Tijdvak 9: Een tijd van wereldoorlogen
Hoofdvragen
Wat waren de oorzaken van het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog en hoe heeft de oorlog en de afwikkeling hiervan de internationale verhoudingen beïnvloed?
Hoe is de Sovjet-Unie ontstaan en op welke manier werd deze bestuurd?
Waardoor ontstond de Tweede Wereldoorlog en hoe zag het verloop van deze oorlog eruit?
In een klein dorpje aan de rand van Europa, waar de ochtendmist zich langzaam terugtrok en de zonnestralen voorzichtig door de bomen priemden, leefde een jonge boer genaamd Johan. Het was het jaar 1914, en hoewel de wereld om hem heen in rap tempo veranderde, bleef het leven op de boerderij rustig en voorspelbaar. Johan had net zijn ochtendmelkronde voltooid toen hij een verre echo van trompetgeschal hoorde, een geluid dat de stilte van het platteland doorbrak.
Nieuwsgierig en enigszins bezorgd liep hij naar het dorpsplein, waar een menigte zich had verzameld rond een groep soldaten. De dorpsoudste, een man met diepe rimpels en een stem die gezag uitstraalde, stond op een houten kist en sprak de menigte toe. “De wereld is in oorlog,” zei hij met een sombere blik. “Onze zonen en broers worden opgeroepen om te vechten voor ons land.”
Johan voelde een koude rilling over zijn rug lopen. De oorlog, die tot nu toe slechts een gerucht was geweest, was nu een harde realiteit. Terwijl hij naar de gezichten van zijn dorpsgenoten keek, zag hij dezelfde mix van angst, trots en onzekerheid. De komende jaren zouden hun leven onherroepelijk veranderen, en de wereld zoals ze die kenden zou nooit meer hetzelfde zijn.
Deze tijd, gekenmerkt door immense veranderingen en uitdagingen, vormt een cruciaal hoofdstuk in onze geschiedenis. Op deze pagina duiken we dieper in de gebeurtenissen, ontwikkelingen en figuren die deze periode hebben gevormd, en ontdekken we hoe de lessen uit het verleden ons huidige begrip van oorlog, vrede en internationale betrekkingen blijven beïnvloeden.
Van de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog tot de bevrijding van Europa in 1945, deze periode laat zien hoe de wereld in korte tijd dramatisch kan veranderen. Ontdek hoe de rol van propaganda, de impact van economische crises en de verschrikkingen van oorlog en genocide ons huidige begrip van de wereld blijven vormen.
Bron 1. Menig soldaat kwam volledig getraumatiseerd uit de Eerste Wereldoorlog. In de jaren 30 zouden dan ook veel kunstwerken worden geproduceerd die de verschrikkingen van de oorlog moesten overbrengen, om zodoende aan een volgende generatie over te brengen: nooit weer!
- 37 De rol van Moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.
- 38 Het in praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme.
- 39 De crisis van het wereldkapitalisme.
- 40 Het voeren van twee wereldoorlogen.
- 41 Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op joden.
- 42 De Duitse bezetting van Nederland.
- 43 Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.
- 44 Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.
1. Van wereldoorlog tot wereldcrisis
- Kunt beschrijven welke oorzaken het machtsevenwicht tussen de Europese mogendheden verstoorden.
- Kunt beschrijven waarom en hoe de manier van oorlog voeren tussen 1914 en 1918 veranderde.
- Kunt uitleggen dat de Eerste Wereldoorlog voor een verandering in de wereldwijde economische verhoudingen zorgde.
- Kunt de zwakke plekken van de Amerikaanse economie beschrijven en je kunt uitleggen hoe die zwakke plekken leidden tot een economische wereldcrisis.
- Kunt uitleggen hoe onder president Roosevelt de economische problemen werden aangepakt en dat deze aanpak een breuk met het verleden was.
De economische wereldcrisis
- Leerdoelen
-
- Kunt beschrijven welke oorzaken het machtsevenwicht tussen de Europese mogendheden verstoorden.
- Kunt beschrijven waarom en hoe de manier van oorlog voeren tussen 1914 en 1918 veranderde.
- Kunt uitleggen dat de Eerste Wereldoorlog voor een verandering in de wereldwijde economische verhoudingen zorgde.
- Kunt de zwakke plekken van de Amerikaanse economie beschrijven en je kunt uitleggen hoe die zwakke plekken leidden tot een economische wereldcrisis.
- Kunt uitleggen hoe onder president Roosevelt de economische problemen werden aangepakt en dat deze aanpak een breuk met het verleden was.
- Extra uitleg
-
De economische wereldcrisis
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
In de loop van de negentiende eeuw was er kwetsbaar machtsevenwicht in Europa tussen de grote mogendheden: Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Pruisen (later Duitsland). Dit evenwicht zorgde ervoor dat er relatief weinig grote conflicten waren, omdat elke mogendheid te bang was dat een oorlog zou leiden tot een kettingreactie waarin alle landen betrokken zouden raken. Dit systeem werkte goed, tot aan het einde van de negentiende eeuw. Verschillende factoren begonnen het machtsevenwicht te verstoren, wat uiteindelijk leidde tot de Eerste WereldoorlogEen oorlog tussen veel staten die op wereldwijde schaal wordt gevoerd..
Een belangrijke oorzaak van het verstoorde machtsevenwicht was de opkomst van nieuwe grootmachten, een wapenwedloopEen denkbeeldige wedstrijd tussen twee of meer landen over wie verder is op het gebied van wapentechnologie of wie de meeste wapens heeft. en alliantiesBondgenootschappen.. Duitsland, dat in 1871 na de Frans-Duitse oorlog verenigd was door keizer Wilhelm I, groeide snel uit tot een economische en militaire grootmacht met bijbehorende expansie ambities. Duitsland wilde net als de andere grootmachten koloniën. De Duitse keizer Wilhelm II vond dat alle acties geoorloofd waren om dit te bereiken. Dat noemde hij Weltpolitik. Dit zorgde voor wantrouwen bij andere Europese landen, met name Frankrijk, dat de oorlog van 1870-1871 had verloren. Frankrijk zocht steun bij Rusland en Groot-Brittannië, waardoor de Triple Entente ontstond. Aan de andere kant stond de Triple Alliantie van Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië. Deze allianties maakten Europa steeds meer verdeeld en gespannen.
Daarnaast speelde het nationalisme een grote rol in het verstoren van het machtsevenwicht. In veel landen groeide het gevoel van nationale trots en de wens om de macht en invloed van de eigen natie uit te breiden. Dit leidde bijvoorbeeld tot conflicten op de Balkan, waar verschillende etnische groepen streefden naar onafhankelijkheid van veelvolkerenstatenEen staat waarin meerdere volkeren onder hetzelfde landsbestuur leven. Oostenrijk-Hongarije of het Ottomaanse Rijk. Vooral in de Balkan, waar de spanningen tussen de Slavische volken, gesteund door Rusland, en Oostenrijk-Hongarije opliepen, werd het machtsevenwicht ernstig bedreigd. De moord op de Oostenrijkse kroonprins Frans-Ferdinand in Sarajevo in 1914 door Bosnisch-Servische nationalist Gavrilo Princip was de vonk die het kruitvat deed ontploffen en leidde tot de Eerste Wereldoorlog. Oostenrijk-Hongarije eiste dat het de moord mocht onderzoeken op Servische bodem. Toen dit land dat verzoek weigerde, verklaarde Oostenrijk-Hongarije Servië de oorlog; met een kettingreactie aan oorlogsverklaringen tot gevolg. Europa en de koloniën verkeerden in oorlog!
