De ontdekking van Indonesië en de Verenigde Oost-Indische Compagnie
Hoofdvragen van dit thema
Hoe onstond in de zestiende eeuw de Nederlandse handel in exotische producten?
Hoe heeft de beeldvorming over Indonesië uit de vijftiende en zestiende eeuw bijgedragen aan het verlangen naar exotische producten?
Hoe verliep de culturele en religieuze uiwisseling tussen de buitenlandse handelaren en de Indonesische bevolking?
Hoe organiseerde de Verenigde Oost-Indische Compagnie de handel in Aziatische producten in de zeventiende eeuw?
Wat waren de Indonesische en de VOC beweegredenen om een bondgenootschap aan te gaan en waardoor raakte de VOC in de achttiende eeuw in verval?
Ruim vierhonderd jaar geleden verschenen drie zwaar gehavende schepen in de haven van Amsterdam. Aan boord zaten negentig mannen die al 2,5 jaar thuis niet meer hadden gezien. Het was hen gelukt het vaderland weer te bereiken. In Amsterdam werden de mannen als helden onthaald. De wachtende mensen op de Amsterdamse kade vergaapten zich aan de exotische voorwerpen die de mannen mee naar huis hadden genomen. Vooral de gigantische vogel die de mannen mee hadden genomen trok de aandacht. Het beest met een keiharde kop, een snavel die iemands vingers eraf kon bijten en de felgekleurde veren stonden gelijk aan een sprookje dat werkelijkheid was geworden. De vogel was een geschenk geweest van de vorst van Bali. Een symbool van het geheimzinnige Oost-Azië. Die eerste reis naar Indonesië vormde de basis voor de 350 jaren aan Nederlandse overheersing die daarop zouden volgen. Maar heeft de Nederlandse overheersing dan zoveel sporen achtergelaten?
1. De Nederlandse zoektocht naar exotische producten
- Kan vanuit economisch en politiek oogpunt aangeven dat Nederlanders in de zestiende eeuw op zoek gingen naar specerijen in Oost-Indië
- Kent het verloop van de eerste ontmoeting tussen de Nederlanders en de Indonesische bevolking.
- Kan aangeven dat de Verenigde Oost-Indische compagnie werd gevormd om de winst in de specerijenhandel te vergroten.
- Leerdoelen
-
- Kan vanuit economisch en politiek oogpunt aangeven dat Nederlanders in de zestiende eeuw op zoek gingen naar specerijen in Oost-Indië
- Kent het verloop van de eerste ontmoeting tussen de Nederlanders en de Indonesische bevolking.
- Kan aangeven dat de Verenigde Oost-Indische compagnie werd gevormd om de winst in de specerijenhandel te vergroten.
- Extra uitleg
-
Vanaf 1595 vertrokken regelmatig schepen met kooplieden uit de haven van Amsterdam. Deze kooplieden moesten de weg naar Oost-Indië zien te vinden. Dat gebied stond bekend om exotische specerijen zoals kruidnagel, peper, nootmuskaat, foelie en kaneel, die vaak erg veel waard waren. De kooplieden hoopten dan ook veel winst te behalen met deze handel.
Handel in de Oost
De Nederlanders waren niet de enigen in het Oost-Indische gebied. De Portugezen hadden een monopolieIs een situatie waarin een product of dienst slechts door één partij mag worden aangeboden of wordt aangeboden op de specerijenhandel uit dit gebied. Door de oorlog tegen Spanje van 1568-1648 (de Tachtigjarige Oorlog) was het voor de Nederlanders lastig om handel te drijven met Portugal, dat toen onderdeel was van het Spaanse rijk. De Nederlanders wilden daarom het Portugese specerijenmonopolie doorbreken. Om dit te doen, gingen ze zelf specerijen ophalen. Ze stonden echter voor een probleem: er was weinig bekend over de route naar Oost-Indië. Door spionage bij de Portugezen wisten de Nederlanders ongeveer waar ze moesten zoeken: om Afrika heen en daarna over de Indische Oceaan, om vervolgens duizenden kilometers naar het noordoosten te varen.
