hun officieren. Dit wordt muiten genoemd en leidde ertoe dat hele legereenheden instortten en de oorlog nog sneller verloren ging. In november zetten zij de keizer af. Op 11 november sloot de nieuwe Duitse regering – onder leiding van de socialist Ebert – een wapenstilstand met de geallieerden. De Eerste Wereldoorlog was voorbij. Na de oorlog sloten de overwinnaars verschillende vredesverdragen met de verliezers.
Verdiepingsstof: Nederland
Nederland raakte niet direct betrokken bij de oorlog, want het koos geen partij. Volgens de Nederlandse regering kwam dit door de strikte neutraliteitspolitiekHet voeren van een politiek met als doel een land buiten internationale conflicten te houden. die werd gevolgd. In de praktijk betekende dit bijvoorbeeld dat de grenzen en de handel streng werden gecontroleerd. Toch is dat misschien te veel eer. Zowel Duitsland als Engeland hadden voordeel bij een neutraal Nederland. De Duitse generaal Von Moltke paste zelfs het Duitse aanvalsplan aan om de Nederlandse neutraliteit niet in gevaar te brengen. Engeland en Duitsland konden via Nederland producten laten importeren die anders door de vijand onderschept zouden zijn.
Nederlanders werden via de krant op de hoogte gehouden van de massaslachtingen en wreedheden van de oorlog. Vooral De Telegraaf deed actief verslag. Sommige Nederlanders keken zelfs als ramptoeristen vanuit het veilige Zuid-Limburg toe hoe in de verte Antwerpen door de Duitsers in brand werd gestoken. Dit bombardement zorgde ervoor dat vooral de zuidelijke provincies veel vluchtelingen moesten opvangen. Eén miljoen Belgen zochten hier bescherming tegen het oorlogsgeweld. Ook Belgische deserteurs en Engelse en Duitse militairen probeerden via Nederland terug te keren naar het front. Dat stond de Nederlandse overheid niet toe. De regering was bang dat andere landen Nederland van partijdigheid zouden beschuldigen. Deze gevluchte soldaten moesten daarom tot het einde van de oorlog in Nederland blijven.
6. Totale oorlog
- Kan aangeven dat de Eerste Wereldoorlog een loopgravenoorlog en uitputtingsoorlog was, waarbij generaals oude tactieken gebruikten die niet werkten door nieuwe moderne wapens.
- Kan uitleggen dat de Eerste Wereldoorlog een totale oorlog was.
- Kan uitleggen wat censuur is en waarom overheden dit toepasten.
- Kan beredeneren hoe propaganda werd ingezet en dit herkennen in geschreven en ongeschreven bronnen.
- Kent de bepalingen uit het Vredesverdrag van Versailles.
- Kan sociale, economische en politiek langetermijngevolgen van de Eerste Wereldoorlog noemen en beredeneren (verdiepingsstof).
- Leerdoelen
-
- Kan aangeven dat de Eerste Wereldoorlog een loopgravenoorlog en uitputtingsoorlog was, waarbij generaals oude tactieken gebruikten die niet werkten door nieuwe moderne wapens.
- Kan uitleggen dat de Eerste Wereldoorlog een totale oorlog was.
- Kan uitleggen wat censuur is en waarom overheden dit toepasten.
- Kan beredeneren hoe propaganda werd ingezet en dit herkennen in geschreven en ongeschreven bronnen.
- Kent de bepalingen uit het Vredesverdrag van Versailles.
- Kan sociale, economische en politiek langetermijngevolgen van de Eerste Wereldoorlog noemen en beredeneren (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
In de zomer van 1914 had de militaire leiding in Europa nooit kunnen bedenken hoe groot de oorlog zou worden. Ze dachten binnen twee weken weer thuis te zijn: ‘back before Christmas’ (terug voor kerst) was een bekende uitspraak. Het tegenovergestelde gebeurde. Meer dan vier jaar lang probeerden soldaten elkaar vanuit hun loopgraven te verslaan. Deze liepen van de Belgische kust, via Vlaanderen en Noord-Frankrijk, tot aan de Zwitserse grens. Soms waren er drie linies naast elkaar, beschermd door prikkeldraad. Er waren verbindingsgangen, ondergrondse hospitalen, keukens, slaapplaatsen en munitieopslag. Het leven in de loopgraven betekende uitzichtloze stilstand: dagenlang wachten in de modder, steeds dezelfde aanvallen en enorme verliezen zonder vooruitgang. Je moest het verschil proberen te horen tussen het gebulder van de eigen kanonnen en dat van de vijand, die jouw loopgraaf probeerde te verwoesten. Keek je over de rand, dan liep je het risico door sluipschutters geraakt te worden.