De oorlog die alle andere oorlogen beëindigd
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, dachten veel mensen dat het een korte en beslissende oorlog zou worden. En de uitkomst was dat er nooit meer oorlog gevoerd hoefde te worden. Dit bleek echter een grote misvatting. De oorlog duurde vier jaar en veranderde de manier van oorlogsvoering op een fundamentele manier.
Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 gebruikten de legers nog strategieën die grotendeels gebaseerd waren op snelle, offensieve aanvallen zoals aanvallen te paard. Dit soort oorlogsvoering werkte goed in eerdere conflicten, zoals de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871. Maar met de komst van nieuwe technologieën, zoals machinegeweren, artillerie en prikkeldraad, veranderde het slagveld drastisch. De aanvallen leidden tot massale verliezen en de frontlinies kwamen al snel vast te liggen in een loopgravenoorlog. Daar had Duitsland niet op gehoopt. Het wilde aan het begin van de oorlog met een snelle aanval eerst Frankrijk verslaan en vervolgens de militaire kracht op Rusland richten. Zo zou een tweefrontenoorlog voorkomen kunnen worden. Maar bij de Slag om de Marne in september 1914 liep deze tactiek volkomen vast. Beide legers begonnen zich in te graven.
De loopgravenoorlog, vooral bekend van het westfront in Frankrijk en België, was een gruwelijke manier van oorlogsvoering. Soldaten leefden maanden, soms jaren, in modderige, ongezonde loopgraven, onder voortdurende dreiging van artilleriebeschietingen, gasaanvallen en onverwachte aanvallen. De strijd werd een uitputtingsoorlog, waarin beide zijden probeerden de vijand uit te putten door voortdurende aanvallen en tegenaanvallen, met als doel dat de tegenstander niet verder kon. Het resultaat was dat miljoenen soldaten sneuvelden zonder dat er grote terreinwinst werd geboekt.
Naast loopgravenoorlog voerde men ook oorlog op zee en in de lucht. De oorlog op zee werd gekenmerkt door onderzeebootaanvallen, vooral door Duitse U-boten die geallieerde schepen tot zinken brachten. In de lucht werd voor het eerst op grote schaal gebruikgemaakt van vliegtuigen; eerst voor verkenning, maar later ook voor bombardementen en luchtgevechten. Deze nieuwe technologieën en strategieën zorgden ervoor dat de Eerste Wereldoorlog een oorlog werd zoals de wereld nog nooit eerder had gezien.
Om op deze schaal oorlog te kunnen voeren, kwamen de economieën van de oorlogvoerende landen in teken te staan van de oorlog. Fabrieken gingen produceren voor het front. Vrouwen namen het werk over van de mannen, die moesten vechten aan het front. Het gevolg was dat goederen schaars werden. Door deze nieuwe oorlogseconomie was er een totale oorlogEen oorlog waarbij niet alleen soldaten betrokken zijn, maar de gevolgen van de oorlog ook merkbaar zijn door burgers. ontstaan.
Het einde in zicht?
In november 1918 kwam het einde van de Eerste Wereldoorlog in zicht. In 1917 hadden de Verenigde Staten zich gemengd in de strijd, vlak nadat Rusland uit de oorlog was gestapt. De Amerikanen brachten grote hoeveelheden soldaten en geld met zich mee. Dat betekende het einde voor Duitsland en haar bondgenoten. Op 11 november 1918 sloten de Duitsers een wapenstilstand met de geallieerden, de Triple Entente. Vervolgens werd Duitsland op 28 juni 1919 gedwongen het Verdrag van Versailles te ondertekenen, waarin het als hoofdschuldige werd aangewezen. Belangrijke bepalingen uit het verdrag waren:
- Duitsland moest een schadevergoeding van 132 miljard goudmark betalen voor de verwoestingen.
- Het land moest ontwapenen. Het leger mocht alleen groot genoeg zijn om binnenlandse opstanden te onderdrukken, en moderne wapens zoals oorlogsschepen, tanks, vliegtuigen en gifgas werden verboden.
- Duitsland moest grondgebied afstaan aan België (Eupen en Malmédy), Frankrijk (Elzas-Lotharingen) en het nieuwgevormde Polen (een deel van Oost-Pruisen en de havenplaats Gdansk). Alle Duitse koloniën werden ingenomen of kregen zelfstandigheid.
- Duitsland moest openlijk erkennen dat het de oorlog was begonnen.

Bron 5. Een kenmerk van de moderne oorlog is dat het een totale oorlog is. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden burgers aan het ‘thuisfront’ er aan herinnerd dat ook zij zich moesten inzetten om de oorlog te winnen. Vrouwen namen het werk over in de fabrieken of leenden geld aan de overheid om de oorlog te kunnen bekostigen.
De Amerikaanse president Woodrow Wilson had als tijdens de oorlog gepleit voor een organisatie om de wereldvrede te bewaken na de oorlog. Deze organisatie, de Volkenbond, werd opgericht. Het Verdrag van Versailles zou de geschiedenis sterk beïnvloeden. Verschillende veelvolkerenstaten, zoals Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk, werden opgesplitst. Palestina, Egypte en Irak kregen zelfbestuur, maar de Volkenbond vond deze jonge staten nog niet klaar om zelfstandig te regeren. Engeland kreeg de taak om deze mandaatgebieden te ‘opvoeden’. Ondertussen waren negen miljoen soldaten en vijf miljoen burgers door de oorlog gestorven. Ondanks dat het Wilsons initiatief was geweest, weigerde Amerika de Volkenbond te steunen en Duitsland werd uitgesloten. Hierdoor verloren velen het vertrouwen in de bond. Bovendien verspreidde zich de ‘Spaanse griep’, een mysterieuze ziekte die nog eens 17-50 miljoen slachtoffers zou maken.
Nieuwe economische verhoudingen
De Eerste Wereldoorlog had niet alleen gevolgen op het slagveld, maar veranderde ook de wereldwijde economische verhoudingen ingrijpend. Voor de oorlog was Europa het economische centrum van de wereld, met Groot-Brittannië als belangrijkste financiële macht. De oorlog bracht echter enorme kosten met zich mee, waardoor de Europese economieën verzwakten en veel landen diep in de schulden raakten.
Tijdens de oorlog moesten de Europese mogendheden enorme hoeveelheden wapens, voedsel en andere goederen produceren om hun legers te ondersteunen. Dit leidde tot een massale verschuiving in de productie en het transport van goederen. De Verenigde Staten, die relatief laat in de oorlog betrokken raakten, profiteerden hier enorm van. Terwijl de Europese landen zich op de oorlog richtten, groeide de Amerikaanse industrie snel om aan de vraag naar oorlogsmateriaal en andere producten te voldoen. Dit maakte van de VS een economische grootmacht.
Na de oorlog hadden veel Europese landen grote schulden bij de Verenigde Staten, wat de economische machtsverhoudingen verder veranderde. De Britse pond, die voorheen de belangrijkste internationale valuta was, werd geleidelijk vervangen door de Amerikaanse dollar als de belangrijkste munt in de wereldhandel. De oorlog markeerde het einde van de Europese economische dominantie en de opkomst van de Verenigde Staten als de leidende economische macht in de wereld.
