Tijdvak 4: Van stad tot staat, de late middeleeuwen
Hoofdvragen
Hoe heeft de opkomst van handel en ambacht de basis gevonden voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving tijdens de middeleeuwen?
Wat was de oorzaak voor de staatsvorming van verschillende Europese landen en welke rol speelden de middeleeuwse steden in dit proces?
Wat waren de oorzaken en de gevolgen van de strijd tussen de wereldlijke en geestelijke macht?
Op de ochtend van 14 oktober 1066, hing een zware mist over de velden van Hastings. Willem de Veroveraar, hertog van Normandië, stond op een heuvel en keek uit over zijn troepen. Zijn ogen glinsterden van vastberadenheid. Hij wist dat deze dag de loop van de geschiedenis zou veranderen.
Willem had zijn leger zorgvuldig opgesteld. De Normandische ridders, gehuld in glanzende maliënkolders, stonden klaar met hun zwaarden en speren. Boogschutters, met hun dodelijke precisie, wachtten op het bevel om hun pijlen te laten regenen op de Saksische linies. Willem zelf, gezeten op zijn strijdros, straalde een aura van onoverwinnelijkheid uit.
Aan de andere kant van het slagveld stond koning Harold II van Engeland, omringd door zijn huiscarls en fyrd. De Saksen hadden zich ingegraven op een strategische heuvel, hun schilden vormden een ondoordringbare muur. Harold wist dat hij zijn koninkrijk verdedigde tegen een formidabele vijand.
De strijd begon met een salvo van pijlen, die als een donkere wolk over het slagveld vlogen. De Normandische ridders stormden naar voren, hun strijdkreten weerklonken door de vallei. De eerste botsing was hevig en bloedig. Zwaarden kletterden tegen schilden, speren doorboorden harnassen, en de grond werd doordrenkt met bloed.
Willem, altijd in het heetst van de strijd, leidde zijn mannen met moed en strategie. Hij zag hoe zijn troepen aanvankelijk werden teruggedrongen door de Saksische muur van schilden. Maar hij was niet van plan op te geven. Met een listige glimlach beval hij zijn ridders om zich terug te trekken, alsof ze op de vlucht sloegen.
De Saksen, misleid door deze schijnbare terugtocht, verlieten hun verdedigende positie en achtervolgden de Normandiërs. Dit was het moment waarop Willem toesloeg. Hij gaf het bevel voor een tegenaanval, en zijn ridders draaiden zich om en vielen de nietsvermoedende Saksen aan. De Saksische linies braken, en chaos volgde.
In de verwarring werd koning Harold dodelijk getroffen door een pijl in zijn oog. Zijn dood markeerde het einde van de Saksische weerstand. Willem de Veroveraar had de slag gewonnen en zou spoedig de nieuwe koning van Engeland worden.
De mist trok op, en de zon scheen op het slagveld bezaaid met de lichamen van gevallen krijgers. Willem keek uit over zijn overwinning, wetende dat zijn naam voor altijd in de annalen van de geschiedenis gegrift zou staan.
Bron 1. Hertog Willem de Veroveraar van Normandië viel in 1066 Engeland binnen. Omdat hij in eerste instantie als bezetter werd gezien, moest hij maatregelen nemen om zijn heerschappij te verstevigen. Dat deed hij door staatsvorming en centralisatie. Willem beloonde mensen die trouw aan hem waren. Dat maakte dat hij op den duur als de rechtmatige vorst van England werd beschouwd.
- 13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
- 14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
- 15. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.
- 16. de expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten.
- 17. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
1. De opkomst van de middeleeuwse stad
- Kunt met enkele voorbeelden uitleggen waardoor de landbouwopbrengsten in de elfde eeuw toenamen.
Kunt uitleggen hoe bevolkingsgroei, specialisatie in beroepen en de opkomst van steden gevolgen waren van de toenemende voedselproductie in de landbouw. - Kent de gebieden in Europa waar de overgang van een agrarische samenleving naar een agrarisch-urbane samenleving begon.
- Kunt met voorbeelden van Vlaanderen en Italië beschrijven hoe de opkomst van handel en nijverheid leidde tot de opkomst van jaarmarkten en belangrijke havensteden in Europa.