Op 2 april 1595 vertrokken vier schepen vanuit Amsterdam naar het onbekende gebied: de Mauritius, de Hollandia, de Duyfken en de Amsterdam, onder leiding van Cornelis de Houtman (en Pieter Dirksz de Keyser). Zij hadden via Jan Huygen van Linschoten, die in Portugese dienst naar Azië was gereisd, informatie over de route ingewonnen. Ook de Fransen probeerden hetzelfde te doen, maar zij slaagden er niet in een succesvolle handelsroute te vinden. Na maanden van ontberingen kwamen de Nederlanders aan in Bantam, op het eiland Java. Daar aangekomen, bleken ze niet de eerste buitenlanders te zijn. Kooplieden uit heel Azië hadden zich in Bantam gevestigd. Op de drukke markten werden allerlei producten verkocht, zoals Chinees porselein, Japanse zijde, sabels, edelstenen, schildpadden en zelfs olifanten.
De Nederlanders probeerden contracten te sluiten met plaatselijke specerijenhandelaren, maar voor kapitein De Houtman ging dit niet snel genoeg. Hij gaf het bevel om de stad te beschieten, waarop de Nederlandse schepen het vuur openden.
Na de actie van kapitein De Houtman was het voor de Portugezen heel makkelijk om de plaatselijke bevolking tegen de Nederlanders op te stoken. De Houtman en zijn bemanning konden nog net levend ontsnappen. Ze besloten terug te varen naar het gewestDe naam voor een gebied onder het bestuur van een landsheer. In deze context een zelfstandig bestuurlijk gebied binnen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Vergelijkbaar met een provincie. Holland, want ook in Bali hadden ze geen succes gehad. Bij terugkomst in Amsterdam werden de verliezen geteld: van de 250 bemanningsleden waren er 160 overleden en de laadruimen waren leeg. Het enige resultaat was een handjevol peperkorrels.
In Amsterdam werd de expeditie van Cornelis de Houtman echter als een succes gezien. De Nederlanders hadden eindelijk een eigen route naar Oost-Indië gevonden! Nieuwe schepen werden uitgerust om uit te varen naar Java. Na dertien maanden kwamen ze terug, afgeladen met peper. Vanaf 1602 vertrokken 55 schepen naar het Indonesisch gebied en keerden terug met ruimen vol exotische goederen en specerijen. In enkele jaren werden de Portugezen naar de tweede plaats verdrongen; zij hadden niet langer het monopolieIs een situatie waarin een product of dienst slechts door één partij mag worden aangeboden of wordt aangeboden op de specerijen uit Oost-Indië.
Om meer winst te kunnen maken, werd in 1602 besloten dat alle kooplieden die op het Oost-Indische gebied wilden varen, samen moesten werken. Ze werden verenigd in één grote handelsonderneming: de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)De VOC was een handelsonderneming in de 17e en 18e eeuw die het monopolie had om handel te drijven, oorlog te voeren en verdragen te sluiten in Azië.. Van de Staten-GeneraalAfgevaardigden van de gewesten van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Zij vormden een vergadering waarin vertegenwoordigers van alle gewesten zaten. Deze vergadering bestuurde de buitenlandse politiek en de oorlogsvoering van de Republiek. kreeg de VOC het Nederlandse handelsmonopolie in Azië. Als een Nederlandse koopman wilde handelen in Azië, moest hij verplicht lid worden van de VOC. Anders mocht hij met zijn schepen niet eens in het Aziatische gebied komen. Met de winst van de VOC kon een deel van de oorlog tegen Spanje worden bekostigd. De basis was gelegd voor de latere overheersing van Indonesië.
2. Tropisch verlangen naar specerijen
- Kan aangeven dat de Europeanen uit de zestiende eeuw een mythisch beeld hadden van Indië en kan aangeven waar dit beeld vandaan kwam.
- Kent de economische beweegredenen van de Europeanen om naar Indië te varen.