In 1916 belegerden de Duitsers zes maanden lang de stad Verdun in het noorden van Frankrijk. In die periode sneuvelden 162.000 Franse soldaten en 143.000 Duitse soldaten. Ondanks die enorme verliezen was er geen winnaar, het front verschoof nauwelijks. Kort daarna, bij de Slag aan de Somme, vielen nog eens een miljoen doden. De oorlog was veranderd in een uitputtingsoorlogNet zolang oorlog voeren tot de tegenstander militair en economisch niet meer kan doorgaan. .
Een nieuwe oorlog
Deze oorlog verschilde duidelijk van eerdere oorlogen. Er werden enorme hoeveelheden moderne wapens ingezet, ontwikkeld door wetenschappers en ingenieurs en in grote aantallen geproduceerd. De miljoenen soldaten die de loopgraven in moesten, kregen niet alleen te maken met geweren, maar ook met mitrailleurs (bron 18), gifgas (bron 25), vliegtuigen (bron 20) en tanks (bron 26). Voor een aanval begon, bestookte de aanvaller de verdedigers vaak dagenlang met kanonnen, waarna een massale aanval volgde. Zo modern als de wapens waren, zo ouderwets bleven de tactieken. Grote groepen soldaten renden uit hun loopgraven recht op de vijand af, dwars door prikkeldraad en granaatkraters, om man-tegen-mangevechten te voeren. Generaals geloofden dat deze aanpak, die vroeger had gewerkt, ook nu zou werken. Ze hielden echter geen rekening met de vernietigende kracht van de moderne wapens, die het bijna onmogelijk maakten om de vijand te bereiken. Soldaten hadden geen inspraak en moesten de bevelen van hun officierenIemand die de functie heeft toezicht te houden over ondergeschikten, vaak in het leger. opvolgen. De kans om te sneuvelen door kogels, bommen of gifgas was enorm. Daarbovenop kwamen de dagelijkse verschrikkingen: brandende hitte in de zomer, ijskoude modder en vocht in de winter, honger door te weinig voedsel, zwermen ratten die over de lichamen kropen en de stank van gesneuvelden die niet uit het niemandslandHet gebied tussen twee loopgraven in, dat van geen enkele vechtende partij was. konden worden verwijderd (bron 22).
Westfront, oostfront en thuisfront
De Eerste Wereldoorlog was een totale oorlogEen oorlog waarbij niet alleen soldaten, maar ook burgers direct betrokken zijn. in meerdere opzichten. Niet alleen soldaten vochten mee, ook het thuisfront speelde een rol. Vrouwen namen het werk in de fabrieken over van mannen. Informatie over het verloop van de oorlog werd zwaar gecensureerd`Censuur is het achterhouden of aanpassen van informatie door de staat, om de bevolking te beïnvloeden. , zodat mensen thuis niet ontmoedigd raakten en de oorlog bleven steunen. Daarnaast werd propaganda ingezet om burgers te motiveren. Zo toonden posters bijvoorbeeld trotse soldaten of moeders die hun zonen naar het front stuurden. Mannen kregen het gevoel dat ze moesten deelnemen aan de oorlog, anders waren ze laf. Vrouwen werden opgeroepen oorlogsobligaties te kopen: kleine leningen waarmee de oorlog gefinancierd werd en die na de oorlog zouden worden terugbetaald.
In november 1918 kwam het einde van de oorlog in zicht. Op 11 november 1918 sloot de Duitse legerleiding een wapenstilstand met de geallieerden. Later, op 28 juni 1919, werd Duitsland gedwongen het Vredesverdrag van Versailles te tekenen. Daarin werd het aangewezen als hoofdschuldige van de oorlog. Dit was voor veel Duitsers bijzonder vernederend. Enkele bepalingen uit dit verdrag waren:
- Duitsland moest voor de aangerichte verwoestingen een schadevergoeding betalen van 132 miljard goudmark.
- Het moest ontwapenen. Het leger mocht alleen groot genoeg zijn om binnenlandse opstanden neer te slaan. Moderne wapens zoals oorlogsschepen, tanks, vliegtuigen en gifgas werden verboden.