- Kan uitleggen hoe en waarom burgers in de steden en mensen op het platteland door de opkomst van de steden meer vrijheid kregen.
- Kunt uitleggen hoe door de economische macht van de steden hun zelfstandigheid toenam.
- Kent de gevolgen van de opkomst van steden voor de machtsverhoudingen tussen de adel en de burgers en kan deze tevens verklaren (verdiepingsstof).
Steden: handel en nijverheid
- Leerdoelen
-
- Kunt met enkele voorbeelden uitleggen waardoor de landbouwopbrengsten in de elfde eeuw toenamen.
Kunt uitleggen hoe bevolkingsgroei, specialisatie in beroepen en de opkomst van steden gevolgen waren van de toenemende voedselproductie in de landbouw. - Kent de gebieden in Europa waar de overgang van een agrarische samenleving naar een agrarisch-urbane samenleving begon.
- Kunt met voorbeelden van Vlaanderen en Italië beschrijven hoe de opkomst van handel en nijverheid leidde tot de opkomst van jaarmarkten en belangrijke havensteden in Europa.
- Kan uitleggen hoe en waarom burgers in de steden en mensen op het platteland door de opkomst van de steden meer vrijheid kregen.
- Kunt uitleggen hoe door de economische macht van de steden hun zelfstandigheid toenam.
- Kent de gevolgen van de opkomst van steden voor de machtsverhoudingen tussen de adel en de burgers en kan deze tevens verklaren (verdiepingsstof).
- Kunt met enkele voorbeelden uitleggen waardoor de landbouwopbrengsten in de elfde eeuw toenamen.
- Extra uitleg
-
Steden: handel en nijverheid
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
In de middeleeuwen veranderde Europa langzaam van een samenleving waarin bijna iedereen op het platteland woonde en werkte, naar een landbouw-stedelijkesamenleving waarin naast landbouw ook steden zijn, waarin de bevolking leeft van handel en nijverheid. Deze verandering gebeurde niet zomaar, maar was het gevolg van allerlei ontwikkelingen. Belangrijke factoren waren verbeteringen in de landbouw, waardoor er meer voedsel werd geproduceerd, en de groei van handel en nijverheidHet met de hand of met eenvoudige gereedschappen produceren van goederen., die zorgde voor nieuwe beroepen en rijkdom.
Landbouw als belangrijkste bron
In de elfde eeuw begonnen boeren in Europa nieuwe technieken te gebruiken om meer voedsel te kunnen verbouwen. Een voorbeeld hiervan is het drieslagstelsel. In dit systeem werd het land in drie stukken verdeeld. Eén stuk werd in de lente ingezaaid, een ander in de herfst, en het derde stuk bleef braak liggen om de grond te laten herstellen. Het volgende jaar werd gerouleerd, zodat elk stuk land regelmatig rust kreeg. Door deze manier van werken konden boeren meer gewassen verbouwen en werd de oogst betrouwbaarder.
Daarnaast werden er betere ploegen en andere landbouwgereedschappen ontwikkeld, zoals de ijzeren ploeg die dieper in de grond kon ploegen dan de houten ploegen die daarvoor werden gebruikt. Ook werden er watermolens en windmolens gebouwd om het werk op de boerderij te verlichten, bijvoorbeeld door graan te malen. Deze verbeteringen zorgden ervoor dat de opbrengsten van de landbouw toenamen, waardoor er meer voedsel beschikbaar kwam.
Een dichtbevolkt Europa?

Bron 2. Al sinds de dertiende eeuw nam de bedrijvigheid in Kampen toe. Vissers, ambachtslui en kooplieden werkten vroeger in de stad aan de oevers van de IJssel. Kan jij het medium vinden waarmee het meeste handel werd gedreven?
Door de hogere landbouwopbrengsten werd er meer voedsel geproduceerd, wat leidde tot een bevolkingsgroei. Meer mensen konden gevoed worden, en dat betekende dat de bevolking van Europa groeide. Niet iedereen hoefde meer op het land te werken om in zijn levensonderhoud te voorzien, waardoor sommige mensen zich konden specialiseren in andere beroepen, zoals een ambachtBeroep waarbij een handwerker met gereedschap eindproducten maakt. of handelaar.