- Kan aangeven dat Indonesië in de zestiende eeuw geen eenheid was.
- Leerdoelen
-
- Kan aangeven dat de Europeanen uit de zestiende eeuw een mythisch beeld hadden van Indië en kan aangeven waar dit beeld vandaan kwam.
- Kent de economische beweegredenen van de Europeanen om naar Indië te varen.
- Kan aangeven dat Indonesië in de zestiende eeuw geen eenheid was.
- Extra uitleg
-

Bron 4. Peper was heel kostbaar en geliefd in Europa. Het werd gebruikt als smaakmaker, hallucinerende drug, medicijn en conserveermiddel; heel belangrijk in een tijd waarin de geneeskunde weinig voorstelde en de koelkast nog niet was uitgevonden.
Het beeld dat de Europeanen hadden van Indonesië vanaf de zestiende eeuw tot aan de achttiende eeuw, veranderde voortdurend. Aan het einde van de zestiende eeuw was Indië voor Europeanen een mythisch land, dat rechtstreeks uit legenden en sprookjes leek te komen. Dat idee werd versterkt door de verhalen die de Arabieren meenamen naar Europa: ‘een land vol wonderbaarlijke wezens, bergen van goud en een paradijs bewaakt door een engel met een brandend zwaard’.
Spanje en Portugal
De Spanjaarden en Portugezen waren de eerste ontdekkingsreizigers die naar Oost-Indië voeren en de Indonesische eilanden ontdekten. Zij begonnen het Arabische beeld van Indonesië te veranderen. Al snel ontdekten de Spanjaarden en Portugezen dat de Indonesische eilanden rijk waren aan specerijen. Van de Molukken haalden ze kruidnagel. Op de Banda-eilanden stonden nootmuskaatbomen, die ook foelie leverden. Peper was breder verkrijgbaar: zowel op Java als Sumatra groeide de peperplant.
Rond het jaar 1600 werd Indonesië niet gezien als één geheel. Op de Indonesische eilanden leefden ongeveer 300 verschillende etnische groepenEen bevolkingsgroep met een eigen taal, gewoonten, opvattingen, geschiedenis en tradities. Vaak heeft een etnische groep een eigen fysiek uiterlijk., die in totaal 250 verschillende talen en dialecten spraken. Er was nooit een centraal rijk geweest dat alle eilanden overheerste. In een reeks eindeloze oorlogen en conflicten ontstonden kleine koninkrijkjes, vaak van elkaar gescheiden door uitgestrekte junglesEen bos dat zonder tussenkomst van mensen is ontstaan. Met jungle wordt vaak verwezen naar landen met een tropisch klimaat..
De naam Indonesië werd pas voor het eerst gebruikt in 1922. De handelaren van de VOC voeren naar Oost-Indië, maar zelfs die naam geeft een vertekend beeld. Wat wij tegenwoordig als Oost-Indië zien, is niet hetzelfde als wat de VOC daarmee bedoelde. Voor hen omvatte Oost-Indië heel Azië.
‘Uit Sumatra heeft koning Salomo zijn goud gehaald. Daar staat ook een fontein die balsemolie spuit. Maar als je op zoek gaat naar specerijen, diamanten en welriekende houten, pas dan wel op voor de vurige zwavelberg en gevaarlijke mannen met scherpe messen. Java heeft een overvloed van rijst, wierook, vee en prachtige stoffen. Maar ook daar wacht gevaarlijk volk, bruin van kleur dat sterk en dapper is, maar ook wreed en gevaarlijk. Nog verder weg liggen de Molukken, een ongezond land vol gevaar. Het is een kerkhof van kooplui die werden aangetrokken door de winst als motten door de vlam. Ook hier zijn de mensen niet te vertrouwen, maar de Molukken hebben grote rijkdommen, geurige kruiden en specerijen, prachtige bloemen en zoete vruchten. En daar bestaan vogels die meer staart zijn dan lichaam, zonder voeten en vleugels’.