Rijkdom voor iedereen of de route naar een crisis?
Hoewel de Verenigde Staten na de Eerste Wereldoorlog een economische grootmacht waren geworden, vertoonde hun economie in de jaren 1920 zwakke plekken die uiteindelijk zouden leiden tot de Grote Depressie.
- Een van de belangrijkste problemen was de ongelijkheid in de welvaart. Hoewel sommige Amerikanen in de jaren 1920 rijk werden, was het inkomen van veel arbeiders en boeren relatief laag. Hierdoor konden veel Amerikanen niet genoeg geld uitgeven om de economie draaiende te houden.
- Daarnaast werden veel producten op krediet gekocht, wat leidde tot een enorme schuldenberg. Schulden, die als het mis ging, niet terugbetaald konden worden.
- Een ander probleem was de speculatie op de aandelenmarkt. Veel mensen geloofden dat de aandelenkoersen alleen maar omhoog konden gaan en investeerden massaal in aandelen, vaak met geleend geld. Dit zorgde voor een enorme stijging van de beurskoersen, maar deze was niet gebaseerd op de werkelijke waarde van de bedrijven.
- Daarnaast begonnen de Amerikaanse bedrijven steeds minder te exporteren naar Europa. Om de Amerikaanse economie te beschermen, voerde de regering een protectionistische politiek. Hierbij wordt de eigen markt beschermd door hoge invoerbelastingen te heffen op buitenlandse producten; in dit geval die uit Europa. Maar toen de markt zich na de oorlog ook had hersteld in Europa, betaalden deze landen de Verenigde Staten met gelijke munt terug. Ook de Europese markt werd nu beschermd met hoge importbelastingen. Het gevolg was dat de Amerikaanse export opdroogde.
Toen de aandelenmarkt in 1929 instortte – de grote ‘BeurskrachEen plotselinge en zeer sterke koersdaling op de aandelenmarkt.’ – verloor men het vertrouwen in de economie. De beurscrash leidde tot een kettingreactie van faillissementen, werkloosheid en een scherpe daling van de productie.
De economische crisisEconomische neergang die zich uit in lage winsten, veel faillissementen en hoge werkloosheid. die volgde, de Grote Depressie, verspreidde zich snel over de hele wereld. Omdat de Amerikaanse economie zo groot en belangrijk was geworden, werden andere landen, vooral in Europa, ook zwaar getroffen; vooral de Europese landen en bedrijven die nog schulden hadden openstaan in de Verenigde Staten. Internationale handel stortte in en de werkloosheid steeg wereldwijd tot ongekende hoogten. Deze crisis liet zien hoe kwetsbaar de wereldeconomie was geworden door de veranderde economische verhoudingen na de Eerste Wereldoorlog.
The New Deal
Toen Franklin D. Roosevelt in 1933 president van de Verenigde Staten werd, erfde hij een land dat gebukt ging onder de gevolgen van de Grote Depressie. Miljoenen Amerikanen waren werkloos, banken gingen failliet en de economie leek tot stilstand te zijn gekomen. Roosevelt besloot dat er drastische maatregelen nodig waren om de economie te herstellen en het vertrouwen van het volk terug te winnen. Zijn aanpak, bekend als de New Deal, was een radicale breuk met het economische beleid van zijn voorgangers.
De New Deal bestond uit een reeks programma’s en hervormingen die gericht waren op drie doelen: hulp bieden aan de armen en werklozen, herstel van de economie en hervorming van het financiële systeem om toekomstige crises te voorkomen. Een van de eerste maatregelen was het sluiten van de banken voor een korte periode, zodat ze hun balans konden opmaken en het vertrouwen van het publiek konden herwinnen. Dit werd gevolgd door nieuwe wetgeving die de bankensector strenger reguleerde.
Daarnaast richtte Roosevelt verschillende overheidsinstellingen op die werkgelegenheid creëerden door grootschalige infrastructuurprojecten, zoals de aanleg van wegen, bruggen en dammen. Miljoenen Amerikanen vonden werk bij deze projecten, wat niet alleen hun levensomstandigheden verbeterde, maar ook de economie een impuls gaf. De overheid ging ook actief ingrijpen in de landbouw en de industrie om overproductie te voorkomen en de prijzen stabiel te houden.
Roosevelts aanpak was een duidelijke breuk met het laissez-faire beleid dat de jaren daarvoor had gedomineerd. Bij zo’n beleid geloofde men dat de economie zichzelf zou herstellen zonder overheidsingrijpen, maar de Grote Depressie had laten zien dat dit niet altijd het geval was. De New Deal introduceerde het idee dat de overheid een actieve rol moest spelen in het reguleren van de economie en het beschermen van de burgers tegen de ergste gevolgen van economische crises. Een idee van de econoom John Maynard Keynes. Hoewel de New Deal niet alle problemen oploste, legde het wel de basis voor een nieuwe manier van denken over de rol van de overheid in de economie, die nog steeds invloed heeft op het huidige economische beleid.
2. De sovjet utopie?
- Kunt uitleggen hoe de Russische samenleving er rond 1900 uitzag.
- Kunt beschrijven waarom de Eerste Wereldoorlog de situatie in Rusland rijp maakte voor een revolutie.
- Kunt overeenkomsten en verschillen benoemen tussen het beleid van Lenin en Stalin en waarom Lenin meer een pragmatist was en Stalin meer een idealist gekeken naar het economische politieke beleid.
- Kunt aan de hand van enkele voorbeelden uitleggen dat de Sovjet-Unie een totalitaire dictatuur was.
- Kunt de fases van Marx zijn communistische theorie beschrijven en uitleggen dat de Sovjet-Unie is blijven steken in de fase van de ‘dictatuur van het proletariaat’ (verdiepingsstof).
Propaganda en communicatie
- Leerdoelen
-
- Kunt uitleggen hoe de Russische samenleving er rond 1900 uitzag.
- Kunt beschrijven waarom de Eerste Wereldoorlog de situatie in Rusland rijp maakte voor een revolutie.
- Kunt overeenkomsten en verschillen benoemen tussen het beleid van Lenin en Stalin en waarom Lenin meer een pragmatist was en Stalin meer een idealist gekeken naar het economische politieke beleid.
- Kunt aan de hand van enkele voorbeelden uitleggen dat de Sovjet-Unie een totalitaire dictatuur was.
- Kunt de fases van Marx zijn communistische theorie beschrijven en uitleggen dat de Sovjet-Unie is blijven steken in de fase van de ‘dictatuur van het proletariaat’ (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
Propaganda en communicatie
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
Rond 1900 was Rusland een land van grote tegenstellingen. Aan de ene kant was er de tsaar, die als een absolute heerser over het land regeerde. De tsaar werd omringd door een kleine elite van aristocraten, die de grote landgoederen bezaten en een luxueus leven leidden. Aan de andere kant was er de enorme massa van boeren, die in armoede leefde en nauwelijks in staat was om zichzelf en hun families te voeden. Deze boeren waren vaak analfabeet en hadden weinig of geen zeggenschap over hun eigen leven.
De opkomende industriële revolutie begon weliswaar zijn invloed te laten voelen in Rusland, maar was voornamelijk beperkt tot enkele grote steden zoals Sint-Petersburg en Moskou. In deze steden ontstond een groeiende klasse van fabrieksarbeiders die onder erbarmelijke omstandigheden werkte. Deze arbeiders leefden in overvolle sloppenwijken, hadden lange werktijden en weinig rechten. De onvrede onder zowel de boeren als de arbeiders nam toe; en daarmee werd ook de roep om verandering steeds luider.