Deze specialisatie zorgde ervoor dat mensen steeds meer goederen gingen produceren die ze konden ruilen of verkopen. Hierdoor ontstonden er marktplaatsen waar mensen bij elkaar kwamen om te handelen. Op sommige plekken groeiden deze marktplaatsen uit tot steden, waar steeds meer mensen gingen wonen en werken. De steden werden centra van handel en nijverheid, en de economie begon zich steeds meer te richten op productie en handel, in plaats van alleen maar op landbouw.
De overgang naar een agrarisch-urbane Samenleving
De overgang van een agrarische naar een agrarisch-urbane samenleving begon in bepaalde gebieden in Europa, zoals Italië en Vlaanderen. De Italiaanse steden en daardoor de handel waren al vroeg in de middeleeuwen het meest ontwikkeld, aangezien hier al grote steden hadden bestaan. Italië had bijvoorbeeld al in de Romeinse tijd grote steden gehad en in de middeleeuwen groeiden steden zoals Venetië, Genua, en Florence uit tot belangrijke handelscentra. Elke stad specialiseerde zich in een ander handelsproduct. Zo groeiden deze steden uit tot ware financiële grootmachten.
In Vlaanderen, een gebied in het huidige België, groeiden steden zoals Brugge en Gent dankzij de productie van wol en laken. Deze steden hadden goede verbindingen over water, wat de handel bevorderde. Mensen begonnen in deze steden te wonen, omdat er werk was in de handel en nijverheid; en zo ontstond een nieuwe samenleving waarin niet iedereen meer op het platteland woonde, maar er nog wel afhankelijk van waren.
Handel, nijverheid en de opkomst van jaarmarkten
Door de groeiende handel ontstond er een behoefte aan plekken waar handelaren uit verschillende gebieden elkaar konden ontmoeten. JaarmarktenEen of enkele malen per jaar spreken stedelingen een markt- of handelsperiode af voor handelaren. waren een belangrijk gevolg hiervan. Op deze markten kwamen handelaren en ambachtslieden van ver om hun waren nijverheidsproducten te verkopen en te ruilen. Een bekend voorbeeld van zo’n jaarmarkt was die van Champagne in Frankrijk, waar handelaren uit heel Europa naartoe kwamen.
Naast de jaarmarkten werden er ook belangrijke havensteden opgericht of uitgebreid, zoals Venetië en Lübeck. Deze steden hadden een gunstige ligging voor de handel over zee en werden rijk door de handel in goederen zoals specerijen, zijde, en andere luxeproducten uit ‘het Oosten’. Sommige handelssteden of handelaren gingen samenwerken. Zij vormden een zogeheten ‘Hanze’. Hierdoor kreeg de handel in Europa steeds vaker een internationaal karakter in plaats van lokaal.
De vrijheden van een stad
De opkomst van steden bracht ook meer vrijheid met zich mee voor zowel de burgerIn de middeleeuwen de inwoner van een stad. in de stad als de boeren op het platteland. In de steden waren de burgers vaak georganiseerd in gildes, een soort beroepsverenigingen voor ambachtslieden en handelaren. Deze gildes regelden de handel en de productie in de stad en zorgden ervoor dat hun leden beschermd waren tegen onrechtvaardige regels of concurrentie van buitenaf.
Burgers in de steden kregen vaak het recht om hun eigen bestuur te kiezen en belastingen te heffen. Ze waren niet meer volledig afhankelijk van de lokale adel en konden hun eigen regels maken. Deze zogenaamde stadsrechtenDocument waarin de voorrechten van een stad en haar inwoners zijn vastgelegd. werden niet vrijblijvend gegeven. Stadsbesturen moesten hier flink voor betalen. Soms eenmalig, andere keren periodiek. Zo kon het recht om een eigen rechtspraak, leger of de aanleg van stadsmuren worden afgekocht bij de plaatselijke adel; die oorspronkelijk dat recht van de koning hadden gekregen. Maar steden hadden zo’n betaling er graag voor over, aangezien dit zorgde voor meer zelfstandigheid en vrijheid. In sommige gevallen kochten steden hun volledige vrijheid en waren zo niet meer gebonden aan de heer van een gebied. Dit gaf de burgers in de steden meer macht en invloed, omdat ze geen verantwoording meer hoefden af te leggen. In sommige gevallen werden steden zelfs zo machtig dat ze een belangrijke rol gingen spelen in de politiek van het land. Voor veel steden was dat de vorm van vrijheid die nagestreefd moest worden.