3. De uitwisseling van ideeën
- Kan religieuze, economische en politieke verschillen tussen de verschillende Indonesische bevolkingsgroepen noemen.
- Kan aangeven dat vanaf 1300 mengculturen ontstonden op de Indonesische eilanden door de introductie van nieuwe godsdiensten.
- Leerdoelen
-
- Kan religieuze, economische en politieke verschillen tussen de verschillende Indonesische bevolkingsgroepen noemen.
- Kan aangeven dat vanaf 1300 mengculturen ontstonden op de Indonesische eilanden door de introductie van nieuwe godsdiensten.
- Extra uitleg
-
De bevolkingsgroepen op de Indonesische eilanden verschilden sterk in omvang, leefwijze, macht en rijkdom. Enerzijds vond je ‘primitieveEen bevolkingsgroep die nog samen met de natuur leeft, ook wel natuurvolk genoemd.’ samenlevingen in de regenwouden van Borneo en Sumatra. Anderzijds waren de landbouwsamenlevingen op Java rijk en machtig. Toch slaagde geen enkele samenleving erin om alle groepen te verenigen in één groot koninkrijk. Dit kwam deels door de handelsnederzettingen aan de kust, die zich niet makkelijk lieten veroveren. Zij konden hun rijkdom inzetten ter verdediging van hun nederzettingEen plaats met bebouwing waar mensen samenwonen.. In die nederzettingen waren vaak buitenlandse handelaren te vinden: Chinezen, Perzen, Arabieren, mensen uit India en later ook Europeanen.
De handelscontacten leidden tot uitwisseling van ideeën en godsdiensten. Handelaren uit India brachten het hindoeïsme naar Java en Bali. Vanaf 1300 begon de islam ook op te komen op Sumatra en later op Java. De meeste moslims op Java waren niet streng in de leer. Ze leefden de regels uit de Koran vrij losjes na en hielden vast aan hun eeuwenoude geloof in geheimzinnige krachten, goede en kwade geesten.
De Portugezen en Nederlanders brachten in de zestiende eeuw ook het christendom met zich mee. Het christendom was echter niet populair vanwege de ‘strenge’ leefregels. Bovendien deden de Europeanen niet aan actieve verspreiding van hun geloof, omdat dat tot problemen met de Indonesische moslimbevolking kon leiden, wat de handel zou schaden.
4. Het handelsnetwerk van de Verenigde Oost-Indische Compagnie
- Kan aangeven dat de VOC de alleenhandel op exotische producten probeerde te bemachtigen door de concurrentie uit te schakelen.
- Kent het verloop van de Bandaneze genocide.
- Kent de historische discussie die er heerst omtrent het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen en de bijbehorende beeldvorming over Coen
- Kan aangeven hoe inter-Aziatische handel de winst van de VOC maximaliseerde.
- Kan uitleggen dat met de vestiging van de VOC in Batavia, de Nederlanden een wereldeconomie kreeg en de rol van de inter-Aziatische handel daarin.
- Leerdoelen
-
- Kan aangeven dat de VOC de alleenhandel op exotische producten probeerde te bemachtigen door de concurrentie uit te schakelen.
- Kent het verloop van de Bandaneze genocide.
- Kent de historische discussie die er heerst omtrent het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen en de bijbehorende beeldvorming over Coen
- Kan aangeven hoe inter-Aziatische handel de winst van de VOC maximaliseerde.
- Kan uitleggen dat met de vestiging van de VOC in Batavia, de Nederlanden een wereldeconomie kreeg en de rol van de inter-Aziatische handel daarin.
- Extra uitleg
-
De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) pakte de handel in Indonesië slim aan. De handelscompagnie sloot handelscontracten met de plaatselijke bevolking, waardoor de VOC het recht kreeg specerijen van hen te kopen. Om die specerijenhandel veilig te stellen, besloot de VOC op verschillende punten op de handelsroute verdedigingswerken te bouwen. Dit begon met de verovering van het Portugese fort op het Molukse eiland Ambon. Toch zou het de VOC nooit lukken de Engelse, Spaanse, Portugese en Aziatische concurrentie in Indonesië uit te schakelen.