De kerk speelde ook een belangrijke rol in de Russische samenleving rond 1900. De Russisch-Orthodoxe Kerk was nauw verbonden met de staat en ondersteunde de autocratie van de tsaar. De Kerk predikte gehoorzaamheid aan de tsaar als door God aangestelde leider, wat de positie van de heersende klasse versterkte. Echter, onder invloed van opkomende revolutionaire ideeën, begonnen steeds meer mensen de rol van de kerk en de tsaar in twijfel te trekken.
De tsaar regeerde als een absolute monarch, wat betekende dat hij alle macht had en beslissingen kon nemen zonder rekening te houden met het volk. Dit leidde tot veel onvrede, vooral omdat de tsaar weinig deed om de situatie van de armen te verbeteren. Pogingen tot hervorming, zoals het afschaffen van de lijfeigenschap in 1861, hadden slechts beperkte resultaten opgeleverd. De levensomstandigheden van de boeren en arbeiders bleven zwaar, en dit leidde tot groeiende ontevredenheid en spanningen binnen de samenleving.
Oorlog en revolutie!
Toen de Eerste Wereldoorlog in 1914 uitbrak, was Rusland slecht voorbereid op het conflict. Het leger was slecht uitgerust en georganiseerd en de economie kon de druk van een langdurige oorlog niet aan. De oorlog zorgde voor een enorme belasting op de Russische samenleving. Miljoenen mannen werden naar het front gestuurd, wat leidde tot een tekort aan arbeidskrachten op het platteland en in de fabrieken. Hierdoor verslechterde de voedselvoorziening en stegen de prijzen, wat leidde tot honger en nog meer ontevredenheid onder de bevolking.

Bron 10. Lenin, Trotski en Stalin wisten in 1917 een communistische revolutie te beginnen in Rusland. De Russische tsaar zou afgezet worden en alle bedrijven zouden door de staat genationaliseerd worden.
De verliezen aan het front waren enorm, en de soldaten voelden zich in de steek gelaten door hun leiders. Ze hadden geen vertrouwen meer in de tsaar en de regering, die er niet in slaagde de situatie te verbeteren. In februari 1917 kwam het volk in opstand. De Februarirevolutie leidde tot de troonsafstand van Tsaar Nicolaas II en het einde van de tsaristische autocratie. Een voorlopige regering onder leiding van Alexander Kerensky nam de macht over. Maar deze regering was zwak en kon de problemen van Rusland niet oplossen. De onrust bleef toenemen, wat uiteindelijk leidde tot de Oktoberrevolutie van 1917, waarin de bolsjewieken – die zich later communisten gingen noemen – onder leiding van Lenin de macht grepen.
Lenin versus Stalin: pragmatisme versus idealistische dictatuur
Na de Oktoberrevolutie stond Lenin aan het hoofd van de nieuwe regering die was vormgegeven naar de communistische ideologieEen ideologie is een verzameling van ideeën over hoe de samenleving gevormd moet worden en aan de hand van welke normen en waarden ze (de samenleving) moet functioneren.. De communisten confisqueerden alle productiemiddelen en dwongen de boeren op het Russische platteland kosteloos voedsel te leveren aan de grote steden. Deze weigerden dat, met massale hongersnoden tot gevolg. In eerste instantie werden de boeren met geweld gedwongen hun productie af te staan, waarop velen niet langer bereid waren om überhaupt te produceren. Lenin was een pragmatist; hij begreep dat het onmogelijk was om direct een communistische samenleving te creëren zoals Marx die had beschreven. Rusland was nog grotendeels agrarisch en industrieel onderontwikkeld. Om de economie weer op gang te brengen na de chaos van de oorlog, revolutie en het probleem met de voedselproductie, voerde Lenin de Nieuwe Economische Politiek (NEP) in. Deze politiek liet tijdelijk wat kapitalistische elementen toe, zoals kleine bedrijven en handel. Dit was bedoeld om de economie te stabiliseren en de productie te verhogen, zonder de lange-termijndoelen van het communismeIdeologie die de gelijkwaardigheid van mensen en het gemeenschappelijk bezit centraal stelt. uit het oog te verliezen.
Stalin, die na Lenins dood in 1924 aan de macht kwam, had een andere visie. Hij geloofde sterk in de noodzaak van een volledig gecentraliseerde, door de staat gecontroleerde economie. In plaats van geleidelijk over te gaan naar het communisme, zoals Lenin had voorgesteld, dwong Stalin radicale veranderingen af. Hij introduceerde de planeconomieEconomisch stelsel waarbij de regering bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd wordt. in de vorm van Vijfjarenplannen, waarin de nadruk lag op snelle industrialisatie en collectivisatieSamenvoeging van verschillende kleine eenheden zoals boerderijen tot een groot landbouwbedrijf. Of bedrijfstakken samenvoegen tot één grote eenheid die gemeenschappelijk eigendom is. van de landbouw. Dit betekende dat kleine boeren gedwongen werden hun land op te geven en in collectieve boerderijen te werken. Zij die tegenwerkten, werden geëxecuteerd of naar een werkkamp, een goelag, gestuurd. Dit alles leidde tot enorme weerstand en hongersnoden, zoals de Holodomor in Oekraïne.
Stalins aanpak was veel meer ideologisch gedreven dan die van Lenin. Waar Lenin pragmatische concessies deed om zijn uiteindelijke doelen te bereiken, streefde Stalin naar een rigide uitvoering van zijn visie, ongeacht de menselijke kosten. Dit maakte hem tot een ideoloog die het ideaal van een communistische staat boven de realiteit van de situatie plaatste.
De Sovjet-Unie als totalitaire dictatuur
Onder Stalin ontwikkelde de Sovjet-Unie zich tot een totalitaireEen regeringsvorm waarbij persoonlijke belangen ondergeschikt zijn aan het staatsbelang. dictatuur. Een totalitaire staat is een staat waarin de overheid totale controle heeft over alle aspecten van het leven van de burgers. In de Sovjet-Unie betekende dit dat er geen ruimte was voor politieke oppositie of vrijheid van meningsuiting. De communistische partij onder Stalin was de enige macht en alle andere politieke partijen werden verboden. Men was verplicht om lid te zijn van deze massaorganisatieEen grote vereniging waarbinnen individueel belang ondergeschikt is aan groepsbelang. zodat de controle door de staat volledig was. Mensen die verdacht werden van verzet tegen het regime, werden vaak gearresteerd, gemarteld, of geëxecuteerd. De geheime politie, de NKVD, hield de bevolking in de gaten en voerde de terreurIn deze context door de overheid georganiseerd geweld tegen willekeurige mensen. uit die nodig was om de macht van Stalin te handhaven.


Bron 12. Nikolaj Jezjov (rechts) met Stalin (links) langs de Wolgadam. Jezjov zou later na de grote zuivering na Stalins machtsovername van het beeld worden verwijderd, een voorbeeld van 'Damnatio memoriae'.
Een van de meest beruchte voorbeelden van Stalins dictatuur was de Grote Zuivering in de jaren 1930. Tijdens deze periode werden miljoenen mensen gearresteerd op beschuldiging van contrarevolutionaire activiteiten of verraad. Veel van deze beschuldigingen waren vals en gebaseerd op verdachtmakingen of gedwongen bekentenissen. Honderdduizenden mensen werden geëxecuteerd, terwijl miljoenen anderen naar de goelags werden gestuurd, waar velen stierven door de zware omstandigheden.