Op het platteland kregen boeren ook meer vrijheid. Veel boeren waren in de vroege middeleeuwen horigen, wat betekende dat ze verplicht waren om op het land van een heer te werken en een deel van hun oogst af te staan. Maar door de groei van de steden en de vraag naar arbeid konden sommige boeren naar de stad verhuizen, waar ze meer vrijheid hadden. Hierdoor verloren de heren op het platteland een deel van hun macht.
Verdiepingsstof: Adel en burgers
De opkomst van de steden had grote gevolgen voor de machtsverhoudingen in de samenleving. In de vroege middeleeuwen hadden de edelen de meeste macht, omdat zij het land bezaten en de boeren onder hun controle hadden. Maar met de groei van de steden kregen de burgers steeds meer invloed.
Burgers in de steden werden rijk door handel en nijverheid, en met die rijkdom kwam ook politieke macht. Steden konden legers betalen, en sommige steden gingen bondgenootschappen aan met andere steden om hun belangen te verdedigen. De adel moest steeds meer rekening houden met de burgers, die nu een belangrijke machtsfactor waren geworden.
In sommige gevallen leidde dit tot conflicten tussen de adel en de steden. De edelen wilden hun macht behouden, terwijl de steden hun zelfstandigheid wilden vergroten. Deze strijd tussen adel en burgers bepaalde voor een groot deel de politieke ontwikkelingen in de latere middeleeuwen.
2. De vorming van middeleeuwse staten
- Kunt uitleggen hoe de staatsvorming van Frankrijk plaatsvond en welke rol steden hierbij speelden.
- Kunt uitleggen waarom de groei van steden gevolgen had voor de verhoudingen tussen koningen, edelen en burgers.
- Kunt beschrijven hoe door de opkomst van staten de macht van de adel en het belang van het feodale stelsel afnam.
- Kunt uitleggen waarom standen en steden streefden naar particularisme en waarom de koning streefde naar centralisatie.
- Kunt uitleggen waarom de staatsvorming van Bourgondië mislukte (verdiepingsstof).
Staatsvorming in de middeleeuwen
- Leerdoelen
-
- Kunt uitleggen hoe de staatsvorming van Frankrijk plaatsvond en welke rol steden hierbij speelden.
- Kunt uitleggen waarom de groei van steden gevolgen had voor de verhoudingen tussen koningen, edelen en burgers.
- Kunt beschrijven hoe door de opkomst van staten de macht van de adel en het belang van het feodale stelsel afnam.
- Kunt uitleggen waarom standen en steden streefden naar particularisme en waarom de koning streefde naar centralisatie.
- Kunt uitleggen waarom de staatsvorming van Bourgondië mislukte (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
Staatsvorming in de middeleeuwen
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
In de middeleeuwen was Frankrijk niet één groot, machtig land zoals we het nu kennen. Het was een verzameling van verschillende gebieden, die elk werden bestuurd door lokale heren of edelen. Deze edelen hadden vaak meer macht dan de koning zelf. In deze tijd was het feodale stelsel erg belangrijk. Dit stelsel draaide om de relaties tussen de koning, de edelen en de boeren. De koning gaf land aan de edelen in ruil voor hun steun, vooral in tijden van oorlog. De edelen leenden weer delen van hun land aan ridders. Ook deze ridders leenden stukken land uit. Zo sijpelden de feodale verhouding diep door naar beneden in de samenleving. Maar waar eerst de leenmannen van een koning trouw waren, zagen koningen uit de late middeleeuwen steeds vaker ontrouw.

Bron 4. In de middeleeuwse stad kon veel geld verdiend worden door degenen die aangesloten waren bij een handelsvereniging of gilde. Dezen hadden dan ook veel macht, samen met het stadsbestuur. Die nieuwgevonden rijkdom zou ertoe leiden dat velen van hen de adel, de oorspronkelijke welvarenden, gingen nadoen.
