Het schip of het anker: digital history als publiekshistorisch medium, middel of inflatie van het historisch onderzoek
Geschiedenis als wetenschappelijk onderzoeksgebied heeft sinds de twintigste eeuw voor de vragen gestaan: ‘wat is het maatschappelijk belang van geschiedenis als onderzoeksgebied? Welke functie vervullen historici binnen de maatschappij? Zijn historici niet alleen bezig om voor elkaar te schrijven in plaats van een breder publiek’? In de negentiende en tot het einde van de twintigste eeuw was het overgrote deel van de gepubliceerde geschiedschrijving het werk van universitair geschoolde historici, maar een klein gedeelte werd geschreven door niet historici of ‘leken’.[1]
Met de jaren negentig van de twintigste eeuw bleek een einde aan te komen aan de universitaire monopoly van het geschiedkundig onderzoek.[2] Met de komst van de eerste webbrowsers groeide het aantal websites met een geschiedkundige insteek. Niet-historici creëerden websites over hun favoriete onderwerpen.[3] Wetenschappelijke tijdschriften begonnen artikelen online te publiceren. En het meest unieke was nog wel dat pre-digitale bronnen nu ook gedigitaliseerd konden worden.
Historici lopen achter binnen de digitaliseringsbeweging. Ze beginnen nu pas gebruik te maken van de digitale mogelijkheden. Het internet, of andere digitale omgevingen, als publicatie media worden langzaam afgetast naar de mogelijkheden waarop ze gebruikt kunnen worden om als echt vernieuwend beschouwd te worden. Een digitaal platform is niet vernieuwend als het niks anders is dan een boek gevangen achter een glazenscherm. Weinig wetenschappers zijn dan ook volledig ‘ondergedompeld’ in deze digitale wereld als onderzoeks- en publicatiemedium.[4] Enerzijds zou dit voort kunnen komen uit twijfel en angst gericht op deze nieuwe onderzoeksmogelijkheden. Anderzijds uit een gebrek aan vaardigheden die geassocieerd worden met digitaal onderzoek doen.
Het Schip
Digital History in de context van dit essay is het beste te omschrijven als ‘een manier om het verleden weer te geven, binnen de communicatieve technologieën van computers, internet en andere software systemen’.[5] Digital History is dus het gebruik maken van ‘alternatieve onderzoeksmethoden’ voor het gebruik in historisch onderzoek, als het vergeleken wordt met traditioneel historisch literatuur- en archiefonderzoek. Als er uitgegaan wordt van de Fien Danniaus definitie van publieksgeschiedenis: ‘historische onderzoeksmethoden niet geassocieerd met de traditionele onderzoeksinstellingen’; dan gaan Digital History en publieksgeschiedenis hand in hand.[6] Door gebruik te maken van nieuwe onderzoeksmethoden en presentatie mogelijkheden in historisch onderzoek, kan ditzelfde onderzoek makkelijker worden vertaald naar en gepubliceerd worden binnen het publieke domein.
Een ander voordeel binnen de digitalisering van historisch onderzoek is de beschikbaarheid van primair bronmateriaal. Zoals eerder is genoemd, vindt er een grootschalige digitalisering plaats van bronnen. Deze digitalisering vindt onder andere plaats bij archieven. Niet alleen digitaal bronmateriaal wordt toegankelijk en beschikbaar gemaakt op de websites van archieven en andere onderzoeksinstanties. Ook wordt pre-digitaal bronmateriaal gedigitaliseerd. Het gevolg van de digitalisering is tweeledig. Enerzijds doorbreekt de digitalisering de monopoliepositie van de historicus op historisch onderzoek. Archiefstukken kunnen nu door meerdere personen tegelijkertijd, op verschillende geografische posities worden geraadpleegd, in plaats van dat ditzelfde archiefstuk weken achterelkaar bezet werd gehouden door één onderzoeker. Anderzijds valt de controle en toezicht weg op hoe dit bronmateriaal wordt gebruikt in historisch onderzoek. Het gevolg is een toename van het aantal pseudo-historische onderzoeken door niet universitair geschoolde onderzoekers.