Wereldeconomie en genocide
Om de handel beter te organiseren, werd het hoofdkantoor van de VOC in 1619 op het eiland Java gevestigd in Batavia, het huidige Jakarta. Jan Pieterszoon Coen werd de gouverneur-generaalEen titel van de hoogste gezagsdrager in een kolonie / hoogste ambtenaar in de kolonie. van de handelsonderneming. De volgende stap om de handel beter te organiseren, was een monopolieIs een situatie waarin een product of dienst slechts door één partij mag worden aangeboden of wordt aangeboden. te verkrijgen op de specerijenhandel met de Indonesische stammen. Coen begon bij de Banda-eilanden.
De inwoners van de Banda-eilanden hadden meermalen beloofd aan de VOC dat zij alleen handel zouden drijven met de VOC. Van die belofte was echter niets terechtgekomen. Een bataljon van VOC-soldaten en kooplieden had in 1609 geprobeerd verhaal te halen, maar zij werden door de Bandanezen in de val gelokt en tot de laatste man vermoord. Jan Pieterszoon Coen wilde de Bandanezen een les leren: ‘bedrieg je de VOC, dan volgt vergelding’. Coen zette een strafexpeditie op. Hij overviel de Bandaneze bevolking, vermoordde de hoofdmannenEen hoofdman is de hoogste gezaghebber/leider van een primitieve bevolkingsgroep. en voerde de rest van de bevolking af als slaven. De Bandanezen die wisten te vluchten, stierven uiteindelijk aan hongersnood. Tegenwoordig wordt deze jacht op de Bandanezen beschouwd als genocideHet opzettelijk uitmoorden van een grote groep mensen, vaak uit een land of behorend tot een etnische groep.. Historisch gezien was de actie van Coen niet ongebruikelijk. Door de geschiedenis heen werd genocide vaak gebruikt als afschrikmiddel om bevolkingen te onderwerpen.
Van de Banda-eilanden trok Coen verder over de Molukken. In 1625 verjoeg hij alle Portugezen, Spanjaarden en Engelsen van de eilanden. De Nederlanders waren nu de enige Europeanen op de Molukken, waardoor de VOC de grootste handelsonderneming ter wereld werd.
Om de winst van de VOC te maximaliseren, introduceerde Jan Pieterszoon Coen inter-Aziatische handel. Winstgevende producten konden uit heel Azië worden gehaald, maar die moesten niet betaald worden met Nederlands geld. Aziatische producten werden opgehaald uit heel Azië en vervolgens doorverkocht in een ander Aziatisch gebied waar er vraag naar was. De winst die uit deze inter-Aziatische handel werd gehaald, kon dan worden gebruikt om producten te kopen die gewild waren in Nederland, zoals specerijen. Om de inter-Aziatische handel makkelijker te maken, werden door heel Azië handelsposten gesticht.
5. Bondgenootschappen en verval
- Kent de beweegreden van de VOC om een bondgenootschap aan te gaan
- Kent de beweegredenen van de Indonesische stammen om bondgenootschappen aan te gaan
- Kan 2 redenen geven voor het verval van de VOC.
- Leerdoelen
-
- Kent de beweegreden van de VOC om een bondgenootschap aan te gaan
- Kent de beweegredenen van de Indonesische stammen om bondgenootschappen aan te gaan
- Kan 2 redenen geven voor het verval van de VOC.
- Extra uitleg
-
De beweegredenen van de Indonesiërs om een bondgenootschap aan te gaan met de VOC waren tweeledig. Enerzijds kon een bondgenootschapDe samenwerking tussen twee verschillende landen of partijen. politiek voordelig zijn. De VOC kon helpen met ‘vervelende buren’ uit de weg ruimen. Anderzijds was een bondgenootschap economisch voordelig. De ‘blanken’ wilden specerijen zoals kruidnagel en peper, en de Indonesiërs wilden die wel leveren als zij er een vergoeding voor kregen.