Naast de onderdrukking van politieke tegenstanders, controleerde de Sovjet-regering ook de media en gebruikte propaganda om haar eigen macht te rechtvaardigen en te versterken. De regering bepaalde wat er in kranten, op de radio en later op televisie verscheen en gebruikte deze media om het Sovjet-volk ervan te overtuigen dat Stalin een held was die het land naar een glorieuze toekomst leidde.
Verdiepingsstof: Marx’ communistische theorie en de Sovjet-Unie
De bolsjewieken, de partij die onder leiding van Lenin aan de macht kwam na de Oktoberrevolutie, baseerden hun ideologie op het werk van Karl Marx. Marx had een visie van een klassenloze samenleving, waarin de middelen van productie in handen waren van het volk. Volgens Marx zou de geschiedenis van de mensheid zich ontwikkelen via verschillende fasen, waarbij elk stadium een specifieke economische structuur en klassenverhoudingen had.
- Opstand tegen het kapitalisme: arbeiders komen in opstand tegen de rijke kapitalisten die hen uitbuiten. Ze strijden voor een eerlijker verdeling van rijkdom en macht.
- Oorlogscommunisme: Marx beschreef deze overgang naar het communisme als een proces waarin de arbeidersklasse (het proletariaat) de macht zou overnemen en een “dictatuur van het proletariaat” zou vestigen. Dit was volgens Marx een noodzakelijke tussenfase, waarin de arbeiders de oude heersende klasse zouden onderdrukken en de voorwaarden zouden scheppen voor de uiteindelijke klassenloze samenleving.
- De heilstaat: in deze ideale fase is er geen privébezit en geen klasseverschillen meer. Mensen werken samen in een samenleving zonder onderdrukking of conflicten. Daardoor wordt de staat overbodig.
In de praktijk bleef de Sovjet-Unie echter steken in deze fase van de “dictatuur van het proletariaat”. In plaats van over te gaan naar het communisme, waarbij de staat zou afsterven, werd de macht in de Sovjet-Unie steeds meer geconcentreerd in de handen van de communistische partij en haar leiders, zoals Lenin en vooral Stalin. In plaats van een klasseloze samenleving, ontstond er een nieuwe heersende klasse van partijfunctionarissen die de staatsmacht controleerden.
Het gevolg was dat de Sovjet-Unie niet de communistische utopie werd die Marx voor ogen had, maar een totalitaire staat waarin de partij alle aspecten van het leven controleerde en waarin de vrijheid van het individu ernstig werd beperkt.
3. De Tweede Wereldoorlog
- Kunt het verband uitleggen tussen de teleurstelling over de afloop van de Eerste Wereldoorlog en het ontstaan van het fascisme in Italië en het nationaalsocialisme in Duitsland.
- Kunt de kenmerken van het fascisme en het nationaalsocialisme noemen.
- Kunt overeenkomsten en verschillen noemen tussen de ideologieën en de buitenlandse politiek van Duitsland, Italië en Japan.
- Kunt een beschrijving geven van oorzaken, aanleiding, verloop en afloop van de strijd in Oost-Azië.
- Kunt enkele kenmerken beschrijven van de Duitse bezetting van Nederland.
- Kunt beschrijven op welke gefaseerde manier de Jodenvervolging werd uitgevoerd.
- Kunt overeenkomsten en verschillen benoemen tussen de Duitse bezetting van Nederland en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië.
- Kunt uitleggen welke relatie er is tussen de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en de onafhankelijkheidsverklaring direct daarna.
- Kunt een ideologisch en militair argument geven voor de gespannen relatie tussen de geallieerden (verdiepingsstof).
Genocide in het bijzonder op de Joden (Holocaust)
De Duitse bezetting van Nederland
Verzet tegen het imperialisme
- Leerdoelen
-
- Kunt het verband uitleggen tussen de teleurstelling over de afloop van de Eerste Wereldoorlog en het ontstaan van het fascisme in Italië en het nationaalsocialisme in Duitsland.
- Kunt de kenmerken van het fascisme en het nationaalsocialisme noemen.
- Kunt overeenkomsten en verschillen noemen tussen de ideologieën en de buitenlandse politiek van Duitsland, Italië en Japan.
- Kunt een beschrijving geven van oorzaken, aanleiding, verloop en afloop van de strijd in Oost-Azië.
- Kunt enkele kenmerken beschrijven van de Duitse bezetting van Nederland.
- Kunt beschrijven op welke gefaseerde manier de Jodenvervolging werd uitgevoerd.
- Kunt overeenkomsten en verschillen benoemen tussen de Duitse bezetting van Nederland en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië.
- Kunt uitleggen welke relatie er is tussen de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en de onafhankelijkheidsverklaring direct daarna.
- Kunt een ideologisch en militair argument geven voor de gespannen relatie tussen de geallieerden (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
Genocide in het bijzonder op de Joden (Holocaust)
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.De Duitse bezetting van Nederland
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.Verzet tegen het imperialisme
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
De Tweede Wereldoorlog, die van 1939 tot 1945 duurde, was een van de meest verwoestende conflicten in de menselijke geschiedenis. De opkomst van totalitaire regimes in Europa en Azië leidde tot een wereldwijde strijd die miljoenen levens kostte en blijvende veranderingen in de internationale verhoudingen teweegbracht. Om de oorzaken en gevolgen van deze oorlog te begrijpen, is het noodzakelijk om terug te kijken naar de gebeurtenissen die eraan voorafgingen, vooral de nasleep van de Eerste Wereldoorlog en hoe deze de opkomst van fascistische en nationaalsocialistische bewegingen in Italië en Duitsland mogelijk maakten.
Opkomst van het fascisme en nationaalsocialisme
De Eerste Wereldoorlog, die van 1914 tot 1918 duurde, liet diepe wonden na in Europa. Veel landen hadden zware verliezen geleden, zowel in termen van menselijke levens als economisch. Voor Italië en Duitsland, de landen waar respectievelijk het fascismeEen antidemocratische en nationalistische ideologie die uitgaat van ongelijkwaardigheid tussen mensen. en het nationaalsocialismeIdeologie die dezelfde kenmerken heeft als het fascisme, maar die zich daarvan onderscheidt door een extreme vorm van racisme (in het bijzonder: antisemitisme). opkwamen, was de afloop van de oorlog bijzonder teleurstellend.
In Italië ontstond het fascisme grotendeels als reactie op de teleurstelling over de “mutilata vittoria” (verminkte overwinning). Italië had de oorlog aan de kant van de geallieerden beëindigd en had grote verwachtingen van gebiedsuitbreiding in de vredesonderhandelingen. Echter, tijdens de Vrede van Versailles kreeg Italië niet al het beloofde grondgebied, wat leidde tot groot ongenoegen onder de bevolking. Dit ongenoegen, gecombineerd met economische moeilijkheden zoals inflatie en werkloosheid, maakte het Italiaanse volk vatbaar voor de retoriek van Benito Mussolini. Mussolini beloofde een heropleving van de Italiaanse glorie en richtte in 1919 de Fasci Italiani di Combattimento op, wat de basis vormde voor het fascistische regime.