Het anker
De toename van het aantal pseudo-historische onderzoeken hoeft niet per se negatief te zijn. Er zijn veel niet-historici die meer kennis hebben van één specifiek historisch onderwerp dan een historicus verbonden aan een universiteit. Deze historicus weet niet alles over de verschillende aspecten van een Mark II tank, die ingezet werd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een niet-historicus die zich toelegt op alle aspecten van de tank beschikt dan over meer kennis. De historicus daarentegen heeft meer kennis van achterliggende ontwikkelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog; over de betekenis van de ontwikkeling van nieuwe oorlogstechnologieën en de druk die dat uitoefende op de economie in de oorlogvoerende landen.[7]
Het gevolg van pseudo-historisch onderzoek is dat er foutieve conclusies kunnen worden getrokken uit de gegevens of belangrijke ontwikkelingen over het hoofd worden gezien. Op het moment dat ditzelfde onderzoek wel gepubliceerd en gelezen wordt door een breed publiek op het internet, worden deze misconcepties door het publiek voor waarheid aangezien. Het gevolg is dat historisch onderzoek op de universiteit devalueert. Enerzijds in betrouwbaarheid. Anderzijds in kunde. ‘Waarom heb je een universitaire scholing nodig voor historisch onderzoek, als je met behulp van Wikipedia hetzelfde resultaat kan bereiken’? Deze visie op historisch onderzoek zorgt voor veel kritiek van historici op het digitaliseringsproces.[8] Echter de kritiek die geuit wordt, gaat voorbij aan het echte probleem.
Het probleem van digitale publieksgeschiedenis schuilt in de aanname dat door de digitalisering het vakgebied devalueert in de ogen van haar publiek.[9] Deze aannames worden vaak gedaan zonder enige vorm van onderzoek onder het publiek, of dit nou vergelijkend of meta-onderzoek betreft.[10] Het kritiek van Danniau op (digitale) publieksgeschiedenis is dan ook de eenzijdigheid van het onderzoek.[11] Vaak worden alleen de succesverhalen gepubliceerd.
Zinkend schip?
Gesteld zou kunnen worden dat digitale projecten binnen de publieksgeschiedenis met grotere problemen kampen.

Steeds vaker vervangt de Ipad het boek als leermiddel. Als een tablet een boek is, gevangen achter een glazen plaat; wat is dan de toegevoegde waarde van dit nieuwe leermiddel?
Een welbekende stelling is: ‘What happens on the internet lasts forever’. Deze stelling staat ver van de werkelijkheid af. Digitale bronnen zijn even vergankelijk als materiële bronnen. Vergankelijkheid zit besloten in de digitale bron. Software die bij updates niet meer gelezen kunnen worden. Opslagmedia waar geen hardware meer mee verenigbaar is. Zelfs het YouTube filmpje wat als bron gebruikt is, maar wegens auteursrechten schending verwijderd is.[12]
Digitalisering op grote schaal brengt ook gevaren van vergankelijkheid met zich mee. Het is dan ook maar de vraag of alles gedigitaliseerd moet worden; ook al schrijft Seefeld dat aan de digitalisering van het historisch onderzoek geen ontkomen aan is, kijkend naar de grootschalige educatie op universiteiten in digitale vaardigheden en het ontstaan van ‘digital born sources’.[13]
Een ander probleem van deze digital born sources is de herkomst en de daarmee verbonden auteursrechten. Voor makers van digitale projecten is het niet altijd even duidelijk waar de bronnen vandaan komen en in hoeverre de bronnen opengesteld zijn voor reproductie en aanpassing. Wanneer dit niet het geval is, kunnen de kosten al snel oplopen, aangezien voor elke bron auteursrechten vergoeding moet worden betaald.
Voor publieksgeschiedenis en gerelateerde projecten geldt naast de vergankelijkheid van digitale bronnen ook de vergankelijkheid van het project zelf. Als een digitaal project op het internet niet bijgehouden wordt, is de kans groot dat het op lange termijn niet meer verenigbaar is met nieuwe browsers of dat hyperlinks niet meer werken. De kans is ook groot dat de website één van de velen wordt, waardoor het voor bezoekers zoeken is naar een naald in een hooiberg op het moment dat ze specifiek naar het project zoeken.