Verschillende koningen uit Europa wilden hun macht teruggrijpen en teruggaan naar de oorsprong van het feodalisme: trouw aan de leenheer. Ze probeerden dit af te dwingen door een sterke staat te stichten en te centraliseren. Zo ook de Franse koning. Steden speelden een cruciale rol in de staatsvormingHet streven van vorsten naar een aaneengesloten grondgebied met een goed functionerend bestuur. van Frankrijk. Steden werden centra van handel en rijkdom en hierdoor kregen de burgers in de steden steeds meer invloed. De koningen zagen de groei van steden als een kans om hun eigen macht te vergroten, ten koste van de edelen. Door de steden te steunen en meer rechten te geven in ruil voor politieke, sociale en militaire steun, konden de koningen de edelen onder druk zetten en hun macht centraliserenCentralisatie is het streven van vorsten om hun grondgebied vanuit een hoofdstad te regeren..
Een voorbeeld hiervan is hoe Franse koningen hun macht vergrootten door belastingen te heffen op de handel in steden. Deze inkomsten stelden de koning in staat om een staand leger te financieren, iets wat de macht van de edelen verder ondermijnde. Voorheen waren de edelen namelijk verantwoordelijk voor het leveren van soldaten in tijden van oorlog. Met een eigen leger kon de koning de edelen minder afhankelijk maken en de controle over het land versterken.
Een keerpunt in de verhoudingen
De groei van steden had grote gevolgen voor de verhoudingen tussen koningen, edelen en burgers. De koningen zagen de stedelingenInwoners van een stad. als bondgenoten in hun streven naar meer macht. Terwijl de steden groeiden en rijker werden, probeerden de koningen hun macht te vergroten ten koste van de adel. Zo was een terugkeer naar het traditionele feodalisme niet meer mogelijk. Dit betekende dat de edelen hun traditionele aanspraak op de macht verloren.
Burgers in de steden begonnen zich ook meer bewust te worden van hun eigen kracht en invloed. Ze wilden niet langer onderworpen zijn aan de willekeur van edelen en zochten bescherming bij de koning. De koningen, op hun beurt, zagen dit als een kans om hun gezag te versterken. Door privilegesVoorrecht voor steden, gewesten of groep mensen. aan de steden te geven, zoals het recht om belastingen te innen of eigen wetten te maken, werden de steden trouwe bondgenoten van de koning. Dit zorgde ervoor dat de macht van de edelen verder afnam, omdat zij minder controle hadden over de steden en hun inwoners. Het was nu de de koning of de staat die macht en privilege vergaf. Hier werd dan ook de basis gelegd voor de staatsvorming in latere eeuwen.
Ambtenaar als nieuwe edelman
Met de opkomst van staten zoals Frankrijk, begon het belang van het feodale stelsel af te nemen als basis voor de koninklijke macht maar ook als basis voor wetgeving en recht. In plaats van afhankelijk te zijn van de edelen, begonnen koningen hun eigen ambtenaren en legers in dienst te nemen. De afname van de macht van de adel kwam ook door de groei van een centraal bestuur. De koningen stelden ambtenaren aan om hun rijk te besturen en lieten hen belastingen innen en uniforme wetten handhaven. Dit maakte de edelen steeds minder belangrijk in het bestuur van het land. Bovendien begon de koning zijn eigen rechtspraak te organiseren, wat ervoor zorgde dat de lokale rechtspraak van de edelen minder invloedrijk werd.
Centralisatie versus particularisme
In deze periode ontstond er een spanningsveld tussen centralisatie en particularismeDe strijd van edelen, steden en gewesten voor het behoud van privileges, tegen uniformering en centralisatie.. Centralisatie betekent dat de macht steeds meer wordt geconcentreerd in één punt, namelijk bij de koning. De koning wilde een sterk, verenigd koninkrijk creëren waarin hij de absolute macht had. Dat betekende dat op den duur niet alleen de adel macht verloor, maar ook de koning zijn nieuwe bondgenoten: de steden. De macht van beide partijen werden dan ook ingeperkt.
Aan de andere kant was er het particularisme, waarbij de edelen en steden juist hun eigen privileges en autonomie wilden behouden. Ze wilden niet dat hun rechten werden beperkt door de koning. Steden en edelen hadden vaak hun eigen wetten, regels en gebruiken; en ze waren vastbesloten deze te behouden. Dit zorgde ervoor dat de strijd tussen centralisatie en particularisme een belangrijk thema werd in de staatsvorming van Frankrijk.