In Duitsland was de situatie nog nijpender. Het land had niet alleen de oorlog verloren, maar werd ook zwaar gestraft door het Verdrag van Versailles. De herstelbetalingen die Duitsland moest doen, zorgden voor een diepe economische crisis. Toen Duitsland in de jaren 20 niet meer aan de herstelbetalingen kon voldoen, bezetten Frankrijk en België het Ruhrgebied en dwongen de arbeiders door te werken zodat deze landen hun herstelbetalingen in natura konden ophalen. De Duitse arbeiders weigerden en staakten. Als steunbetuiging betaalde de Duitse regering de arbeiders door. Dit deed de regering door geld bij te drukken, met enorme hyperinflatie tot gevolg. Deze omstandigheden leidden tot wijdverbreide armoede en een gevoel van nationale vernedering. In deze context kon Adolf Hitler met zijn nationaalsocialistische ideologie voet aan de grond krijgen. Hij beschuldigde de Joden en communisten van de nederlaag in de oorlog en het verdrag van Versailles en beloofde het Duitse volk herstel van nationale trots en economische welvaart. Dit was een aantrekkelijk verhaal voor veel van hen, vandaar dat de nationaalsocialisten veel stemmen kregen tijdens de verkiezingen.

Bron 17. Een toespraak van Hitler in het nieuwe parlementsgebouw, nadat het parlementsgebouw (de Rijksdag) was afgebrand; in de brand gestoken door een vermoedelijke communist Marinus van der Lubbe. Dankzij deze actie kon Hitler de bevolking tegen de communisten opzetten. Dat verleende hem de benodigde stemmen in het parlement om de machtigingswet aan te nemen, die van hem een dictator maakte.
De opkomst van Hitler en de NSDAP (Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij) verliep niet zonder slag of stoot. Na een mislukte staatsgreep in 1923, de zogenaamde Bierkellerputsch, besloot Hitler om via legale weg de macht te grijpen. Dit lukte uiteindelijk in 1933, toen hij tot rijkskanselier werd benoemd. Helaas had de partij van Hitler niet de meerderheid en was hij gedwongen samen te werken met de communisten. Met slimme redevoeringen overtuigde hij de bevolking en andere politici ervan dat de communisten de macht wilden grijpen; en dat zij dus gestopt moesten worden. Hij stelde een machtigingswet voor na de verkiezingen van 1933 die ook werd aangenomen, waarbij de bevoegdheden van het parlement bij de Rijkskanselier kwamen te liggen: Adolf Hitler. Hitler hoefde op die manier geen macht meer te delen, waardoor hij een dictator werd. Hitler begon meteen met het omvormen van de samenleving naar nationaalsocialistisch ideaal. Dit markeerde het begin van het nazi-tijdperk in Duitsland, waarin racisme en antisemitismeJodenhaat. centraal stonden, wat uiteindelijk zou leiden tot de verschrikkingen van de Holocaust.
Kenmerken van fascisme en nationaalsocialisme
Zowel het fascisme als het nationaalsocialisme waren totalitaire ideologieën die sterk leunden op nationalisme, militarismeVoorliefde voor alles dat met het leger te maken heeft, zoals uniformen, medailles, parades en discipline. en een autoritaire staatsstructuur. Beide ideologieën streefden naar de totale controle over alle aspecten van het leven van hun burgers, inclusief politiek, economie, cultuur en zelfs persoonlijke overtuigingen waarbij het verstand minder belangrijk was en het gevoel de boventoon voerde.
Het fascisme, zoals gepromoot door Mussolini, geloofde in de verhevenheid van de staat boven het individu. Het motto “Alles in de staat, niets buiten de staat, niets tegen de staat” vat de kern van de fascistische ideologie samen. Het fascisme promootte een sterk leiderschap, waarin de leider, de ‘Duce’, werd beschouwd als de belichaming van de wil van de natie. Onder Mussolini veranderde Italië in een eenpartijstaat, waarin alle oppositie werd onderdrukt en de staat een centrale rol speelde in de economie.
Het nationaalsocialisme, geleid door Hitler, deelde veel van deze kenmerken, maar voegde een racistische component toe die uniek was voor nazi-Duitsland. Volgens de nazi-ideologie was de samenleving verdeeld in verschillende rassen (rassenleerEen theorie die veronderstelt dat er superieure en minderwaardige rassen zijn.), waarbij het Arische ras als superieur werd beschouwd (Ubermenschen). De Joden werden gezien als de grootste bedreiging voor de Arische zuiverheid omdat zij minderwaardig waren (Untermenschen), wat leidde tot systematische antisemitische wetten en uiteindelijk de genocideHet vernietigen van een nationale, etnische of religieuze groep, of het doen van een poging daartoe. die bekend staat als de Holocaust. De nazi’s geloofden ook in Lebensraum, het idee dat Duitsland moest uitbreiden naar het oosten om ruimte te maken voor de groei van het Arische ras.
In beide systemen werd de persoonlijke vrijheid opgeofferd voor het collectief. Dit ging gepaard met intensieve propaganda, geleid door figuren zoals Joseph Goebbels in Duitsland, die de media controleerden en gebruikten om de bevolking te indoctrinerenIndoctrinatie is het systematisch en eenzijdig opdringen van politieke of religieuze ideeën. met de ideologieën van het regime. Verzet tegen de staat werd niet getolereerd en werd vaak met harde hand onderdrukt door organisaties zoals de Gestapo in Duitsland en de OVRA in Italië.
Van ideologie tot praktijk: Duitsland, Italië en Japan

Bron 18. Met kinderboeken als deze waarin Joden werden gestereotypeerd en gedemoniseerd, indoctrineerden de Nazi’s de jeugd en werd de samenleving doordrenkt met antisemitisme.
Hoewel Duitsland, Italië en Japan elk hun eigen unieke kenmerken en doelen hadden, waren er ook belangrijke overeenkomsten tussen hun ideologieën en buitenlandse politiek, vooral in hun expansionistische ambities en hun minachting voor democratische waarden.
Duitsland, onder leiding van Hitler, streefde naar de uitbreiding van zijn grondgebied door middel van agressie en oorlog. Hitlers buitenlandse politiek was gebaseerd op het concept van Lebensraum, dat inhield dat Duitsland moest uitbreiden naar het oosten ten koste van de Slavische volkeren, die volgens de nazi-ideologie als inferieur werden beschouwd. Dit kwam tot uiting in de annexatie van Oostenrijk in 1938 en het Sudetenland in Tsjechoslowakije. Ondanks dat uitdrukkelijk in het Verdrag van Versailles was vastgelegd dat Duitsland nooit meer de wapens zou oppakken en dus ook niet aan expansie mocht doen, werd deze uitbreiding van Lebensraum gedoogd door landen als Engeland en Frankrijk. Zij waren niet bereid nog een allesvernietigende oorlog te beginnen. Vandaar dat de buitenlandse politiek van beide landen gericht was op appeasementBeleid waarmee een oorlog vermeden moet worden, door toe te geven aan de eisen van de tegenstander.. Oostenrijk en Tsjechoslowakije werden gevolgd door de invasie van Polen in 1939, wat het begin van de Tweede Wereldoorlog in Europa markeerde.