Financiën spelen ook een grote rol bij de vergankelijkheid van een digitaal publieksgeschiedenis project. Een digitaal project heeft opstart kosten, maar ook onderhoudskosten zitten aan een project verbonden. Deze onderhoudskosten moeten ervoor zorgen dat de site bijgewerkt wordt. Wanneer de kosten de baten overstijgen, zal al snel besloten worden om het project te beëindigen of door te zetten met verlies. Particulieren zullen nooit voor deze laatste optie kiezen, aangezien deze bedrijven inkomsten moeten genereren uit de publieksgeschiedenis projecten.
Conclusie
De digitalisering van bronnen, archieven en historisch onderzoek betekende eind jaren negentig het einde van de universitaire monopoly van het historisch onderzoek. Enerzijds hebben de digitale middelen historisch onderzoek vergemakkelijkt; anderzijds ook gedevalueerd. Gesteld kan worden dat Danniaus visie op de digitalisering van het historisch onderzoek valide is: ‘er is niet onderuit te komen’.
Toch is het digitaliseringsproces niet zonder gevaren: vergankelijkheid, kosten, herkomst en betrouwbaarheid. Historici moeten echter niet tegen de stroom in willen zwemmen. Ze kunnen gebruik maken van de digitalisering van het historisch onderzoek en hier een leidende rol in spelen. De voorwaarden hiervoor zijn echter wel dat historici opgeleid worden in de kritische omgang met deze bronnen en de bijbehorende vaardigheden en gevaren, willen ze een leidende rol blijven spelen binnen het historisch onderzoek. En wellicht nog wel belangrijker, als een betrouwbare bron van informatie worden gezien.
Noten
[1] John Burrow, A History of Histories: Epics, Chronicles, Romances & inquiries from Herodotus & Thucydides tot he Twentieth Century (Londen: Penguin Books, 2007), 467-480.
[2] Douglas Seefeldt en William G. Thomas, ‘What is Digital History?’, In Perspectives on History (Mei 2009), https://www.historians.org/publications-and-directories/perspectives-on-history/may-2009/intersections-history-and-new-media/what-is-digital-history.
[3] Ibidem.
[4] Ibidem.
[5] Ibidem.
[6] Fien Danniau, ‘Public History in a Digital Context: Back tot he future or Back to Basics’, In Low Countries Historical Review 128 afl. 4 (2013), 118-144 aldaar 122-123.
[7] Roy Rosenzweig, ‘Should Historical Scholarship Be Free?’, In Perspectives on History (April 2005), https://www.historians.org/publications-and-directories/perspectives-on-history/april-2005/should-historical-scholarship-be-free.
[8] Danniau, Public History, 134.
[9] Ibidem, 134-135.
[10] Ibidem, 134.
[11] Ibidem, 134.
[12] Wolfgang Ernst, ‘Cultural Archive versus Technomathematical Storage’, In The Archive in Motion New Conceptions of the Archive in Contemporary thought and New Media Practices. (Oslo: Interface Media, 2010), 53- 76.
[13] Seefeldt, Digital History.
Literatuur:
Burrow, John. A History of Histories: Epics, Chronicles, Romances & inquiries from Herodotus & Thucydides tot he Twentieth Century. Londen: Penguin Books, 2007.
Danniau, Fien. ‘Public History in a Digital Context: Back tot he future or Back to Basics’. Low Countries Historical Review 128 afl. 4 (2013), 118-144 .
Enst, Wolfgang, ‘Cultural Archive versus Technomathematical Storage’. The Archive in Motion New Conceptions of the Archive in Contemporary thought and New Media Practices. (Oslo: Interface Media, 2010), 53- 76.
Rosenzweig, Roy. ‘Should Historical Scholarship Be Free?’. Perspectives on History (April 2005), https://www.historians.org/publications-and-directories/perspectives-on-history/april-2005/should-historical-scholarship-be-free.
Seefeldt, Douglas en William G. Thomas, William G. ‘What is Digital History?’. Perspectives on History (Mei 2009), https://www.historians.org/publications-and-directories/perspectives-on-history/may-2009/intersections-history-and-new-media/what-is-digital-history.