De ‘asocialenkampen’ in de Tweede Wereldoorlog
Nadat Adolf Hitler met zijn NSDAP in 1933 de macht greep in Duitsland, begon hij het ideaal van een ‘Volksgemeinschaft’ na te streven; de in zijn ogen perfecte samenleving. In deze nieuwe samenleving was geen plaats voor hen die niet voldeden aan het rassenideaal van de nazi’s. Zo werden Joden, zigeuners, Afrikanen en vele anderen via doorvoerkampen uiteindelijk naar vernietigingskampen verscheept; om daar op de meest gruwelijke wijze te sterven. Ook Nederland werd niet gespaard. Vele Nederlanders zouden weggevoerd worden, om nooit meer terug te keren. Niet iedereen werd gelijk afgevoerd om vernietigd te worden. Sommigen zouden in zogenaamde evacuatiekampen terechtkomen.
Evacuatiekampen waren geen doorvoerkampen zoals Westerbork of Vught, maar kampen waarin mensen alleen of soms met het hele gezin langere tijd woonden. Veel van de evacuatiekampen waren eerst werkkampen of buffers voor de doorvoerkampen. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werd een grote landelijke razzia gehouden. Onder het mom van gezinshereniging werden Joodse mannen in werkkampen over het hele land naar kamp Westerbork gebracht onder de leus: ‘evacuatie’. Na deze evacuatie van Joden, kwamen de asocialen in deze kampen terecht. Deze kampen kregen nu de titel van: Rijksevacuatiekamp. Dit waren 24 kampen voornamelijk in het Oosten van Nederland, die onofficieel de naam asocialenkampen kregen. Mensen leefden met het hele gezin in een gedeelte van een barak. Deze waren met schotten verdeeld, zodat ieder gezin wel zijn eigen plek had. De kampen waren vaak ver van de bewoonde wereld, omheind en het hek ging ’s avonds op slot.
Heropvoedingskampen
Er was veel begeleiding en controle in deze kampen, zo hield de kampleiding toezicht op het eten door de distributiebonnen te beheren. Vanaf mei 1943 kregen de kampen een tweede doel. Eerst werden ze nog voornamelijk als noodopvang gebruikt, later kregen de kampen ook een rol als heropvoedingskamp. Dit zijn kampen waar gevangenen door werk, propaganda en scholing worden ‘heropgevoed’ naar de ideologie van de gezaghebbers, in dit geval geïndoctrineerd met de nazistische ideologie. Mannen moesten verplicht aan het werk en vrouwen kregen hulp en les in het huishouden, met bijvoorbeeld naailessen of leerden haren knippen. Kinderen moesten naar de dorpsschool of gingen naar een internaat. Er waren internaten voor kinderen van 12 tot en met 14 jaar en voor 14 tot en met 18 jaar. De kinderen (maar ook al snel de volwassenen) uit het kamp kregen al snel een slechte naam in de nabijgelegen dorpen. Zij werden gepest en de gezinnen werden met een schuin oog aangekeken in de kerk.

Op 17 mei 1943 wordt een groep van ruim zeventig Joodse mannen uit kamp Vught naar kamp Amersfoort overgebracht voor graafwerkzaamheden bij de Infanteriekazerne. Ze worden streng gescheiden gehouden van de al snel weer binnenkomende gevangenen in Amersfoort, dragen gevangenenkleding, blijven administratief onder Vught vallen, en krijgen post en pakketten vanuit Vught doorgestuurd. Na zeven weken is het graven aan de pantserschietbaan klaar en gaan de mannen terug naar Vught. Hun vrouwen en kinderen zijn dan al weg met de kindertransporten. NIOD 65987
Naar Duitsland
In de twee laatste jaren van de oorlog riep de bezetter steeds meer mannen op uit de kampen voor de arbeidsplicht. Deze vorm van dwangarbeid stond bekend als ‘Arbeitseinsatz’. De nazi’s voerde dit in om de oorlogsindustrie te laten draaien. Mannen uit het hele Duitse rijk moesten naar Duitsland om te werken. Uiteindelijk zijn er ook zo’n half miljoen Nederlandse mannen tewerkgesteld in Duitsland. Veel van deze mannen zaten in een van de kampen voordat ze werden opgeroepen. Uiteindelijk waren in Nederland zoveel mannen uit de kampen opgeroepen dat er tegen het eind van de oorlog er bijna geen mannen meer in de kampen waren.