Italië, onder Mussolini, had soortgelijke ambities, hoewel ze minder succesvol waren. Mussolini droomde van een nieuw Romeins Rijk en begon met de verovering van Ethiopië in 1935. Zijn alliantie met nazi-Duitsland en later Japan (de Asmogendheden) was deels gebaseerd op een gedeelde visie van territoriale expansie en een afwijzing van de democratische orde die na de Eerste Wereldoorlog was ontstaan. Mussolini’s invasie van Griekenland in 1940 en zijn betrokkenheid bij de Slag om Noord-Afrika waren pogingen om Italië’s invloed in het Middellandse Zeegebied en daarbuiten te vergroten.
Japan, dat vanaf de late 19e eeuw snel was gemoderniseerd, had eveneens expansionistische ambities in Azië. Japanse leiders zagen hun land als het leidende Aziatische land en wilden een groot Aziatisch rijk vestigen, de zogenaamde “Groot-Oost-Aziatische Welvaartssfeer.” Dit leidde tot de invasie van Mantsjoerije in 1931 en later heel China in 1937, waarbij de Japanners wreedheden pleegden zoals het Bloedbad van Nanking. De aanval op Pearl Harbor in 1941 was een poging van Japan om zijn invloed in de Stille Oceaan uit te breiden en de Amerikaanse macht in de regio te neutraliseren. Dit bracht de Verenigde Staten in de oorlog en leidde uiteindelijk tot de nederlaag van Japan na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki in 1945.
Hoewel deze landen een gemeenschappelijke vijand in de geallieerden hadden en hun allianties versterkten via verdragen zoals het Anti-Kominternpact, een verdrag om het communisme in te dammen, hadden ze ook verschillen. Japan was bijvoorbeeld minder geïnteresseerd in het Europese theater van de oorlog en richtte zich voornamelijk op Azië en de Stille Oceaan. Duitsland en Italië deelden echter een grotere geopolitieke interesse in Europa en Noord-Afrika. Bovendien waren de raciale ideologieën van nazi-Duitsland unieker in hun extremiteit vergeleken met die van Italië en Japan, hoewel racisme en etnisch nationalisme ook in deze landen aanwezig waren.
De strijd in Europa
De Tweede Wereldoorlog begon op 1 september 1939 toen Nazi-Duitsland, onder leiding van Adolf Hitler, Polen binnenviel als onderdeel van zijn Lebensraumpolitiek. Dit leidde tot een snelle reactie van Groot-Brittannië en Frankrijk, die Duitsland de oorlog verklaarden. Om een tweefrontenoorlog te voorkomen, sloot Duitsland op 23 augustus 1939 het Molotov-Ribbentrop Pact met de Sovjet-Unie. Dit verdrag beloofde een non-agressie tussen beide landen en verdeelde Oost-Europa in invloedssferen.
In de beginjaren van de oorlog paste Duitsland de Blitzkrieg-tactiek toe, een strategie van snelle en verrassende aanvallen. Deze tactiek leidde tot de snelle verovering van Nederland, België en uiteindelijk Frankrijk in juni 1940. De Franse strijdkrachten werden overweldigend verslagen door de goed gecoördineerde aanvallen van Duitse troepen. Maar nazi-Duitsland beschikte nog niet over voldoende grondstoffen. Het wilde meer. Daarom besloot Hitler ook de Sovjet-Unie aan te vallen en het Molotov-Von-Ribbentroppact op te zeggen.
In juni 1941 lanceerde Duitsland Operatie Barbarossa, een enorme aanval op de Sovjet-Unie. Deze aanval begon eerst succesvol, maar de harde Russische winter en zware Sovjetweerstand verzwakten de Duitse opmars. Maar 1942 markeerde een belangrijk keerpunt in de oorlog. De Slag bij Stalingrad, een van de bloedigste veldslagen in de geschiedenis, eindigde in februari 1943 met een verpletterende nederlaag voor Duitsland. Dit was het begin van het terugtrekken van Duitse troepen uit Oost-Europa.
Op 6 juni 1944, D-Day, landden geallieerde troepen in Normandië, Frankrijk. Dit markeerde het begin van de bevrijding van West-Europa. De geallieerden voerden een offensief uit dat leidde tot de verovering van Parijs en uiteindelijk de nederlaag van Duitsland. Op 8 mei 1945 capituleerdeCapitulatie is overgave. Duitsland officieel, waarmee een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog in Europa.
De strijd in Oost-Azië
De oorlog in Oost-Azië had zijn wortels in de toenemende Japanse agressie in de regio, die al in de vroege jaren 1930 begon met de invasie van Mantsjoerije. Deze actie markeerde het begin van Japans streven naar controle over heel Azië. Mantsjoerije werd omgedoopt tot Mantsjoekwo, een marionettenstaat die onder volledige Japanse controle stond. De westerse wereld, vooral de Volkenbond, veroordeelde deze actie, maar ondernam geen significante stappen om Japan te stoppen, wat Japan aanmoedigde om verder te gaan met zijn expansionistische beleid.
De Tweede Chinees-Japanse Oorlog, die in 1937 begon, was een direct gevolg van deze expansie. De Japanners vielen China binnen en pleegden talloze wreedheden, zoals het al genoemde Bloedbad van Nanking, waar naar schatting 200.000 tot 300.000 Chinese burgers en krijgsgevangenen werden vermoord. Deze oorlog, die duurde tot het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945, was een van de bloedigste in de geschiedenis en veroorzaakte miljoenen doden, voornamelijk onder de Chinese bevolking.
De Japanse expansie leidde uiteindelijk tot de aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941. Deze verrassingsaanval op de Amerikaanse vlootbasis op Hawaï was bedoeld om de Amerikaanse marine uit te schakelen en Japan de vrije hand te geven in Azië. In plaats daarvan bracht het de Verenigde Staten in de oorlog, wat uiteindelijk leidde tot de nederlaag van Japan. De oorlog in de Stille Oceaan werd gekenmerkt door enkele van de grootste en meest verwoestende zeeslagen in de geschiedenis, zoals de Slag bij Midway en de Slag om de Filipijnenzee.

Bron 21. De atoombom die op Nagasaki werd geworpen. De paddenstoelwolk laat de omvang zien van de explosie. Onderaan zie je het vaste land. De radioactieve wolk afkomstig van de bom kwam zelfs boven de wolken uit.
De strijd in Oost-Azië eindigde pas na de verwoestende atoombommen op Hiroshima en Nagasaki in augustus 1945. Deze aanvallen, de eerste en enige keer dat kernwapens of massavernietigingswapensWapen dat in korte tijd een groot aantal slachtoffers veroorzaakt. in oorlog zijn gebruikt, dwongen Japan tot overgave. Keizer Hirohito maakte deze beslissing om verdere vernietiging van Japan te voorkomen, en op 2 september 1945 ondertekende Japan de onvoorwaardelijke overgave aan boord van het slagschip USS Missouri, waarmee de Tweede Wereldoorlog officieel ten einde kwam.
Jodenvervolging
Al snel na Hitlers machtovername en de daaruit voortkomende inrichting van de samenleving naar nationaalsocialistisch ideaal, begonnen Joden het moeilijk te krijgen in nazi-Duitsland. De vervolging van de Joden door de nazi’s vond plaats in verschillende fasen, waarbij de escalatie steeds gruwelijker werd. In de jaren voorafgaand aan de oorlog, begonnen de nazi’s met het systematisch uitsluiten van Joden uit het openbare leven in Duitsland. Dit begon met de Neurenberger Wetten van 1935, die Joden hun burgerrechten ontnamen en gemengde huwelijken tussen Joden en niet-Joden verboden.