De koning moest een delicate balans vinden tussen het centraliseren van zijn macht en het tevreden houden van de edelen en steden. Soms gaf hij bepaalde privileges op om vrede te bewaren. Maar over het algemeen streefde de Franse koning naar een sterk, gecentraliseerd bestuur. Dit was nodig om een stabiel en goed functionerend land te creëren.
Verdiepingsstof: Het mislukken van de staatsvorming van Bourgondië
Terwijl Frankrijk erin slaagde om een sterk gecentraliseerde staat te worden, liep het in Bourgondië anders. Het hertogdom Bourgondië was in de 15e eeuw een van de machtigste staten in Europa, met een rijk dat zich uitstrekte van de Nederlanden tot delen van het huidige Frankrijk. De hertogen van Bourgondië probeerden, net als de Franse koningen, hun macht te centraliseren en een sterke staat te creëren.
Maar de staatsvorming van Bourgondië mislukte uiteindelijk. Dit kwam door verschillende factoren.
- Ten eerste waren de hertogen van Bourgondië te afhankelijk van de steun van lokale edelen en steden, die hun eigen privileges en autonomie wilden behouden. Deze edelen en steden voelden weinig loyaliteit ten opzichte van de Bourgondische hertogen, wat het moeilijk maakte om een sterk, gecentraliseerd bestuur te vormen.
- Daarnaast was er veel externe druk op Bourgondië. Zowel Frankrijk als de Habsburgse keizers zagen Bourgondië als een bedreiging en probeerden het hertogdom te verzwakken. Dit leidde tot conflicten en oorlogen, die de interne stabiliteit van Bourgondië ondermijnden.
Uiteindelijk leidde de dood van Karel de Stoute, de laatste hertog van Bourgondië, tot het uiteenvallen van het hertogdom. Zijn dochter Maria van Bourgondië moest het hertogdom opgeven aan de Habsburgers en Frankrijk, wat het einde betekende van de Bourgondische staatsvorming.
3. ‘Deus Vult’: Omdat God het wil!
- Kent de verschillen tussen de wereldlijke en geestelijke macht.
- Kunt met voorbeelden uitleggen waarom en hoe de paus streefde naar vergroting van zijn macht.
- Kunt uitleggen waardoor en hoe het machtsstreven van de paus leidde tot het Oosters Schisma.
- Kunt uitleggen waardoor en hoe het machtsstreven van de paus leidde tot conflicten met de keizer en koningen, zoals de Investituurstrijd tussen keizer Hendrik IV en paus Gregorius VII
- Kunt de economische, politieke, sociale, culturele en religieuze oorzaken en gevolgen van de kruistochten beschrijven.
- Kunt een verband leggen tussen het Oosters Schisma en de kruistochten (verdiepingsstof).
Expansie van de christelijke wereld: kruistochten
- Leerdoelen
-
- Kent de verschillen tussen de wereldlijke en geestelijke macht.
- Kunt met voorbeelden uitleggen waarom en hoe de paus streefde naar vergroting van zijn macht.
- Kunt uitleggen waardoor en hoe het machtsstreven van de paus leidde tot het Oosters Schisma.
- Kunt uitleggen waardoor en hoe het machtsstreven van de paus leidde tot conflicten met de keizer en koningen, zoals de Investituurstrijd tussen keizer Hendrik IV en paus Gregorius VII
- Kunt de economische, politieke, sociale, culturele en religieuze oorzaken en gevolgen van de kruistochten beschrijven.
- Kunt een verband leggen tussen het Oosters Schisma en de kruistochten (verdiepingsstof).
- Extra uitleg
-
Expansie van de christelijke wereld: kruistochten
In het filmpje krijg je basisuitleg over het in de titel genoemde onderwerp.
In de middeleeuwen speelde de kerk een centrale rol in het leven van mensen. Niet alleen op religieus gebied, maar ook in de politiek had de kerk veel invloed. Om de gebeurtenissen van deze tijd goed te begrijpen, is het belangrijk om de verschillen tussen wereldlijke en geestelijke macht te kennen.
