Duitsland na de Eerste Wereldoorlog: Het ontstaan van de Republiek van Weimar, de eerste democratie
In 1918 verloor Duitsland de Eerste Wereldoorlog. In het land waren tegen het einde van de oorlog opstanden en revoluties ontstaan. Veel van de Duitse revolutionairen volgden het voorbeeld van de revolutie die in 1917 in Rusland was uitgebroken; waar nog tot aan 1922 een bloedige burgeroorlog werd uitgevochten die eindigde in het uitroepen van de Sovjet-Unie. In Duitsland kwam het niet zover. Met hulp van het leger werden de communistische revolutionairen de pas afgesneden. In plaats van een communistische heilstaat, kwam er een democratie. De democratie werd uitgeroepen in het rustige plaatsje Weimar, omdat het in Berlijn nog te onrustig en gevaarlijk was. Vandaar dat Duitsland de Republiek van Weimar ging heten. De hoofdstad van het land bleef gewoon Berlijn.
Een onrustige start
Die eerste democratie moest onder moeilijke omstandigheden starten. Het land moest bijvoorbeeld veel gebied inleveren aan omringende landen, als schuldbetaling voor het verlies van de Eerste Wereldoorlog. Die schuldbepaling was vastgelegd in het Vredesverdrag van Versailles. De nieuwe democratische regering was ook aanwezig geweest bij het teken van het vredesverdrag, maar had niet veel in te brengen bij het bepalen van de voorwaarden. Omdat Duitsland nu eenmaal de oorlog had verloren, ‘had het maar te tekenen’ volgens de gedachtegang van de meeste Franse, Britse en Belgische diplomaten.
Naast dat in het Verdrag van Versailles was opgenomen dat Duitsland grote gebieden aan o.a. Frankrijk, België en Polen verloor, moest het ook al zijn koloniën inleveren. Maar vooral de enorme som aan herstelbetalingen, die ook waren opgenomen in het Vredesverdrag van Versailles, viel Duitsland zwaar. Het zou tientallen jaren duren voordat het land aan de hoogte van de betalingen kon voldoen. In feite zijn de laatste betalingen pas in 2010 gedaan. Frankrijk wilde met deze hoge herstelbetalingen bereiken dat zijn buurland zich nooit meer kon ontwikkelen tot een sterk en welvarend land. Zo hoopte Frankrijk zich te ontdoen van zijn aartsrivaal; aangezien het als sinds 1871 met de Duitse eenwording en het uitroepen van het Duitse Keizerrijk moest concurreren met het land in politieke en economische zin. De vrede was een nederlaag en vernedering voor het eens zo machtige Duitsland.
Het gevoel van verraad: dolkstootlegende
In Duitsland hadden velen het idee dat alle opstanden en revoluties van 1918-1919 niet het gevolg, maar de oorzaak was van de nederlaag. In Duitsland zelf was niet gevochten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ook waren er niet veel tekenen geweest dat het slecht was gegaan met de oorlog, als gevolg van de propagandaboodschappen tijdens de oorlog. Degenen die met hun revolutie de keizer hadden gedwongen af te treden, hadden de nederlaag en alle daaropvolgende ellende veroorzaakt. Anderen gaven de – vaak van communisme beschuldigde – Joden de schuld. Die gedachte staat bekend als de Dolkstootlegende. Een legende omdat de werkelijke nederlaag wel degelijk is toe te schrijven aan de militaire overwinningen van de geallieerden en de vraag van de Duitse legertop om een wapenstilstand, om verdere verliezen te voorkomen.
Een deel van het gevoel van verraad mocht dan gebaseerd zijn op verdraaide feiten, de Duitsers hadden wel degelijk redenen om ontevreden te zijn met het Vredesverdrag van Versailles. Zo begrepen ze niet waarom ze de oorlog hadden verloren. Daarnaast vonden ze het oneerlijk dat Duitsland alle schuld voor de oorlog kreeg toegeschoven, waren ‘de meeste landen niet even uit geweest op oorlog als dat Duitsland was geweest’? Vooral de conservatieve elite – de adellijke landeigenaren, de oud-officieren uit het keizerlijke leger en bestuurders uit het keizerrijk – voelden een diepe haat richting het Verdrag van Versailles en beschouwden het als een misdaad dat de regering van de Republiek van Weimar dit ‘dictaat’ had geaccepteerd. Ze voelden überhaupt weinig voor een democratie. Ze droomden van weer een glorieus keizerrijk. Duidelijk mag zijn dat onder deze politieke, sociale en economische omstandigheden het een hele klus was een nieuwe democratische republiek op te bouwen.
Een bloeiende republiek
De eerste jaren van de nieuwe republiek bleken chaotisch. Vooral Amerika keek angstig naar het Europese vasteland. Aan het begin van de jaren twintig waren in Duitsland al de eerste geluiden te horen van een gewapend verzet tegen de ‘onderdrukkers van Versailles’. Men was er in de Verenigde Staten van overtuigd dat een nieuwe oorlog tot nog meer vernietiging zou leiden; en niemand was daarbij gebaad. Amerikaanse bankiers onder leiding van Charles G. Dawes schoten in 1924 het land te hulp met leningen: het Dawesplan. Mede dankzij dit plan bloeide de Duitse economie op. Daarnaast werden de spanningen met Frankrijk deels opgeheven, door slim politiek handelen van enkele Duitse diplomaten en regeringsambtenaren. De Republiek van Weimar beloofde weer aan de herstelbetalingen te voldoen. Die verzoeningspolitiek, waardoor de twee landen weer enigszins normaal met elkaar om konden gaan, leidde tot een relatieve rust in Europa.
Dankzij de opbloeiende economie werd Berlijn één van de aantrekkelijkste hoofdsteden van Europa. De stad had een toonaangevend uitgaansleven, de stad was geliefd bij artiesten en kunstenaars en in de vele universiteitsgebouwen werd wetenschap bedreven. In het parlement gaven democratische partijen er voorkeur aan om regeringen te vormen van coalities om zo de meerderheid te behalen. De sociaaldemocraten waren tot aan 1930 gemiddeld de grootste partij. Deze partij werd gevolgd door twee liberale partijen en een christendemocratische partij. Ook was er een conservatief-nationalistische partij met relatief veel aanhang. Maar ondanks dat de partij en aanhang niet een voorstander waren van de democratie, steunden ze soms toch wel eens een Weimar-regering.
Na 1932 zou de Republiek van Weimar afstevenen op een inperking van de democratie. Een jonge officier uit de Eerste Wereldoorlog zou daar verantwoordelijk voor zijn: Adolf Hitler.
Literatuur
Boterman, Frits. Moderne geschiedenis van Duitsland: 1800 tot heden. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers, 2011.
Simpson, William en Jones, Martin. Europe 1783-1914. New York: Routledge, 2010.