Met de Kristallnacht in november 1938 bereikte het geweld tegen Joden een nieuw hoogtepunt. Tijdens deze nacht werden synagogen in brand gestoken, Joodse winkels vernield, en duizenden Joden via razzias Een razzia is een door de politie of het leger uitgevoerde drijfjacht met het doel groepen mensen op te pakken. In deze context vaak gericht tegen Joden. gearresteerd en naar concentratiekampen gestuurd. Dit was een voorbode van wat later de Holocaust zou worden genoemd.
Tijdens de oorlog breidde de vervolging zich uit naar bezette gebieden, zoals Nederland. In 1942 begon de “Endlösung,” het nazi-plan bedacht tijdens de Wannseeconferentie om alle Joden in Europa uit te roeien. Miljoenen Joden werden gedeporteerd naar vernietigingskampen zoals Auschwitz en Sobibor, waar ze werden vermoord in gaskamers. In Nederland werden meer dan 100.000 Joden, waaronder de bekende Anne Frank, naar dergelijke kampen gestuurd. Slechts een klein aantal overleefde de Holocaust.
De bezetting van Nederland
Nederland werd op 10 mei 1940 door nazi-Duitsland binnengevallen. De Duitse bezettingEen gebied met militaire middelen innemen en overheersen., die tot mei 1945 zou duren, was een donkere periode in de Nederlandse geschiedenis. Onder leiding van Arthur Seyss-Inquart, de Reichskommissar voor Nederland, werden alle aspecten van het leven in Nederland gecontroleerd door de nazi’s. In eerste instantie bedoeld om het ‘broedervolk de Nederlanders’ onderdeel uit te laten maken van het Duitse Rijk. Hierdoor leek het alsof Nederland een zware bezetting gespaard zou blijven. Het openbare leven ging door en de industrie profiteerde zelfs. Maar al snel werd na Duits voorbeeld Joodse burgers gediscrimineerd. Ze kregen een verbod om zich in openbaren ruimten te bevinden. Joden moesten zich kenbaar maken door een gele ster te dragen en met een J in het paspoort. Hun bezittingen werden in beslag genomen en velen werden gedeporteerd naar concentratiekampen zoals Westerbork en later de vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor. En toen nazi-Duitsland aan de verliezende hand was, moest ook de Nederlandse economie zich volledig richten op het in standhouden van de Duitse oorlogseconomie. Daarom werden duizenden jonge mannen naar Duitsland gedeporteerd om daar in fabrieken te werken. Sommige kwamen nooit meer terug!
Bron 22. Hitler over vreemde elementen in de samenleving. De video laat een goed beeld zien van de Jodenhaat uit de jaren dertig.
Een van de meest tragische aspecten van de Duitse bezetting was de Hongerwinter van 1944-1945. Door een gebrek aan voedsel en brandstof stierven duizenden Nederlanders aan de gevolgen van ondervoeding en kou. De Nederlandse bevolking leed enorm onder de bezetting, en hoewel er verschillende verzetsgroepen actief waren, zoals de ondergrondse pers en sabotageacties, was het gevaarlijk om openlijk tegenstand te bieden. Veel verzetsstrijders werden opgepakt en geëxecuteerd.
De bevrijding van Nederland begon in september 1944 met Operatie Market Garden, een grootschalige operatie van de geallieerden om via Nederland Duitsland binnen te vallen. Hoewel de operatie gedeeltelijk faalde, leidde het uiteindelijk tot de bevrijding van het zuiden van Nederland. Het noorden van Nederland werd pas in mei 1945 bevrijd, na de capitulatie van de Duitse troepen in Nederland.
In Nederlands-Indië, dat in 1942 door Japan werd bezet, was de situatie anders. De Japanners voerden een harde koloniale politiek, waarbij ze probeerden de inheemse bevolking voor hun kar te spannen tegen de Europese kolonisten. Veel Nederlanders, vooral degenen die in overheidsfuncties of het leger werkten, werden geïnterneerd in kampen, waar de omstandigheden vaak erbarmelijk waren. Tegelijkertijd probeerden de Japanners de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging te gebruiken om hun eigen belangen te bevorderen. Dit resulteerde in een complexe dynamiek waarin de Indonesische nationalisten aanvankelijk samenwerkten met de Japanners in de hoop op onafhankelijkheid, maar zich later realiseerden dat de Japanse bezetting even onderdrukkend was als de Nederlandse overheersing.
De roep om Indonesië!
De Japanse bezetting van Nederlands-Indië had een directe invloed op de onafhankelijkheidsbeweging in Indonesië. Tijdens de bezetting hadden de Japanners de inheemse bevolking aangemoedigd om zich voor te bereiden op zelfbestuur, hoewel dit in de praktijk vooral bedoeld was om de Japanse oorlogsinspanningen te ondersteunen. Nationalistische leiders zoals Soekarno en Hatta werden door de Japanners ingezet om propaganda te verspreiden, maar zij zagen in de Japanse nederlaag een kans om de onafhankelijkheid te verkondigen.
Na de Japanse overgave in augustus 1945, ontstond er een machtsvacuüm in Indonesië. Dit was het moment waarop Soekarno en Hatta op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid van Indonesië uitriepen, een daad die direct voortkwam uit de veranderde machtsverhoudingen na de Japanse bezetting. De onafhankelijkheidsverklaring leidde tot een periode van conflict, de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, waarin Indonesië vocht tegen de pogingen van Nederland om de controle over zijn kolonie te herstellen. Uiteindelijk erkende Nederland in 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië.
Verdiepingsstof: spanningen tussen de Geallieerden
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkten de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de Sovjet-Unie samen tegen de gemeenschappelijke vijand van de Asmogendheden. Echter, deze alliantie was in wezen een huwelijk uit noodzaak, gedreven door de dreiging van Hitler en zijn bondgenoten. De ideologische verschillen tussen de geallieerden waren groot en de spanningen tussen hen groeiden naarmate de oorlog vorderde.
De Sovjet-Unie, geleid door Stalin, was een communistische staat die streefde naar wereldwijde revolutie en de verspreiding van het communisme. Daarentegen waren de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk democratische landen met een kapitalistische economie, die wantrouwend stonden tegenover de Sovjet-ambities. Tijdens de oorlog kwamen deze verschillen duidelijk naar voren, vooral in kwesties zoals de toekomstige grenzen van Polen en de verdeling van invloedssferen in Europa.
Militair gezien waren er ook spanningen. De Sovjet-Unie was zwaar getroffen door de Duitse invasie en eiste voortdurend dat de westerse geallieerden een tweede front zouden openen om de druk op het Rode Leger te verlichten. Dit gebeurde uiteindelijk met de invasie van Normandië in juni 1944, maar de vertraging veroorzaakte wrevel bij Stalin, die het Westen ervan verdacht te willen wachten totdat de Sovjet-Unie was uitgeput.
De spanningen tussen de geallieerden bleven bestaan na het einde van de oorlog en leidden tot de Koude Oorlog, een periode van vijandigheid en wantrouwen die de wereld decennialang in zijn greep zou houden. De verschillen in ideologie en geopolitieke doelen tussen de Sovjet-Unie en de westerse mogendheden zouden leiden tot de opdeling van Europa, de wapenwedloop en verschillende conflicten over de hele wereld.




