Wereldlijke versus geestelijke macht
Wereldlijke macht gaat over de politieke en juridische controle in een land of gebied. Dit is de macht die koningen, keizers en andere heersers hebben. Zij bepaalden de wetten en regeerden over hun onderdanen. Geestelijke macht daarentegen, draait om religieuze autoriteit. Deze macht lag bij de kerk, in het bijzonder bij de paus, die de leiding had over alle christenen in Europa.
In de middeleeuwen waren deze twee machten vaak met elkaar verweven. Koningen en keizers hadden geestelijke steun nodig om hun positie te bewijzen of legitimeren, terwijl de paus en andere kerkelijke leiders wereldlijke macht gebruikten om hun religieuze doelen te bereiken. Dit leidde regelmatig tot conflicten, omdat zowel wereldlijke heersers als geestelijke leiders hun invloed wilden uitbreiden.
De pauselijke macht
De paus was niet alleen de geestelijke leider van het katholieke geloof en de Katholieke Kerk, maar hij had ook veel invloed op wereldlijke zaken. De paus streefde naar vergroting van zijn macht om zo de Kerk sterker te maken en zijn positie te beschermen. Dit streven naar macht leidde tot verschillende belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis.
Een van de manieren waarop de paus zijn macht vergrootte, was door zich te mengen in politieke zaken. Hij benoemde bijvoorbeeld bisschoppen en andere kerkelijke functionarissen, die niet alleen religieuze, maar ook politieke macht hadden. Dit bracht hem echter in conflict met de keizer en koningen, die vonden dat zij het recht hadden om deze benoemingen te doen.
Een ander voorbeeld is de rol van de paus in de Eerste KruistochtEen gewapende strijd waar de paus het initiatief toe nam en die bedoeld was om de macht van de Kerk te vergroten.. Door op te roepen tot een heilige oorlog tegen de moslims in het Heilige Land, probeerde de paus niet alleen de islamitische expansie te stoppen, maar ook zijn eigen macht te versterken. De kruistochten gaven de paus de mogelijkheid om zijn invloed over de christelijke wereld te vergroten. Het was immers de paus die koningen en edelen kon dwingen om op kruistocht te gaan, onder dwang van uitsluiting van toegang tot de Hemel.
Het Oosters Schisma
Het streven van de paus naar meer macht leidde niet alleen tot conflicten met koningen en keizers, maar ook binnen het christelijke geloof zelf. In 1054 vond het Oosters SchismaEen afscheiding binnen de Kerk. plaats, waarbij de christelijke kerk werd opgesplitst in de rooms-katholieke kerk in het Westen en de orthodoxe kerk in het Oosten. Dit schisma was het gevolg van jarenlange spanningen tussen de paus in Rome, die zijn macht en invloed in het Byzantijnse Rijk probeerde uit te breiden door erkend te worden als de hoogste leider van de christelijke wereld en de patriarch van Constantinopel, de geestelijke leider van de oosterse kerk die vond dat hij geen gehoorzaamheid hoefde af te leggen aan de paus in Rome. De oosterse kerken vonden dat de paus slechts een van de vele patriarchen was. Dit leidde tot een breuk die tot op de dag van vandaag voortduurt.
Het Oosters Schisma had grote gevolgen voor de christelijke wereld. Het versterkte de rivaliteit tussen het Westen en het Oosten, en het zorgde ervoor dat de paus zijn macht in het Westen verder kon consolideren, terwijl de orthodoxe kerk haar eigen weg ging in het Oosten.
De Investituurstrijd
Een ander belangrijk conflict dat voortkwam uit het machtsstreven van paus Gregorius VII, was de investituurAan een nieuwe bisschop de symbolen van het bisschopsambt geven: ring, mijter en staf.strijd. Deze strijd draaide om de vraag wie het recht had om bisschoppen te benoemen: de paus of de keizer. De paus vond dat alleen hij dit recht had, omdat bisschoppen geestelijke leiders waren. Keizer Hendrik IV, aan de andere kant, zag bisschoppen als belangrijke politieke figuren in zijn rijk en wilde daarom zelf bepalen wie er benoemd werden.