- Duitsland moest gebied afstaan aan België (Eupen en Malmédy), Frankrijk (Elzas-Lotharingen) en aan het nieuw gevormde Polen (een deel van Oost-Pruisen en de havenplaats Gdansk). Alle Duitse koloniën werden ingenomen of kregen zelfstandigheid.
- Duitsland moest openlijk erkennen dat het de oorlog was begonnen.
- De Amerikaanse president Woodrow Wilson had gepleit voor een organisatie die de vrede in de wereld zou bewaken. Deze organisatie kwam er: de Volkenbond.
Dit vredesverdrag zou veel invloed hebben op de verdere geschiedenis. Verschillende veelvolkerenstaten werden opgesplitst, zoals Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk. Palestina, Egypte en Irak – eerder onderdeel van het Ottomaanse Rijk – kregen zelfbestuur. Toch vond de Volkenbond dat deze jonge staten nog niet sterk genoeg waren om zelfstandig te regeren. Engeland kreeg de opdracht om deze mandaatgebiedenGebieden die door de Volkenbond aan westerse landen werden toegewezen om ze voor te bereiden op onafhankelijkheid. te besturen. Maar de wereld ging een onzekere toekomst tegemoet. De oorlog had negen miljoen soldaten en vijf miljoen burgers het leven gekost. Amerika wilde niet meedoen aan de nieuwe Volkenbond en Duitsland werd niet toegelaten. Intussen verspreidde zich een mysterieuze ziekte over alle continenten: de Spaanse griep. Deze pandemie sloeg extra hard toe, omdat veel mensen verzwakt waren door de oorlog. Uiteindelijk eiste de ziekte nog eens 17 tot 50 miljoen slachtoffers.
Verdiepingsstof: Langetermijngevolgen
De plaatsen waar tijdens de oorlog gevochten was, waren vaak akkers geweest. Deze hadden veel tijd nodig om te herstellen of waren gevaarlijk om te bewerken door achtergebleven of weggezakte bommen. Hierdoor moest vooral Frankrijk grote hoeveelheden voedsel importeren. De oorlog had al enorme schade toegebracht aan de Franse economie en door de dure import van goederen uit het buitenland zou het herstel nog lang duren.
Veel soldaten kwamen beschadigd uit de oorlog, niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk. Velen leden aan ‘shellshock’, een zenuwaandoening door hun ervaringen aan het front. Harde geluiden konden deze ziekte weer oproepen, waardoor oud-soldaten in elkaar stortten. Voor hen was het moeilijk om weer deel te nemen aan het dagelijks leven of hun oude baan op te pakken. Tegenwoordig kennen we deze aandoening als posttraumatische stressstoornis (PTSS). Bovendien werden mannen die aan shellshock leden vaak niet begrepen en als ‘laf’ of ‘niet-mannelijk’ bestempeld. Velen raakten hierdoor geestelijk volledig ontwricht en pleegden soms moord of zelfmoord.
Na de Eerste Wereldoorlog waren er veel mensen die nooit meer oorlog wilden. Zij worden pacifistenMensen die absoluut tegen elke vorm van oorlogvoeren zijn. genoemd. Door boeken te schrijven, pamfletten te verspreiden en verhalen te vertellen hoopten zij dat toekomstige oorlogen voorkomen konden worden, want ‘wie wilde nou nog een keer zo’n massaslachting’? Een bekend voorbeeld is de schrijver Erich Maria Remarque, die in zijn boek Im Westen nichts Neues (Nederlands: Van het Westelijk Front geen nieuws) de zinloosheid van de oorlog beschreef. Ook in Duitsland werden in de naoorlogse periode anti-oorlogsmonumenten opgericht. Deze monumenten werden later door knokploegen van Hitler vernield.
Literatuur
Anderson, M. S. The Ascendancy of Europe: 1815-1914. 3e ed. Hoboken: Taylor and Francis, 2014.
Blanning, T. C. W. The Oxford History of Modern Europe. Oxford: Oxford University Press, 2000.
Elrod, Richard B. “The concert of Europe: a fresh look at an international system”. World politics: a quarterly journal of international relations 28 (1976): 159–174.
Helmreich, Ernst Christian. The diplomacy of the Balkan wars 1912-1913. Cambridge: Harvard University Press, 1938.
Keegan, John. The First World War. New York: Vintage Books, 2000.