Bij geschiedenis leer je niet alleen over gebeurtenissen, jaartallen en belangrijke personen, maar ook over bronnen. Bronnen zijn spullen of teksten uit het verleden die we nu gebruiken om het verleden te begrijpen.

Napoleon Bonaparte. Keizer van Frankrijk, artillerie officier, despoot of verspreider van de democratie? Welke interpretatie kan worden gegeven aan de ongeschreven bron hier afgebeeld?
Primaire en secundaire bronnen
Er zijn twee soorten bronnen: primaire en secundaire bronnen. Primaire bronnen komen direct uit het verleden en zijn gemaakt door mensen die toen leefden. Soms worden ze bewust bewaard, zoals een standbeeld van Napoleon dat bedoeld was om zijn macht te laten zien. Maar soms worden ze per ongeluk bewaard. Denk bijvoorbeeld aan een oude wijnkruik die door een herbergier werd weggegooid in een put. Die kruik werd later opgegraven en zo kunnen wij nu iets leren over het leven van toen.
Secundaire bronnen zijn gemaakt door onderzoekers die het verleden willen beschrijven. Deze onderzoekers gebruiken vaak primaire bronnen om iets te vertellen over het verleden. Voorbeelden van secundaire bronnen zijn een biografie over Karel de Grote, een boek over de geschiedenis van Nederland, of een documentaire over een historische gebeurtenis. Zelfs je geschiedenisboek is een secundaire bron.
Geschreven en ongeschreven bronnen
Op toetsen krijg je vaak te maken met primaire bronnen. Daarom is het belangrijk om te weten hoe je die moet begrijpen. Er zijn twee soorten primaire bronnen: geschreven en ongeschreven bronnen.
Ongeschreven bronnen zijn voorwerpen uit het verleden, zoals wapens, schilderijen, foto’s of beelden. Deze bronnen bevatten geen tekst en het is soms lastig te achterhalen wat ze precies betekenen of waarvoor ze werden gebruikt. Daarom gebruiken historici ook geschreven bronnen.
Geschreven bronnen zijn teksten uit het verleden, geschreven door mensen die toen leefden. Deze teksten laten zien hoe de schrijver de wereld om zich heen zag. Dit noemen we het perspectief van de schrijver. Dit perspectief wordt beïnvloed door de tijd en de plek waar iemand leefde, ook wel standplaatsgebondenheid genoemd. Als je een bron bestudeert, moet je die altijd bekijken binnen de tijd waarin die gemaakt is (context). Je mag de bron niet beoordelen met je kennis van nu, want dat zou een fout zijn die we ‘anachronisme’ noemen.