Toch zagen de Indonesiërs deze bondgenootschappen als tijdelijke afspraken. Wanneer een bondgenootschap hen niet meer uitkwam, bijvoorbeeld door veranderende omstandigheden, verbraken ze de samenwerking. De VOC daarentegen beschouwde de bondgenootschappen als contracten zonder einde. Zodra een Indonesische stam een overeenkomst met de VOC had gesloten, mocht die niet meer worden opgezegd, op straffe des doods. De Bandanezen kwamen dat op een pijnlijke manier te weten.
Door deze bondgenootschappen ontstond er een scheve verhouding tussen de VOC en de Indonesische stammen op Java en de Molukken. De compagnie liet de stammen hun eigen zaken regelen en greep alleen in wanneer de ‘winst’ in gevaar kwam. De VOC mengde zich zo min mogelijk in interne Indonesische conflicten, omdat die vaak voordelig uitpakten. Deze twisten zorgden ervoor dat de prijs van specerijen daalde, waardoor de VOC deze goedkoper kon opkopen. Ze speelden de Javaanse vorsten tegen elkaar uit wanneer dat in hun voordeel was. De enige verplichting die de vorsten tegenover de VOC hadden, was het leveren van hout en rijst.
Rond 1700 kreeg de VOC te maken met belangrijke veranderingen. De prijs van specerijen daalde in die periode flink. Om de daling in winst op te vangen, introduceerde de VOC suiker en koffie op Java. Waarschijnlijk kwam dit te laat, want ondanks de populariteit van koffie in Europa, bleef de algehele winst van de VOC dalen en raakte de compagnie in verval. Er zijn twee belangrijke oorzaken voor dit verval:
- De VOC kreeg steeds meer last van concurrentie uit Groot-Brittannië en Frankrijk. De Britten organiseerden hun koffie- en theehandel veel efficiënter. Zij gebruikten snelle schepen, terwijl de Nederlanders bleven varen met logge handelsschepen. De aandeelhouders van de VOC waren echter niet bereid te investeren in de ontwikkeling van nieuwe, snellere schepen.
- Daarnaast werd de VOC bestolen door haar eigen personeel. Veel medewerkers gebruikten VOC-producten voor hun eigen privéhandel. In 1780 kwam de VOC in de rode cijfers. In 1799 waren de schulden zo hoog opgelopen dat de overheid de onderneming faillietEen onderneming of persoon kan niet meer aan zijn/haar betalingsverplichtingen voldoen. verklaarde en al haar bezittingen en schulden overnam.
Literatuur
Baardewijk, Frans van. Geschiedenis van Indonesië. Den Haag: Walburg Pers, 2006.
Blom, Hans. Geschiedenis van de Nederlanden. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff, 2005.
Haasse, Hella s. Indonesië: drie gezichten. Amsterdam: Elsevier, 1981. Leiden: KITLV Press, 1996.
de Jong, Joop. De waaier van het fortuin: de Nederlanders in Azië en de Indonesische archipel 1595-1950. Den Haag: Sdu Uitgevers, 1998.
Kinder, Hermann en Hilgemann, Werner. Atlas bij de wereldgeschiedenis: deel 1 van prehistorie tot Franse Revolutie. Baarn: SESAM uitgeverij, 2007.
Knaap, Gerri J. en Teitler, Ger. De verenigde Oost-Indische Compagnie: tussen oorlog en diplomatie. Leiden: KITLV Uitgeverij, 2002.
Kuipers, R.A. Bosatlas van de Wereldgeschiedenis. Groningen: Noordhoff uitgevers, 1999.
Nordholt, Henk Schulte. The spell of power: a history of Balinese politics 1650-1940. Leiden: KITLV Press, 1996.
Palmer, R. R., Colton, J., en Kramer, Loyd. A History of the Modern World. Boston: Mc Graw Hill, 2007.
Riessen, M.G. Nederland en Indonesië: Vier eeuwen contact en beïnvloeding. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000.