De Investituurstrijd begon in de 11e eeuw en leidde tot een jarenlange machtsstrijd tussen Gregorius en Hendrik. Uiteindelijk werd de strijd beslecht met het Concordaat van Worms in 1122, waarbij werd afgesproken dat de paus het recht had om bisschoppen te benoemen, maar dat de keizer hierbij ook een rol mocht spelen. Deze strijd liet zien hoe groot de invloed van de paus was geworden en hoe belangrijk de relatie tussen kerk en staat was in de middeleeuwen.
De Kruistochten
De kruistochten waren een serie militaire expedities die plaatsvonden tussen de 11e en 13e eeuw. Ze werden georganiseerd door christelijke koningen en edelen, op verzoek van de paus, om het Heilige Land te bevrijden van de moslims en het Byzantijnse Rijk tegen hen te beschermen. De eerste kruistocht begon in 1095, nadat paus Urbanus II in Clermont opriep tot een heilige oorlog met de beroemde woorden “Deus Vult!” (God wil het!).
De oorzaken van de kruistochten waren divers. Religieuze overtuigingen speelden een belangrijke rol: veel mensen geloofden dat ze door te vechten in de kruistocht hun zonden konden vergeven en een plaats in de hemel konden verdienen. Iets waar de paus graag gebruik van maakte door te benadrukken dat vergeving ook het geval zou zijn. Daarnaast waren er ook politieke en economische motieven. Koningen en edelen zagen de kruistochten als een kans om hun macht uit te breiden en nieuwe gebieden te veroveren, met het vooruitzicht om grondstoffen te winnen in deze nieuwe gebieden. Zij vertrokken als kruisvaarders naar het ‘Heilige Land’ . Daarnaast vonden sommigen dat het Byzantijnse Rijk niet door de moslims veroverd mocht worden. Dan zou er een einde komen aan de oorsprong van de westerse cultuur; het laatste deel van het Romeinse Rijk.
De gevolgen van de kruistochten waren ingrijpend. Hoewel de eerste kruistocht succesvol was en Jeruzalem werd veroverd, waren de meeste latere kruistochten minder succesvol. Ze leidden tot veel bloedvergieten en verwoesting, en versterkten de vijandigheid tussen christenen en moslims. Bovendien droegen de kruistochten bij aan de groei van de macht van de paus, die zich nu als de leider van de christelijke wereld kon presenteren. Het had ook het gevolg dat Europa kennis maakte met exotische producten die de inwoners nog niet kenden. Daarnaast namen de kruisvaarders veel werken uit de klassieke oudheid en van Arabische oorsprong mee terug. Dit vormde dan ook de basis voor de latere Renaissance.
Verdiepingsstof: het Verband tussen het Oosters Schisma en de kruistochten
Er is een duidelijk verband tussen het Oosters Schisma en de kruistochten. Het schisma zorgde ervoor dat de westerse en oosterse kerken tegenover elkaar kwamen te staan. Door een kruistocht uit te roepen, liet de paus zien dat hij als leider van de christelijke wereld in staat was om ook wereldlijke leiders in actie te laten komen. Hij hoopte daarmee een duidelijk signaal af te geven aan de patriarchen van de Orthodoxe Kerk: ‘niet zij hadden de macht, maar hij’! Tijdens de kruistochten leidde dit tot spanningen tussen de kruisvaarders uit het Westen en de orthodoxe christenen in het Oosten. De kruisvaarders zagen zichzelf als de verdedigers van het christendom zoals verkondigd door de paus, maar hun acties in het Heilige Land en zelfs in Constantinopel, zoals tijdens de Vierde Kruistocht waarbij ze de hoofdstad van het Byzantijnse Rijk Constantinopel plunderden, maakten de kloof tussen de twee kerken alleen maar groter.
De kruistochten, die oorspronkelijk bedoeld waren om het christendom te verdedigen, droegen uiteindelijk bij aan de verdere verdeeldheid binnen de christelijke wereld. Dit toont aan hoe het streven naar macht en invloed, zowel door de paus als door wereldlijke leiders, kan leiden tot conflicten en blijvende gevolgen.
Literatuur
Asbridge, Thomas. The First Crusade: A New History. Londen: Simon & Schuster UK Ltd, 2004.
Rosenwein, Barbara H. A short History of the Middle Ages. Toronto: University of Toronto Press; 5e editie, 2018.
Tang, Frank. De middeleeuwen: een kleine geschiedenis. Amsterdam: Prometheus; 2e druk, 2017.