Asocialen in kamp Vught en Amersfoort
Net als vele andere groepen onder het nazibewind, werden ook asocialen vervolgd en later via doorvoerkampen naar concentratiekampen afgevoerd. In Nederland zaten de meeste asocialen in kamp Amersfoort, Vught en Erika (een kamp in Ommen). Het is lastig te zeggen om hoeveel mensen het precies gaat, maar waarschijnlijk waren er zo’n 2.700 asocialen verdeeld over deze drie kampen. Zo’n driekwart van de gevangen werd gedeporteerd naar andere kampen, de meeste mannen werden naar werkkampen gestuurd. Van de 1445 personen die het label asociaal hadden gekregen en in kamp Amersfoort en Vught hadden gezeten, zijn 654 geregisterd als vrijgelaten. Dat ze uit het kamp waren vrijgelaten, betekende niet dat zij ook echt vrij waren. Vaak werden zij meteen of niet veel later naar een werkkamp gestuurd.
Over vrouwelijke asocialen is aanzienlijk veel minder bekend. Wel is bekend dat er 70 vrouwen in kamp Vught hebben gezeten, nadat zij waren opgepakt in Rotterdam in 1943. Wie dit precies waren en wat er verder met hen is gebeurd is niet te achterhalen, behalve dat het voornamelijk om sekswerkers ging.
Sekswerkers en de straffen in Nederland
In het vooroorlogse Nederland waren losse regels over sekswerk, maar die werden tijdens de bezetting aangescherpt. Voor de oorlog waren bordelen in Nederland verboden en sekswerkers werkte onafhankelijk. In Duitsland was het andersom en waren er strenge regels rondom de officiële staatsbordelen. In de beginjaren van de oorlog lieten de Duitse bezetters het Nederlandse systeem intact, maar in 1943 kwamen er ook in Nederland officiële bordelen. Zodoende bleef sekswerk legaal, maar er kwamen wel strengere wetten om de verspreiding van soa’s te voorkomen.
Er waren regelmatig razzia’s waarbij ook veel sekswerkers werden opgepakt, waarna zij een verplichte controle op soa’s kregen. Sommigen mochten de uitslag thuis afwachten, anderen bleven in het ziekenhuis of moesten in kamp Vught afwachten. Bleek een vrouw een soa te hebben dan was zij verplicht een behandeling te ondergaan, maar mocht ze daarna weer naar huis. Deze ziekenhuisbezoeken werden bijgehouden en als bleek dat een vrouw meerdere keren een soa had gehad of een Duitse soldaat had besmet, was er een kans op strafrechtelijke vervolging. De straf hield vaak opsluiting in kamp Vught in. Ondanks dat kamp Vught voornamelijk als doorvoerkamp bekend stond, moest niet iedere sekswerker die in het kamp terecht kwam naar een ander concentratiekamp. Het kwam ook voor dat ze na haar gevangenisstraf weer vrijkwam.
Criminelen
De grootste groep mensen die de stempel asociaal hadden gekregen waren criminelen. Hun misdaden varieerden van handel in voedselbonnen tot het illegaal slachten van dieren. Het zelf slachten van dieren was voor de oorlog niet illegaal, maar was in de oorlog verboden om de gereguleerde distributie van eten te controleren. Een arbeidsbevel weigeren was ook illegaal, maar over het algemeen vielen de mannen die opgepakt waren, nadat ze een oproep tot arbeid hadden geweigerd, niet in de categorie asociaal. Vanaf het midden van de oorlog moesten mensen direct naar een concentratiekamp nadat zij waren opgepakt, in plaats van een rechtszaak af te wachten.
Kleurendriehoek in de concentratiekampen
Gevangenen in concentratiekampen werden in verschillende categorieën verdeeld die elk een eigen symbool en kleur hadden. De gevangen die bekend stonden als asociaal kregen de kleur zwart. Criminelen waren een eigen categorie binnen de groep asocialen en kregen een groene driehoek.
Asocialen werden in concentratiekampen harder aangepakt dan andere groepen. De heersende gedachte was dat zij niet wilde werken en kregen juist daarom de zwaarste dwangarbeid en daarbij komend dat ze ook harder werden aangepakt door het kamppersoneel. Asocialen waren ook niet populair onder de andere gevangenen, waardoor incidenten tussen de groepen vaak plaatsvonden. De overlevingskans van deze groep was klein in vergelijking met andere groepen. Zo stierven in kamp Flossenbürg 4 op de 5 gevangen die als asociaal bekend stonden.